In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in België en preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam. De verdachte werd beschuldigd van diefstal in vereniging met geweld, gepleegd op 10 januari 2022 te Rotterdam. De rechtbank heeft de beschuldiging niet bewezen geacht, omdat uit het dossier onvoldoende duidelijk werd of de verdachte een rol had bij de diefstal en of deze rol van zodanig gewicht was dat hij als (mede)pleger kon worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat niet in voldoende overtuigende zin kan worden bewezen dat de verdachte medepleger is geweest van de diefstal met geweld, en spreekt de verdachte vrij.
Daarnaast hebben de benadeelde partijen, [slachtoffer01] en [slachtoffer02], vorderingen tot schadevergoeding ingediend. Aangezien de verdachte is vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, verklaart de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen. De rechtbank oordeelt dat er geen inhoudelijke beslissing kan worden genomen over de gevorderde schadevergoedingen, en veroordeelt de benadeelde partijen in de proceskosten, die tot nu toe zijn begroot op nihil. Dit vonnis is ondertekend door de voorzitter en de rechters, en uitgesproken op de openbare zitting.