ECLI:NL:RBROT:2022:9515

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
10-312386-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en diefstal met geweld in vereniging

Op 7 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte [verdachte01], die beschuldigd werd van poging tot doodslag in vereniging en diefstal met geweld in vereniging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 16 september 2021 in Rotterdam, waar de verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte01] en [medeverdachte02] betrokken was bij de beroving van het slachtoffer [slachtoffer01]. Tijdens de beroving werd het slachtoffer met geweld benaderd en beschoten, wat leidde tot een schotwond in zijn onderbeen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door gericht op het slachtoffer te schieten, een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel heeft aanvaard, wat de poging tot doodslag oplevert. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot moord, maar achtte de poging tot doodslag en de diefstal met geweld bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en moet een schadevergoeding van € 20.596,60 betalen aan het slachtoffer, [slachtoffer01].

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-312386-21
Datum uitspraak: 7 november 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1998,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsvrouw mr. T. Šandrk, advocaat te Rotterdam

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 oktober 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.J. du Croix heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van een poging moord;
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van een poging doodslag en het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van een diefstal met geweld;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering van het onder 1 ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 ten laste gelegde poging tot moord niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering van het onder 2 ten laste gelegde
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte voor beide ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken, nu niet kan worden vastgesteld dat hij aanwezig is geweest op de parkeerplaats waar het ten laste gelegde heeft plaatsgevonden. De afgelegde verklaringen en enkelvoudige fotoconfrontaties waaruit het tegendeel zou blijken zijn onbetrouwbaar en ongeloofwaardig en zouden niet voor het bewijs mogen worden gebruikt.
Subsidiair is vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde poging moord nu hier geen bewijs voor is. Ook is vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde poging doodslag, omdat er niet op het hoofd is geschoten en omdat gericht schieten op het onderbeen geen voorwaardelijk opzet op de dood oplevert.
4.2.2.
Beoordeling
Centraal in het onderzoek staat een beroving met geweld gepleegd tegen de aangever
[slachtoffer01] (hierna: [slachtoffer01] ) in de nacht op 16 september 2021 in Rotterdam aan de [adres02] . In een woning is op die avond een aantal mensen bijeen gekomen, waaronder [slachtoffer01] , de medeverdachte [medeverdachte01] (hierna: [medeverdachte01] ) en de getuige [getuige01] (hierna: [getuige01] ). Op enig moment heeft [medeverdachte01] gebeld naar de medeverdachte [medeverdachte02] (hierna: [medeverdachte02] ) om drugs te bestellen. [medeverdachte02] heeft de woning met twee andere mannen betreden. Over wat er zich precies in de woning heeft afgespeeld lopen de verklaringen uiteen, maar op enig moment hebben [slachtoffer01] en [getuige01] de woning verlaten, waarna ook [medeverdachte02] , de twee mannen en [medeverdachte01] de woning hebben verlaten. [slachtoffer01] is vervolgens op straat beroofd en heeft daarbij hoofdletsel en een schotwond in zijn been opgelopen.
Twee momenten
De rechtbank stelt vast dat in de beroving twee momenten zijn te onderscheiden.
Ten eerste is [slachtoffer01] op de parkeerplaats aan de [adres02] ingesloten en geslagen en geschopt door [medeverdachte02] , [medeverdachte01] en de twee mannen. Eén van de mannen had een pistool en heeft [slachtoffer01] met de kolf van dat pistool op zijn hoofd geslagen. [medeverdachte02] heeft het horloge van de pols van [slachtoffer01] getrokken.
Ten tweede werd [slachtoffer01] aangevallen en achtervolgd door de twee mannen. Eén van die mannen had een pistool in zijn hand. Op de beelden is vervolgens een schot te horen. [medeverdachte01] stond op dat moment enkele meters bij [slachtoffer01] vandaan. Zij liep naar [slachtoffer01] toe, terwijl zij iets riep en naar hem wees. De personen liepen het beeld uit en vlak daarna was weer een schot te horen. Op andere camerabeelden is te zien dat [slachtoffer01] na dat tweede schot op de grond viel en te horen is dat hij hard schreeuwde. Dat moet het moment zijn dat [slachtoffer01] door een kogel in zijn onderbeen is geraakt. Op de beelden is te zien dat één van de mannen over [slachtoffer01] heen boog en iets leek te pakken. [slachtoffer01] heeft in zijn aangifte verklaard dat op dat moment een groot geldbedrag werd weggenomen dat hij in zijn boxershort had verstopt. Uit de beelden blijkt dat [medeverdachte02] bij dit deel van de beroving niet aanwezig was, hij bevond zich op dat moment aan de andere kant van de parkeerplaats en liep weg.
Vervolgens is op de beelden te zien dat [medeverdachte01] in haar auto stapte en wegreed terwijl de twee andere daders wegliepen. [medeverdachte02] had [medeverdachte01] een straat verder tot stoppen gemaand en was bij haar in de auto gestapt. Zij zijn kort daarna door de politie aangehouden. In de auto van [medeverdachte01] is een zwart tasje van [medeverdachte02] aangetroffen. In dat tasje zijn pasjes op naam van [slachtoffer01] aangetroffen.
Betrokkenheid verdachte
[medeverdachte02] heeft in zijn verklaring ene Halil genoemd als één de twee mannen met wie hij in de woning kwam en die vervolgens een aandeel had in de beroving. Hij heeft daarbij het adres van de verdachte [verdachte01] (hierna: [verdachte01] ) genoemd. Op de plaats delict zijn voorts twee verschoten kogelhulzen aangetroffen. Op één van die hulzen is DNA van [slachtoffer01] en van [verdachte01] aangetroffen.
Daarnaast is een foto van [verdachte01] getoond aan [medeverdachte01] en heeft zij hem op die foto herkend als de schutter. De enkele omstandigheid dat die herkenning heeft plaatsgevonden op basis van een enkelvoudige fotoconfrontatie leidt er naar het oordeel van de rechtbank in dit geval niet toe dat die herkenning om die reden van het bewijs zou moeten worden uitgesloten. De rechtbank stelt vast dat de bewijswaarde van een enkelvoudige fotoconfrontatie in beginsel lager is dan die van een meervoudige fotoconfrontatie, tenzij de verdachte en de persoon die de herkenning uitvoert elkaar kennen. Dat is hier het geval, nu [medeverdachte01] in haar politieverhoor heeft verklaard dat zij degene die heeft geschoten wel vaker heeft gezien bij [medeverdachte02] . Daar komt bij dat de herkenning de belastende verklaring van [medeverdachte02] en het DNA-bewijs ondersteunt.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte01] de schutter is geweest. De alternatieve verklaring van [verdachte01] over zijn DNA, namelijk dat dit mogelijk op de kogelhuls is gekomen doordat hij een keer met het vuurwapen van [medeverdachte02] heeft gespeeld waarbij hij het magazijn eruit heeft gehaald, is op zichzelf al onaannemelijk en vindt overigens geen steun in het dossier.
Poging tot doodslag
[verdachte01] heeft gericht op [slachtoffer01] geschoten. [slachtoffer01] is door een kogel in zijn onderbeen geraakt. Het verweer dat daarmee een poging tot doodslag niet kan worden bewezen wordt verworpen. Naar het oordeel van de rechtbank levert het gericht schieten op iemand een poging tot doodslag op omdat daarbij steeds een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel aanwezig is, hier niet aan de orde zijnde uitzonderlijke omstandigheden daargelaten. De rechtbank weet dat er andersluidende jurisprudentie is, doch zij verenigt zich daarmee niet.
[verdachte01] heeft vanaf een relatief korte afstand geschoten op [slachtoffer01] terwijl hij samen met de onbekend gebleven man [slachtoffer01] achtervolgde en vasthield. Daarmee heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een slagader of (door bewegingen van [verdachte01] zelf of [slachtoffer01] ) andere vitale delen zou raken.
Verklaring [slachtoffer01]
Nu [slachtoffer01] niet op alle onderdelen consistent heeft verklaard, gebruikt de rechtbank zijn verklaring alleen voor zover die steun vindt in andere bewijsmiddelen. Met betrekking tot de diefstal van één of meer gouden kettingen is dat niet het geval, zodat de rechtbank dat onderdeel niet bewezen acht.
Voorwaardelijk verzoek
Door de verdediging is in de vorm van een voorwaardelijk verzoek verzocht om [slachtoffer01] als getuige te mogen horen. Omdat de voorwaarde – te weten het voor het bewijs gebruiken van de herkenning van [verdachte01] door [slachtoffer01] – niet is vervuld behoeft het verzoek geen verdere bespreking.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van poging tot doodslag en het onder 2 ten laste gelegde kan worden bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 16 september 2021 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven met een vuurwapen kogels heeft afgevuurd op of in de richting van die [slachtoffer01] , waarbij die [slachtoffer01] door voornoemde kogel in het been is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 16 september 2021 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een horloge, en een geldbedrag (van ongeveer € 15.000,00), en enig goed die aan [slachtoffer01] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- meermalen te slaan en stompen en trappen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer01] en
- meermalen met een vuurwapen te slaan op/tegen het hoofd van die [slachtoffer01] en
- die [slachtoffer01] naar de grond te trekken en
- met een vuurwapen kogels af te vuren op of in de richting van die [slachtoffer01] , waarbij die [slachtoffer01] door voornoemde kogel in het been is geraakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
poging tot doodslag terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
[verdachte01] heeft zich samen met drie anderen schuldig gemaakt aan een beroving met geweld waarbij door de verdachte ook op het slachtoffer is geschoten, hetgeen een poging tot doodslag oplevert. Het slachtoffer is de woning uit gevlucht en hij heeft geprobeerd om bij zijn auto te komen. Op de parkeerplaats werd hij ingesloten door de vier verdachten die vervolgens fors geweld hebben gebruikt. Bij het slachtoffer is een Rolex horloge – later bleek het om een replica te gaan – van zijn pols getrokken en er is een groot contant geldbedrag gestolen.
Een delict als het onderhavige heeft niet alleen een enorme impact op het slachtoffer maar versterkt ook de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. In het bijzonder van de bewoners van de flat die getuige zijn geweest van de beroving die op de parkeerplaats voor de flat plaatsvond. [verdachte01] heeft zich niets gelegen laten liggen aan de gevolgen van zijn handelen. Hij was kennelijk slechts uit op financieel gewin. Daarbij heeft hij niet geschroomd op het slachtoffer te schieten waardoor die gemakkelijk gedood had kunnen worden. Dat dat niet is gebeurd is een gelukkig toeval, niet aan enig toedoen van de verdachte gelegen. De rechtbank rekent hem dat zwaar aan. Het gaat om ernstige delicten waartegen streng dient te worden opgetreden.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
11 oktober 2022, waaruit blijkt dat de verdachte recent is veroordeeld voor een geweldsfeit.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer01] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 19.596,60 aan materiële schade en een vergoeding van € 17.583,- aan immateriële schade.
De materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • dertien dagen ziekenhuisopname à € 31,- = € 403,-;
  • eigen risico van de zorgverzekering, € 265,85;
  • ontvreemd contant geld, € 14.750,-;
  • ontvreemd replica Rolex horloge, € 177,75;
  • ontvreemde gouden ketting, € 4.000,-.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de immateriële schade en de materiële posten die zien op de medische kosten, het ontvreemde geld en het horloge. De waarde van de gouden ketting zou geschat moeten worden op een bedrag van € 1.000,-.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft in verband met de vrijspraak die is bepleit voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde geconcludeerd tot de niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in zijn vordering. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd ten aanzien van de schadeposten die zien op het eigen risico en het horloge. De post contante geld is onzeker en dient daarom te worden gematigd. De overige posten zijn betwist.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade
Zoals hiervoor is overwogen heeft de verdachte een aandeel in beide delen van de beroving gehad. Dit betekent dat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank verantwoordelijk kan worden gehouden voor zowel de geleden schade als gevolg van het schieten, alsook voor de geleden schade als gevolg van het wegnemen van de spullen. Nu de verdachte is vrijgesproken van diefstal van een gouden ketting, kan de vordering ten aanzien van dat onderdeel niet worden toegewezen.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet (voldoende gemotiveerd) is weersproken, zal de vordering waar die ziet op de medische kosten, het contante geld en het horloge worden toegewezen.
De benadeelde partij zal in de vordering ten aanzien van de kostenpost die ziet op de ketting niet-ontvankelijk worden verklaard.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit ook rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde op grond van artikel 6:106 BW recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, voor zover één van de in dit artikel (onder a-c) genoemde gevallen zich voordoet.
Artikel 6:106, aanhef en onder b, BW geeft recht op vergoeding van andere schade dan vermogensschade indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen. Daarvan is bij de benadeelde sprake.
Ook voor de beoordeling van de gevorderde immateriële schade wordt een onderscheid gemaakt tussen het eerste en het tweede deel van de beroving. Tijdens het eerste deel van de beroving is [slachtoffer01] op zijn hoofd geslagen waarbij hij een wond heeft opgelopen. Tijdens het tweede deel van de beroving is [slachtoffer01] beschoten waarbij hij een schotverwonding en botbreuk in zijn rechterbeen heeft opgelopen.
De schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid voor het eerste deel van de beroving worden vastgesteld op
€ 1.000,- en voor het tweede deel van de beroving op € 4.000,-. Omdat is vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij beide delen van de beroving en bij de poging doodslag, zal de vordering tot een bedrag van € 5.000,- worden toegewezen.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Nader onderzoek naar de omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu [verdachte01] de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Wat betreft het eerste deel van de beroving is [verdachte01] hoofdelijk aansprakelijk tezamen met [medeverdachte01] en [medeverdachte02] voor € 1.000,-. Wat betreft het tweede deel van de beroving is [verdachte01] hoofdelijk aansprakelijk voor € 4.000,- tezamen met [medeverdachte01] . Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 16 september 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 20.596,60 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 57, 287 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat [verdachte01] het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van poging tot moord heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van poging tot doodslag en het onder 2 ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, zo dat als en voor zover de één betaalt de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 20.596,60 (zegge: twintigduizend vijfhonderdzesennegentig euro en zestig cent), bestaande uit € 15.596,60 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade (waarvan € 4000,- hoofdelijk met de mededader Lamhouthi en € 1.000,- hoofdelijk met de mededaders [medeverdachte01] en [medeverdachte02] ), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 16 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer01] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer01] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen
€ 20.596,60(hoofdsom,
zegge: twintigduizend vijfhonderdzesennegentig euro en zestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 20.596,60 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
137 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. A.M.G. van de Kragt en E. IJspeerd, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 16 september 2021 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven althans zwaar te mishandelen
met een vuurwapen een of meer kogels heeft afgevuurd op of in de richting van die [slachtoffer01] , waarbij die [slachtoffer01] door voornoemde kogel(s) tegen het hoofd en/of in het been, althans tegen/in het lichaam, is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 16 september 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een horloge, een of meer kettingen en/of een geldbedrag (van ongeveer € 15.000,00),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan
een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of stompen en/of trappen op/tegen het
hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer01] en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen te slaan op/tegen het hoofd van
die [slachtoffer01] en/of
- die [slachtoffer01] naar de grond te trekken en/of
- met een vuurwapen een of meer kogels af te vuren op of in de richting van die
[slachtoffer01] , waarbij die [slachtoffer01] door voornoemde kogel(s) tegen het hoofd en/of in
het been, althans tegen/in het lichaam, is geraakt.