Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[gedaagde01] ,
1..Het verloop van de procedure
2..Het geschil
‘zolang de gedaagde niet voor antwoord heeft geconcludeerd’. De kantonrechter heeft zowel bij brief van 31 maart 2022 als bij rolbeslissing van 8 april 2022 vastgesteld dat [gedaagden] . nooit van antwoord hebben geconcludeerd. Dit brengt mee dat afstand van instantie verleend kon worden, hetgeen volgens de rolbeslissing van 8 april 2022 op zichzelf juist is.
primairte bevestigen dat de instantie geëindigd is met het eindvonnis van 31 maart 2022 waarin de rechtbank [lees: kantonrechter] uitspraak heeft gedaan van de verleende afstand van instantie;
subsidiairde rolbeslissing van 8 april 2022 ongedaan te maken en partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over het voornemen van de rechtbank [lees: kantonrechter] terug te komen op het eindvonnis van 31 maart 2022;
meer subsidiairAirbnb verlof te verlenen om tussentijds appel in te stellen tegen de rolbeslissing van 8 april 2022 (ten aanzien waarvan Airbnb primair stelt dat deze geen rechtskracht toekomt) en de verdere behandeling van het geschil aan te houden hangende het hoger beroep.
afstand van instantie verleent’. De instantie eindigt automatisch en zonder dat een vonnis wordt gewezen wanneer de eiser afstand van instantie doet, mits de gedaagde nog niet voor antwoord heeft geconcludeerd. In reactie op de brief van 31 maart 2022 van de kantonrechter hebben [gedaagden] . op diezelfde dag een akte genomen, waarin zij de constatering van de kantonrechter dat afstand van instantie is verleend, hebben bestreden.
antwoord’ ruim opgevat dient te worden. Gelet op het feit dat [gedaagden] . in de procedure zijn verschenen en een “antwoordakte uitlating handhaving vorderingen, tevens houdende akte verzoek tot prejudiciële vragen” hebben genomen, moet worden geconcludeerd dat [gedaagden] . hebben gereageerd in de procedure, zodat geen afstand van instantie in de zin van artikel 249 Rv meer kon worden verleend. Of de voornoemde akte al dan niet aangemerkt moet worden als conclusie van antwoord, kan in het midden blijven. Het had op de weg van Airbnb gelegen om doorhaling van de procedure te vragen in plaats van afstand van instantie en doorhaling kan slechts plaatsvinden met consent van de wederpartij. Het primaire verzoek van Airbnb (r.o. 3.3 onder a) wordt dan ook afgewezen, nog daargelaten dat de brief van 31 maart 2022 niet aangemerkt kan worden als een (eind)vonnis.