ECLI:NL:RBROT:2022:9589

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
ROT 22/5148
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening evenementenvergunning landelijke Sinterklaasintocht Hellevoetsluis

Op 10 november 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoekster en de burgemeester van Hellevoetsluis, betreffende een evenementenvergunning voor de landelijke Sinterklaasintocht op 12 november 2022. Verzoekster, die zich inzet voor het behoud van Zwarte Piet, heeft bezwaar gemaakt tegen de evenementenvergunning en verzocht om een voorlopige voorziening. Zij stelt dat het niet inzetten van Zwarte Piet leidt tot destructie van beschermde etnische en raciale groepen in Nederland, wat zij als genocide beschouwt. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat de evenementenvergunning niets zegt over de inzet van Pieten en de keuze voor welke Pieten er worden ingezet buiten de invloedsfeer van de burgemeester valt. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van genocide in de zin van het Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide. De voorzieningenrechter concludeert dat de landelijke Sinterklaasintocht kan doorgaan zoals gepland en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/5148

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 november 2022 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [plaatsnaam] , verzoekster

(gemachtigde: mr. drs. M. van Tongeren),
en
de burgemeester van Hellevoetsluis en het college van burgemeester en wethouders van Hellevoetsluis, verweerders
(gemachtigden: mr. S. Yavuzyiğitoğlu en [naam] ).
Als derde partij neemt aan het geding deel: [naam bedrijf] , uit [vestigingsplaats] .

Inleiding

Verzoekster heeft op 19 oktober 2022 bezwaar gemaakt tegen een nog te verlenen evenementenvergunning voor de landelijke Sinterklaasintocht op 12 november 2022. Daarnaast heeft zij diezelfde dag vier aanvragen en verzoeken bij verweerders ingediend. Zij heeft verweerders daarbij een redelijke beslistermijn gegeven van een week. Verweerders hebben binnen die termijn geen beslissing genomen.
Verzoekster heeft op 28 oktober 2022 bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvragen en verzoeken.
Verzoekster heeft vervolgens op 31 oktober 2022 aan de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
De vier aanvragen en verzoeken
2. Verzoekster heeft op 19 oktober 2022 naast het bezwaar tegen de nog te verlenen evenementenvergunning bij verweerders de volgende aanvragen en verzoeken ingediend:
a. Een aanvraag om de evenementenvergunning bij beschikking in te trekken dan wel om bij beschikking vast te stellen dat in 2022 (in Hellevoetsluis) alleen evenementenvergunningen worden verleend indien daarvan bij voorbaat vaststaat dat alleen Zwarte Pieten worden gehanteerd, ongeacht of de evenementenvergunning door of vanwege de NTR of door een andere organisator wordt aangevraagd.
b. Een verzoek om handhavend op te treden tegen alle organisaties die een intocht houden (in Hellevoetsluis) waarbij roetveegpieten (niet Zwarte Pieten) worden gehanteerd, alsook tegen alle betrokken individuen die daarbij plaatselijk betrokken zijn (zoals de Pieten zelf).
Als verweerders overwegen om één of meer van bovenstaande aanvragen en bezwaren af te wijzen, dan gelden ook de volgende verzoeken:
c. Een verzoek om een subsidie(krediet) van € 250.000,- te verstrekken voor de kosten van beveiliging, zoals met name het inhuren van private beveiligers, om deze manifestatie van genocide te voorkomen en te bestraffen.
d. Een verzoek dat de burgemeester ondubbelzinnig en expliciet en bij beschikking aan een ieder (althans een ieder die daarom verzoekt) de nationaalrechtelijke openbare orde bevoegdheid (ten dele) afstaat, zodat een ieder daadwerkelijk kan optreden om het plegen van genocide tijdens de Sinterklaasintocht te voorkomen en te bestraffen en dat daarbij, zo nodig, geweld gebruikt kan worden.
Belanghebbende
3. De voorzieningenrechter staat eerst voor de vraag of verzoekster belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij deze aanvragen, verzoeken en bezwaar tegen de (nog te verlenen) evenementenvergunning.
3.1
Verzoekster heeft haar oprichtingsakte overgelegd. In de statuten staat over het doel van verzoekster het volgende:
“Het doel van de stichting is het tegengaan van de gehele of gedeeltelijke vernietiging - de genocide - van nationale, etnische, raciale en godsdienstige groepen als zodanig. De stichting geeft daarbij prioriteit aan het behartigen van de belangen van de groepen die bij de oprichting van het Koninkrijk der Nederlanden daarin aanwezig waren.”
3.2
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de doelstellingen van verzoekster erg algemeen en ruim zijn opgesteld. Verzoekster heeft tijdens de zitting toegelicht dat haar feitelijke werkzaamheden zijn gericht op het behoud van Zwarte Piet. Zo verspreidt zij stickers met de tekst ‘roetveegpiet is genocide’ en is zij op dit punt actief op social media. De voorzieningenrechter zal verzoekster in deze procedure het voordeel van de twijfel geven en haar als belanghebbende aanmerken. Verzoekster mag er echter niet van uitgaan dat dit in een eventuele volgende procedure ook zonder meer het geval zal zijn.
Niet tijdig beslissen
4. Verzoekster heeft verweerders een week de tijd gegeven om op de onder 2. genoemde aanvragen en verzoeken te beslissen. Na het verstrijken van die termijn heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig beslissen op deze aanvragen en verzoeken. Tijdens de zitting is besproken dat dit niet de geëigende weg is. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Indien redelijkerwijs niet van de belanghebbende kan worden gevergd dat hij het bestuursorgaan in gebreke stelt, kan het beroepschrift worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen. Dit staat in artikel 6:12 van de Awb.
5. Uit praktisch oogpunt is tijdens de zitting afgesproken om het bezwaarschrift van 28 oktober 2022 als een ingebrekestelling aan te merken en het verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster aan de rechtbank van 31 oktober 2022 ook aan te merken als een beroep tegen het niet tijdig beslissen door verweerders op de aanvragen en verzoeken van verzoekster.
6. De voorzieningenrechter moet in het kader van het verzoek om voorlopige voorziening beoordelen of dit beroep een redelijke kans van slagen heeft.
6.1
Verweerders dienen in dit geval binnen een redelijke termijn te beslissen op de aanvragen en verzoeken van verzoekster. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken na acht weken na ontvangst van de aanvraag. Dit staat in artikel 4:13 van de Awb. Er kunnen echter situaties denkbaar zijn waarbij de redelijke termijn wordt verkort, bijvoorbeeld als er sprake is van een spoedeisende situatie.
6.2
Verzoekster heeft aangevoerd dat er sprake is van een spoedeisende situatie. De aanvragen en verzoeken zijn ingediend op 19 oktober 2022 en hebben betrekking op de landelijke Sinterklaasintocht op 12 november 2022. Verzoekster vindt dat er in deze situatie niet kan worden vastgehouden aan een redelijke beslistermijn van acht weken, omdat de landelijke Sinterklaasintocht dan al achter de rug is.
6.3
De voorzieningenrechter overweegt dat de locatie van de landelijke Sinterklaasintocht eind mei 2022 bekend is gemaakt door de NTR en dat dit is gecommuniceerd door diverse landelijke mediakanalen. Nu verzoekster stelt dat zij zich vooral inzet voor het behoud van Zwarte Piet, mag worden verwacht dat zij communicatie over de landelijke Sinterklaasintocht nauwlettend volgt. Dit geldt helemaal nu zij, dan wel haar gemachtigde, in 2019 en 2020 ook al procedures heeft gevoerd over de landelijke Sinterklaasintocht. Verzoekster had er dus eind mei 2022 van op de hoogte kunnen en moeten zijn dat de keuze dit jaar op Hellevoetsluis was gevallen. De stelling van verzoekster dat zij pas kort voor 19 oktober 2022 op de hoogte is geraakt van de locatie van de Sinterklaasintocht, volgt de voorzieningenrechter dan ook niet.
6.4
Nu eind mei 2022 al bekend was dat de landelijke Sinterklaasintocht zou plaatsvinden in Hellevoetsluis, had verzoekster toen al de onder overweging 2. genoemde aanvragen en verzoeken kunnen indienen. Verzoekster heeft er echter zelf voor gekozen om te wachten tot 19 oktober 2022, waardoor zij het risico liep dat verweerders pas na de landelijke Sinterklaasintocht zouden beslissen op haar aanvragen en verzoeken. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit er niet toe kan leiden dat de redelijke beslistermijn van acht weken moet worden ingekort; dan had verzoekster haar aanvragen en verzoeken maar eerder moeten indienen.
6.5
Nu de beslistermijn nog niet was verstreken betekent dat dat verzoekster het beroep prematuur heeft ingediend. De voorzieningenrechter verwacht daarom dat het beroep (kennelijk) niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Zij ziet daarom geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening ten aanzien van de door verzoekster ingediende aanvragen en verzoeken.
Bezwaar tegen de evenementenvergunning
7. Verzoekster heeft op 19 oktober 2022 bezwaar gemaakt tegen een evenementenvergunning die nog niet was verleend. Dit betekent dat verzoekster prematuur bezwaar heeft gemaakt.
8. De burgemeester heeft op 3 november 2022 een evenementenvergunning verleend aan [naam bedrijf] voor de landelijke Sinterklaasintocht op 12 november 2022.
9. Uit praktisch oogpunt is tijdens de zitting afgesproken dat het bezwaar van verzoekster gericht wordt geacht tegen de op 3 november 2022 door de burgemeester verleende evenementenvergunning.
10. Verzoekster heeft aan de voorzieningenrechter gevraagd om een deskundige op te roepen op het gebied van genocide en internationaal recht.
10.1
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om een deskundige te benoemen dan wel op te roepen. De aard en de strekking van deze procedure leent zich daar niet voor. Het gaat hier om een verzoek om een voorlopige voorziening, waarbij er bovendien sprake is van grote spoed omdat verzoekster een uitspraak wil vóór de landelijke Sinterklaasintocht van 12 november 2022. In zo’n korte tijd is het benoemen dan wel oproepen van een deskundige door de rechtbank niet haalbaar. Bovendien stond het verzoekster vrij om zelf een deskundige mee te nemen naar de zitting, zoals ook is vermeld in de uitnodiging voor de zitting.
11. Verzoekster wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat de evenementenvergunning wordt geschorst, totdat er een organisator wordt gevonden die bereid is om een landelijke intocht te organiseren waarbij alleen Zwarte Pieten worden ingezet (en geen roetveegpieten of andersoortige Pieten). Volgens verzoekster hoort Zwarte Piet bij de geschiedenis, cultuur en tradities van het Koninkrijk der Nederlanden. Zij is van mening dat het niet inzetten van Zwarte Piet leidt tot destructie van de beschermde Nederlandse etnische en raciale groepen en dat er daardoor sprake is van genocide. Verzoekster verwijst daarbij naar Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide en rechtspraak van het International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia.
12. De voorzieningenrechter overweegt dat de evenementenvergunning niets zegt over de inzet van Pieten. Welke Pieten er worden ingezet tijdens de landelijke Sinterklaasintocht is een invulling van het evenement die buiten de invloedsfeer van de burgemeester valt. Voor zover de inzet van roetveegpieten, zoals verzoekster stelt, wel een rol zou hebben gespeeld bij de besluitvorming over de evenementenvergunning dan is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake van genocide in de zin van het Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide. Verzoekster heeft geen andere gronden ingebracht tegen de evenementenvergunning. De voorzieningenrechter verwacht dan ook dat de verleende vergunning in bezwaar in stand zal blijven.

Conclusie en gevolgen

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de landelijke Sinterklaasintocht op 12 november 2022 in Hellevoetsluis door kan gaan zoals gepland. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 november 2022.
De griffier is verhinderd de uitspraak
te tekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.