ECLI:NL:RBROT:2022:9671

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
C/10/642386 / JE RK 22-1807
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige met betrekking tot contactherstel en hulpverlening

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 22 september 2022, wordt de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige01] verlengd met zes maanden. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) om de ondertoezichtstelling te verlengen, omdat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01]. De moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent, woont samen met [voornaam minderjarige01], terwijl de vader, die niet meewerkt aan de benodigde psychische hulpverlening, op een ander adres woont. De kinderrechter heeft de zaak behandeld tijdens een mondelinge zitting met gesloten deuren, waarbij de moeder, de vader en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren.

De GI heeft aangegeven dat er een positieve ontwikkeling zichtbaar is op school, maar dat er nog steeds zorgen zijn over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [voornaam minderjarige01]. De vader heeft zich niet bereid getoond om mee te werken aan de hulpverlening, wat het contactherstel tussen hem en [voornaam minderjarige01] bemoeilijkt. De moeder heeft haar twijfels geuit over de noodzaak van de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar verzet zich niet tegen het verzoek van de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] nog steeds ernstig bedreigd is en dat de betrokkenheid van de GI noodzakelijk blijft om de benodigde hulpverlening te waarborgen.

De kinderrechter heeft op basis van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek geoordeeld dat de verlenging van de ondertoezichtstelling gerechtvaardigd is en heeft deze verlengd tot 29 maart 2023. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/642386 / JE RK 22-1807
Datum uitspraak: 22 september 2022

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam ,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2012 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. E. Hoogendijk, kantoorhoudende te Rotterdam ,
De kinderrechter merkt als informant aan:

[vader01] ,

hierna te noemen: de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 1 augustus 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 22 september 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- een vertegenwoordiger van de GI, mw. [naam01] .
De moeder is op haar verzoek via een videobelverbinding bij de mondelinge behandeling aanwezig geweest.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige01] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 29 september 2021 is [voornaam minderjarige01] onder toezicht gesteld tot 29 september 2022.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] te verlengen met zes maanden.
De GI handhaaft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volgt toe. De afgelopen periode heeft de GI met name willen inzetten op contactherstel tussen de vader en [voornaam minderjarige01] . Omdat de vader aan geen enkele vorm van psychische hulpverlening wil meewerken en dit een voorwaarde is voor contactherstel met [voornaam minderjarige01] , is dit niet van de grond gekomen. Behandeling van de traumatische gebeurtenissen uit het verleden is voor [voornaam minderjarige01] van belang. Hiervoor is een aanmelding bij Mentaal Beter gedaan, maar niet duidelijk is wanneer deze hulpverlening kan starten. Op school is een positieve ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] zichtbaar. De GI wenst een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een kortere duur, namelijk voor een periode van zes maanden, om op die manier druk op de vader te kunnen uitoefenen mee te werken aan de hulpverlening, maar ook om andere mogelijkheden tot contactherstel tussen [voornaam minderjarige01] en de vader te onderzoeken.

Het standpunt van de moeder

De moeder brengt, mede bij monde van haar advocaat, naar voren dat zij zich niet verzet tegen het verzoek, maar dat zij door het verloop van de ondertoezichtstelling van de afgelopen maanden vraagtekens heeft bij het nut en de noodzaak hiervan. Omdat tussen de ouders sprake is van een contactverbod zijn er twee jeugdbeschermers bij de zaak betrokken. Een van de jeugdbeschermers is langdurig ziek en de moeder krijgt met de andere jeugdbeschermer geen contact. Vanwege de lange wachtlijst en een aanmeldingsstop bij Youz en Mentaal beter heeft de moeder zelfstandig een psychiater benaderd. Nadat verschillende gesprekken met de psychiater hebben plaatsgevonden, lukt het niet meer om met de praktijk in contact te komen. Vervolgens heeft de GI een aanmelding gedaan van [voornaam minderjarige01] bij Mentaal Beter. Niet duidelijk is wanneer de hulp voor [voornaam minderjarige01] kan gaan starten. De moeder en [voornaam minderjarige01] voeren daarom gesprekken met de praktijkondersteuner van de huisarts. Via de school zal daarnaast hulpverlening van Koersvast worden ingezet. De moeder krijgt ondersteuning vanuit haar netwerk en accepteert alle hulpverlening. Nu geen sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [voornaam minderjarige01] en een verlenging van de ondertoezichtstelling niet bedoeld is voor enkel de monitoring van de situatie, vraagt de moeder zich af of een overdracht naar het vrijwillig kader mogelijk is.

De mening van de vader

De vader vertelt tijdens de mondelinge behandeling dat hij [voornaam minderjarige01] zo spoedig als mogelijk is wil zien. Ondanks dat tijdens een eerdere zitting als voorwaarde voor de omgang is gesteld dat de vader meewerkt aan behandeling is hij niet bereid om dit te doen. De vader is van mening dat de GI deze voorwaarde, net als de reclassering heeft gedaan, zal moeten loslaten. Het niet willen meewerken aan behandeling zou het contact tussen hem en [voornaam minderjarige01] niet in de weg moeten staan. Van belang is dat de GI de komende tijd de stappen onderneemt die nodig zijn voor contactherstel met [voornaam minderjarige01] .

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [voornaam minderjarige01] nog ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Vaststaat dat vorig jaar bij [voornaam minderjarige01] sprake is geweest van behoorlijk trauma-gerelateerd gedrag. Ook op school werden zorgen geuit over het gedrag dat [voornaam minderjarige01] liet zien en over zijn achterblijvende schoolresultaten. Doordat [voornaam minderjarige01] inmiddels speciaal onderwijs volgt is weliswaar een positieve ontwikkeling zichtbaar, maar de zorgen over zijn sociaal-emotionele ontwikkeling en in hoeverre hij de gebeurtenissen uit het verleden heeft kunnen verwerken, zijn nog onverminderd aanwezig. Daar komt bij dat nog geen contactherstel tussen de vader en [voornaam minderjarige01] heeft kunnen plaatsvinden. Hoewel een voorwaarde voor contactherstel het volgen van behandeling is, volhardt de vader in zijn standpunt hier absoluut niet aan te willen meewerken. De niet-meewerkende houding van de vader valt zeer te betreuren nu contact met de vader bijdraagt aan de identiteits-ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] . Ondanks alle pogingen van de GI van de afgelopen periode zijn zij er niet in geslaagd de voor [voornaam minderjarige01] noodzakelijke hulpverlening ten aanzien van trauma-verwerking en zijn identiteitsontwikkeling in gang te zetten. Ook de moeder lukt het niet de nodige hulpverlening op te starten. Anders dan de moeder, is de kinderrechter van oordeel dat betrokkenheid van de GI van belang blijft om ervoor te zorgen dat de voor [voornaam minderjarige01] noodzakelijke hulpverlening daadwerkelijk ingezet wordt. Daarnaast zal bezien moeten worden of er alternatieven zijn om het contact tussen [voornaam minderjarige01] en de vader op een veilige en verantwoorde wijze te herstellen. Bovendien is van belang dat de GI de komende tijd ook beziet of er mogelijkheden zijn de hulpverlening in vrijwillig kader voort te zetten en, zo ja, hiertoe over te gaan.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verlengen voor de duur van zes maanden (artikel 1:260, eerste lid, van het BW).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] tot 29 maart 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2022 door mr. J.S. van den Berge, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg, als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 11 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.