Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 4 mei 2022, met bijlagen;
- het herstelexploot van 19 mei 2022, met bijlagen;
- de aantekeningen mondeling verweer van 2 juni 2022.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft eiser, [eiser01], een vordering ingesteld tegen gedaagde, [gedaagde01], met betrekking tot een aannemingsovereenkomst. Eiser stelt dat hij op 17 augustus 2020 een overeenkomst heeft gesloten met gedaagde voor het moderniseren van zijn woning in Dordrecht, voor een totaalbedrag van € 14.955,60. Eiser heeft dit bedrag in twee termijnen betaald, maar gedaagde heeft geen werkzaamheden verricht. Eiser heeft gedaagde bij brief van 8 maart 2021 in gebreke gesteld en de overeenkomst als ontbonden beschouwd.
Gedaagde betwist de vordering en stelt dat eiser geen overeenkomst met hem heeft gesloten, maar met [bedrijf01]. Gedaagde heeft niet op de zitting kunnen verschijnen om zijn standpunt nader toe te lichten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde geen werkzaamheden heeft uitgevoerd en dat eiser de overeenkomst terecht heeft ontbonden. De rechter heeft geoordeeld dat gedaagde het door eiser betaalde bedrag van € 15.000,- moet terugbetalen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten van € 924,56. Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.568,74.
De kantonrechter heeft de vordering van eiser toegewezen en verklaard dat de overeenkomst op 23 maart 2021 is ontbonden. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.