ECLI:NL:RBROT:2022:9768

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
10028645 / CV EXPL 22-23351
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid eiseres door gebrek aan machtiging en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 november 2022 een tussenvonnis gewezen in een civiele procedure tussen [persoon01], rechtsopvolger van mevrouw [persoon02], en het Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam (Erasmus MC). De procedure is gestart door [persoon01] die een dagvaarding heeft uitgebracht tegen het Erasmus MC. Echter, de gemachtigde van [persoon01], mr. P.E.M. [persoon04], heeft kennelijk zonder deugdelijke machtiging deze procedure op naam van [persoon01] gestart. Dit leidde tot de vraag of [persoon01] rechtsgeldig in het geding was verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [persoon01] zich per e-mail heeft teruggetrokken uit de procedure, omdat zij niet op de hoogte was van de rechtszaak die door haar gemachtigde was aangespannen. De kantonrechter concludeert dat [persoon01] niet rechtsgeldig in het geding is verschenen en dat haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Tevens is er een discussie over de proceskosten, waarbij het Erasmus MC aanspraak maakt op een volledige proceskostenveroordeling. De kantonrechter overweegt om mr. [persoon04] in de proceskosten te veroordelen op grond van artikel 245 Rv, omdat hij zonder machtiging heeft geprocedeerd. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling van de proceskosten en de mogelijkheid voor partijen om hun standpunten te verduidelijken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10028645 / CV EXPL 22-23351
datum uitspraak: 4 november 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[persoon01], rechtsopvolger onder algemene titel van mevrouw [persoon02] ,
wonende in [woonplaats01] ,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
gemachtigde: mr. P.E.M. [persoon04] te Zuidplas,
tegen
Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam (Erasmus MC),
gevestigd in Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
gemachtigde: mr. W.E. Boogert te Rotterdam.
De partijen worden hierna ‘ [persoon01] ’ en ‘het Erasmus MC’ genoemd.

1 ..De procedure

1.1.
Op 21 juli 2022 is namens [persoon01] een dagvaarding, met één bijlage, uitgebracht tegen het Erasmus MC, waarbij het Erasmus MC is gedagvaard tegen 2 augustus 2022.
1.2.
Bij e-mail van 1 augustus 2022 heeft de gemachtigde van het Erasmus MC zich voor het Erasmus MC gesteld en om uitstel voor het nemen van een conclusie van antwoord verzocht. Dit uitstel is verleend tot de rolzitting van 24 augustus 2022.
1.3.
Bij e-mail van 4 augustus 2022 heeft de gemachtigde van [persoon01] bezwaar gemaakt tegen het door de gemachtigde van het Erasmus MC verzochte uitstel en heeft hij bovendien een “korte toelichting op de dagvaarding/conclusie van eis” ingediend.
1.4.
Bij e-mail van 17 augustus 2022 heeft de gemachtigde van het Erasmus MC om een tweede uitstel verzocht. Dat uitstel is verleend tot de rolzitting van 21 september 2022.
1.5.
Op de rolzitting van 21 september 2022 heeft het Erasmus MC een conclusie van antwoord tevens incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid, met bijlagen, genomen.
1.6.
Bij e-mail van 23 september 2022 heeft [persoon01] de kantonrechter - voor zover van belang - het volgende bericht:

(…) Ik wil mij per direct terug trekken uit de procedure die al bij de rechter ligt. Dit berust op een groot mis verstand. Mijn naam wordt gebruikt hiervoor terwijl ik dit niet wil! (…)”.
1.7.
Bij e-mail van 13 oktober 2022 heeft [persoon01] de kantonrechter - in aanvulling op de hiervoor geciteerde e-mail en voor zover van belang - het volgende bericht:

(…) Ik stuur u nogmaals een e-mail omdat ik mij wil beroepen op artikel 245 RC uit het wetboek en dat doe ik omdat de heer [persoon04] zonder mijn toestemming een rechtszaak heeft aangespannen maar wel uit mijn naam [persoon01] (erven [naam erven] ) ik zou graag zien dat de rechtszaak geschrapt wordt. (…)”.
1.8.
Bij e-mail van 18 oktober 2022 heeft de gemachtigde van [persoon01] een conclusie van repliek, met bijlagen, ingediend. De gemachtigde van [persoon01] heeft deze conclusie ook persoonlijk op de rolzitting van 19 oktober 2022 aan de kantonrechter overhandigd. Van hetgeen op deze rolzitting is besproken, zijn aantekeningen gemaakt.
1.9.
Bij e-mail van 20 oktober 2022 heeft de gemachtigde van [persoon01] de kantonrechter een brief van diezelfde datum toegestuurd.

2 ..Het geschil

2.1.
Bij dagvaarding heeft [persoon01] - zo begrijpt de kantonrechter - gevorderd dat binnen twee dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis alsnog een deugdelijk bewijs van gespecificeerde betaling en een deugdelijk bewijs van kwijting worden overgelegd, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag met een maximum van € 25.000,00, en als (de gemachtigde van) het Erasmus MC hier niet aan kan voldoen, het Erasmus MC te veroordelen om alsnog alle in rechte toegewezen verplichtingen gespecificeerd te betalen, te vermeerderen met schade, kosten en rente en titel van frustratie van recht. Verder vordert [persoon01] - voor zover nodig - dwangmatige ten uitvoerlegging van alle bij genoemde grossen opgelegde betalingsverplichtingen, met veroordeling van het Erasmus MC in de proceskosten.
2.2.
Het Erasmus MC is het niet eens met de voornoemde eis. Zij concludeert (in incident) tot onbevoegdverklaring en (in de hoofdzaak) tot nietigheid van de dagvaarding, althans niet-ontvankelijkverklaring, althans afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [persoon01] in de (volledige) kosten van de procedure, inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3 ..De beoordeling in het incident en in de hoofdzaak

Is [persoon01] rechtsgeldig in het geding verschenen?
3.1.
[persoon01] heeft de kantonrechter bij e-mails van 23 september 2022 en 13 oktober 2022 bericht dat zij wil dat deze procedure wordt ingetrokken/geschrapt, omdat de procedure zonder haar toestemming door mr. [persoon04] op haar naam is aangespannen.
3.2.
Mr. [persoon04] heeft zich op het standpunt gesteld dat hij de procedure “op eigen naam, titel en onder de titel van eerste vorderingsgerechtigde” kan en wil voortzetten en heeft verklaard dat hij deze hele procedure heeft gefinancierd (waaronder het betalen van de deurwaarderskosten en het griffierecht).
3.3.
Mr. [persoon04] heeft geen machtiging overgelegd en de volmacht waar hij naar verwijst is niet aangetroffen in de overgelegde stukken. Anders dan mr. [persoon04] heeft betoogd, valt niet in te zien op grond waarvan mr. [persoon04] zonder toestemming van [persoon01] gerechtigd zou zijn om deze procedure te voeren. Het standpunt van mr. [persoon04] dat hij het vorderingsrecht van [persoon01] op grond van zijn algemene voorwaarden heeft overgenomen, gaat niet op. Niet alleen heeft mr. [persoon04] niet aangegeven op welk gedeelte van zijn algemene voorwaarden hij zich zou beroepen, maar bovendien valt niet in te zien op grond waarvan mr. [persoon04] in zijn algemene voorwaarden zou kunnen bepalen dat hij - zonder toestemming van een cliënt - gerechtigd zou zijn om de vordering van die cliënt over te nemen en zelfstandig procedures te (blijven) voeren. Het eventuele vorderingsrecht behoort, zonder akte van cessie, immers nog steeds aan [persoon01] zelf toe. Mr. [persoon04] stelt zich tot slot ten onrechte op het standpunt dat hij in deze procedure ook als zelfstandige procespartij kan optreden. De dagvaarding is immers uitgebracht op naam van [persoon01] (als rechtsopvolger van [persoon02] ). Mr. [persoon04] kan zichzelf vervolgens niet in de loop van de procedure als tweede eisende partij, al dan niet (ook) namens [persoon02] en/of [persoon03] , opwerpen door de enkele vermelding van zijn eigen naam in de conclusie van repliek. De kantonrechter komt dan ook tot de conclusie dat [persoon01] niet rechtsgeldig in het geding is verschenen en dat haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Verder is mr. [persoon04] kennelijk zonder deugdelijke machtiging een procedure op naam van [persoon01] begonnen.
3.4.
Om te voorkomen dat dit tussenvonnis geldt als een deelvonnis, wordt de niet-ontvankelijkverklaring van [persoon01] aangehouden tot het te zijner tijd te wijzen eindvonnis.
Reële proceskostenveroordeling?
3.5.
Het Erasmus MC heeft aanspraak gemaakt op een volledige (reële) proceskostenveroordeling en heeft deze begroot op een bedrag van € 8.193,53, hetgeen zij in randnummers 88 tot en met 91 van haar conclusie van antwoord heeft toegelicht. De kantonrechter stelt het Erasmus MC in de gelegenheid om zich op de rolzitting van
woensdag 16 november 2022 om 14:30 uurschriftelijk uit te laten over de vraag of het door haar begrote bedrag van € 8.193,53 aan advocaatkosten nog steeds actueel is en, zo niet, zich ook direct (onderbouwd) uit te laten over de vraag op welk bedrag aan reële proceskosten zij dan aanspraak wenst te maken.
3.6.
[persoon01] en mr. [persoon04] worden op de rolzitting van
woensdag 14 december 2022 om 14:30 uurin de gelegenheid gesteld om op de door het Erasmus MC over te leggen proceskostenspecificatie en het verzoek van het Erasmus MC om [persoon01] in de reële proceskosten te veroordelen te reageren.
3.7.
[persoon01] zal per e-mail een afschrift van dit vonnis ontvangen.
Toepassing van artikel 245 Rv ?
3.8.
Op grond van artikel 245 lid 1 Rv kan - indien blijkt dat een partij niet rechtsgeldig in het geding is verschenen doordat een daartoe niet bevoegde voor haar is opgetreden of tot het voeren van een geding opdracht heeft gegeven - in plaats van ten laste van de partij in naam van wie in rechte is opgetreden een kostenveroordeling ten laste van de gemachtigde of advocaat van die partij of van degene die tot het voeren van het geding opdracht heeft gegeven plaatsvinden.
3.9.
Zoals hiervoor overwogen, zal [persoon01] niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Nu er kennelijk zonder deugdelijke machtiging en wellicht zelfs buiten medeweten van [persoon01] is geprocedeerd, is het naar het oordeel van de kantonrechter onredelijk om [persoon01] in de proceskosten te veroordelen, te meer nu het Erasmus MC om een volledige (reële) proceskostenveroordeling heeft verzocht. Daarom is de kantonrechter voornemens om niet [persoon01] , maar de gemachtigde mr. [persoon04] op de voet van artikel 245 Rv in de proceskosten te veroordelen.
3.10.
Mr. [persoon04] wordt, gelet op hetgeen in artikel 245 lid 2 Rv is bepaald, in de gelegenheid gesteld om op de rolzitting van
woensdag 14 december 2022 om 14:30 uurook te reageren op het voornemen van de kantonrechter om hem op grond van artikel 245 lid 1 Rv in de proceskosten te veroordelen.
3.11.
De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.

4 ..De beslissing

De kantonrechter:
in het incident en in de hoofdzaak
4.1.
stelt het Erasmus MC in de gelegenheid om zich op de rolzitting van
woensdag 16 november 2022 om 14:30 uurschriftelijk uit te laten over de vraag of het door haar begrote bedrag van € 8.193,53 aan advocaatkosten nog steeds actueel is en, zo niet, zich ook direct (onderbouwd) uit te laten over de vraag op welk bedrag aan reële proceskosten zij dan aanspraak wenst te maken;
4.2.
bepaalt dat de schriftelijke reactie van het Erasmus MC uiterlijk op dinsdag 15 november 2022 om 12:00 uur in tweevoud op de griffie moet zijn ontvangen;
4.3.
stelt [persoon01] in de gelegenheid om op de rolzitting van
woensdag 14 december 2022 om 14:30 uurop de door het Erasmus MC over te leggen proceskostenspecificatie en het verzoek van het Erasmus MC om haar in de reële proceskosten te veroordelen te reageren;
4.4.
stelt mr. [persoon04] in de gelegenheid om op de rolzitting van
woensdag 14 december 2022 om 14:30 uurop de door het Erasmus MC over te leggen proceskosten-specificatie, het verzoek van het Erasmus MC om [persoon01] in de reële proceskosten te veroordelen én het voornemen van de kantonrechter om hem op grond van artikel 245 lid 1 Rv in de proceskosten van het Erasmus MC te veroordelen te reageren;
4.5.
bepaalt dat de schriftelijke reacties van [persoon01] en mr. [persoon04] uiterlijk op dinsdag 13 december 2022 om 12:00 uur in tweevoud op de griffie moeten zijn ontvangen;
4.6.
draagt de griffie op om [persoon01] per e-mail een afschrift van dit vonnis toe te sturen;
4.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken.
38671