ECLI:NL:RBROT:2022:989

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
9617753 \ VV EXPL 22-6
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over concurrentiebeding en onbillijke benadeling van werknemer

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, staat de handhaving van een concurrentiebeding centraal. De eiseres, een damesmodewinkel, vordert dat de gedaagde, een voormalige werknemer, wordt verplicht om het concurrentiebeding na te leven. De gedaagde heeft na haar dienstverband bij eiseres een functie aanvaard bij een concurrent, wat volgens eiseres in strijd is met het beding. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de aard van de werkzaamheden van de gedaagde en de impact van haar overstap op het bedrijfsdebiet van eiseres. De kantonrechter oordeelt dat de belangen van de gedaagde bij vrije arbeidskeuze zwaarder wegen dan de belangen van eiseres bij handhaving van het concurrentiebeding. De rechter wijst de vorderingen van eiseres af en schorst het concurrentiebeding, waarbij hij ook de proceskosten ten laste van eiseres legt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij de toepassing van concurrentiebedingen in arbeidsovereenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9617753 \ VV EXPL 22-6
uitspraak: 10 februari 2022
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres 1]
,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats eiseres],
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. K.E.M. Roskam te Almelo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. M.J. Goethals-van der Kuip te Zoetermeer.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiseres 1]’ en ‘[gedaagde]’.

1..De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 18 januari 2022, met producties 1 tot en met 24;
  • de akte wijziging van eis;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en met 11;
  • de aanvullende productie 12 van [gedaagde];
  • de aanvullende producties 25 tot en met 28 van [eiseres 1].
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 januari 2022. Daarbij zijn namens [eiseres 1] verschenen [naam 1] (eigenaar) en [naam 2] (personeelszaken), bijgestaan door mr. S.M. Profijt (kantoorgenoot gemachtigde). [gedaagde] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Goethals-van der Kuip.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
[eiseres 1] exploiteert een winkel in dameskleding, schoenen, sieraden, tassen en modeaccessoires met drie vestigingen, waaronder een vestiging in [plaatsnaam]. [eiseres 1] verkoopt haar producten in de vestigingen en via haar webshop. Zij maakt reclame via verschillende social media kanalen, waaronder Facebook.
2.2.
[gedaagde], nu 29 jaar oud, is in de periode 1 juli 2018 tot en met 30 juni 2021 werkzaam geweest voor (de rechtsvoorganger van) [eiseres 1] in [plaatsnaam]. Voornoemde periode is tweemaal onderbroken geweest voor een periode van drie maanden in de zomerperiode wegens werkzaamheden van [gedaagde] elders. De functie van [gedaagde] bij [eiseres 1] was webshop medewerkster/verkoopster/social media medewerkster. Zij hield zich ook bezig met inkoop. Haar salaris bedroeg laatstelijk € 2.600,00 bruto per maand op basis van een 40-urige werkweek. [gedaagde] had vanaf 7 september 2020 tot en met einde dienstverband een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (hierna te noemen: de arbeidsovereenkomst [gedaagde] heeft de arbeidsovereenkomst zelf opgezegd per 30 juni 2021.
2.3.
In de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is het volgende beding opgenomen:
“(…)
10.
concurrentiebeding
10.1.
territoriale werking
Het is de werkneemster zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever verboden:
 om gedurende een tijdvak van twee jaar na het eindigen van de arbeidsovereenkomst;
 binnen een straal van 25 kilometer rond Rotterdam, Nieuwegein, of Puttershoek;
 als zelfstandig ondernemer, als werknemer in dienst van derden of anderszins;
 direct of indirect, om niet of tegen betaling;
 werkzaam te zijn bij een onderneming, persoon of organisatie, die dezelfde zaken en/of diensten levert als de onderneming van de werkgever;
 dan wel om gedurende het genoemde tijdvak op enigerlei andere wijze betrokken te zijn bij, belang te hebben bij, financieel geïnteresseerd te zijn bij een dergelijke onderneming, persoon of organisatie.
10.2.
werking naar klanten
Het is de werknemer zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever verboden:
 om gedurende een tijdvak van twee jaar na het eindigen van de arbeidsovereenkomst;
 als zelfstandig ondernemer, als werknemer in dienst van derden of anderszins;
 direct of indirect, om niet of tegen betaling;
 zaken of diensten gelijk aan of vergelijkbaar met die waarop de onderneming van de werkgever zich toelegt;
 te leveren aan diegenen die op enig tijdstip gedurende de laatste jaar onmiddellijk voorafgaande aan de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst dergelijke zaken of diensten van de werkgever betrokken dan wel aan diegenen met wie de werkgever op enig tijdstip gedurende de laatste jaar onmiddellijk voorafgaande aan de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst contacten onderhield met betrekking tot het eventueel leveren van zaken of diensten door de werkgever;
 dan wel om gedurende het genoemde tijdvak op enigerlei andere wijze betrokken te zijn bij, belang te hebben bij, financieel geïnteresseerd te zijn bij de levering van zulke zaken of diensten aan de genoemde derden;
 dan wel om gedurende het genoemde tijdvak met deze derden contacten van commerciële aard te onderhouden.
10.3.
Werking naar leveranciers
Het is de werknemer zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever verboden:
 om gedurende een tijdvak van twee jaar na het eindigen van de arbeidsovereenkomst;
 als zelfstandig ondernemer, als werknemer in dienst van derden of anderszins;
 direct of indirect, om niet of tegen betaling;
 zaken of diensten gelijk aan of vergelijkbaar met die welke in de uitoefening van de onderneming van de werkgever van derden werden betrokken;
 bedrijfsmatig te betrekken van diegenen die op enig tijdstip gedurende het laatste jaar onmiddellijk voorafgaande aan de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst dergelijke zaken of diensten aan de werkgever leverden;
 dan wel om gedurende het genoemde tijdvak op enigerlei andere wijze betrokken te zijn bij, belang te hebben bij, financieel geïnteresseerd te zijn bij het betrekken van zulke zaken of diensten van de genoemde derden;
 dan wel om gedurende het genoemde tijdvak met deze derden contacten van commerciële aard te onderhouden.
Het opnemen van het bovengenoemde concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is noodzakelijk vanwege zwaarwegende bedrijfsbelangen van de werkgever.
omdat in geval van territoriale werking:
 de werkneemster de klanten kent, weet waar er ingekocht wordt en de marketing instrument van de werkgever kent en deze direct kan kopiëren. Het gevaar is de werkgever hier direct omzet door zal mislopen.
omdat ingeval van werking naar klanten:
 tot de werkzaamheden van de werkneemster behoort dat hij namens de werkgever de relatie met cliënten onderhoudt;
 de werknemer aldus in de gelegenheid gesteld wordt om in de uitoefening van zijn functie en daarbij ondersteund door de werkgever, het vertrouwen van de cliënten te winnen;
 door de uitoefening van de functie de kans wordt verhoogd dat de werknemer het gewonnen vertrouwen van de cliënten bij het einde van de arbeidsovereenkomst gebruikt om deze cliënten er toe aan te zetten om de relatie met de werkgever te beëindigen en in plaats daarvan een relatie aan te gaan met de werknemer of met een derde waar de werknemer in dienst zal treden of ten behoeve van wie de werknemer op andere wijze diensten zal verrichten.
omdat in geval van werking naar leveranciers:
 De werkneemster door haar werkzaamheden alle leveranciers kent en het te makkelijk is om dezelfde producten in te kopen en hierdoor de werkgever omzet door zal mislopen. Tevens weet de werkneemster de inkoopprijzen en de marges, Hierdoor kan zij de producten tegen lagere prijzen aanbieden en de werkgever zal hierdoor omzet mislopen.

11..boetebeding

11.1.
In geval van schending door werkneemster van artikel 9 (werkzaamheden voor derden), 10 (geheimhouding/ eigendomsrechten), artikel 11 (concurrentiebeding) voor zover vereist in afwijking van artikel 7:650 BW, lid 3 en lid 5 in het bijzonder, een onmiddellijk opeisbare boete van € 5.000; voor iedere overtreding, vermeerderd met een bedrag van € 1.000,- voor elke dag dat de overtreding voortduurt, zonder dat daartoe een sommatie of ingebrekestelling is vereist.
11.2.
Werkgever behoudt zich het recht voor om in plaats van de boete de ter zake werkelijk geleden schade op werkneemster te verhalen.
(…)”
2.4.
[gedaagde] is op 8 december 2021 in dienst getreden bij kledingzaak [naam zaak] in [vestigingsplaats]. De kledingzaak bevindt zich binnen een straal van 25 kilometer van [eiseres 1] in [plaatsnaam], namelijk op een afstand van ongeveer 22,5 kilometer. De functie van [gedaagde] bij [naam zaak] is winkel- en webshopmanager. Haar salaris bedraagt € 3.000,00 bruto per maand op basis van een 40-urige werkweek.

3..Het geschil in conventie

3.1.
[eiseres 1] heeft na eiswijziging gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen en te veroordelen als volgt:
A. dat [gedaagde] is gehouden tot onverkorte nakoming van het concurrentiebeding ten aanzien van artikel 10.1 van de arbeidsovereenkomst met dien verstande dat zij uit dienst zal treden bij [naam zaak] in Den Haag dan wel haar werkzaamheden aldaar zal staken alsmede tot onverkorte nakoming van het concurrentiebeding ten aanzien van artikel 10.2 van de arbeidsovereenkomst met dien verstande dat [gedaagde] geen contacten met klanten van [eiseres 1] zal onderhouden van commerciële aard (waaronder maar niet uitsluitend via social media, zoals Facebook en/of Instagram en via de webshop), onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag in het geval gedaagde in gebreke blijft aan het veroordelend vonnis te voldoen;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres 1] van het bedrag van € 32.000,00 ter zake van de verbeurde boetes over de periode van 14 december 2021 tot en met 4 januari 2022 (conform het boetebeding als bedoeld in artikel 11 van de arbeidsovereenkomst), te betalen binnen veertien dagen na het vonnis;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres 1] van de contractuele boete van € 1.000,00 per dag (conform het boetebeding als bedoeld in artikel 11 van de arbeidsovereenkomst) dat de overtreding van het concurrentiebeding als bedoeld in artikel 10 arbeidsovereenkomst voortduurt te rekenen vanaf 5 januari 2022 tot aan de dag van algehele voldoening, te betalen binnen 14 dagen na het vonnis;
[gedaagde] te veroordelen binnen 14 dagen na het vonnis tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, zijnde een bedrag van € 1.095,00 dan wel een bedrag door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van de proceskosten en nakosten.
3.2.
Aan de vorderingen heeft [eiseres 1] – verkort weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1.
[gedaagde] overtreedt artikel 10.1 van de arbeidsovereenkomst door binnen twee jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst in dienst te treden bij concurrent [naam zaak]. Die kledingzaak bevindt zich binnen een straal van 25 kilometer van [eiseres 1] te Rotterdam. [naam zaak] is net als [eiseres 1] een lokale kledingwinkel met een webshop en verkoopt dezelfde kleding en richt zich op dezelfde doelgroep als [eiseres 1]. Daarnaast overtreedt [gedaagde] artikel 10.2 van de arbeidsovereenkomst door contacten van commerciële aard met klanten en/of volgers te onderhouden door zeer frequent te verschijnen in foto’s en filmpjes op de Facebookpagina van [naam zaak] en als model in de webshop van [naam zaak], enkel met het doel om soortgelijke kleding te verkopen. Consumenten herkennen het gezicht van [gedaagde], waardoor de kans bestaat dat zij niet meer bij [eiseres 1], maar bij [naam zaak] kleding kopen in de winkels en/of via de webshop. De bekendheid die [gedaagde] in dienst van [eiseres 1] heeft opgebouwd, kan zij nu aanwenden om [naam zaak] een ongeoorloofde voorsprong in concurrerend handelen te bieden. [gedaagde] heeft onder werktijd en door toedoen van [eiseres 1] (naams)bekendheid opgebouwd bij een breed publiek in [plaatsnaam] en omstreken als hét gezicht van [eiseres 1] in foto’s en filmpjes op Facebook. [eiseres 1] heeft op jaarbasis meer dan € 100.000,00 geïnvesteerd in social media. Daarnaast heeft [eiseres 1] veel geïnvesteerd in de kennis en vaardigheden van [gedaagde]. [eiseres 1] wenst het bedrijfsdebiet, te weten haar (online) naamsbekendheid en haar volgers/klantenbestand en daarmee haar omzet in de winkels en de webshop te beschermen. Doordat [gedaagde] binnen een straal van 25 kilometer bij een concurrent in dienst is getreden en volop zichtbaar is in uitingen op social media en als model in de webshop van de concurrent, tast zij het bedrijfsdebiet van [eiseres 1] aan.
3.2.2.
Het belang van [eiseres 1] bij handhaving van het concurrentiebeding weegt zwaarder dan het belang van [gedaagde] om bij [naam zaak] te werken. [gedaagde] heeft specialistische kennis over leveranciers van grote maten opgedaan bij [eiseres 1]. [naam zaak] is na indiensttreding van [gedaagde] ook grote maten in kleding gaan verkopen en heeft ook de online marketingstrategie van [eiseres 1] gekopieerd. [gedaagde] maakt gebruik van haar bij [eiseres 1] opgebouwde online bekendheid om klanten en volgers van [eiseres 1] te bewegen om naar concurrent [naam zaak] te gaan. De indiensttreding van [gedaagde] levert [naam zaak] een oneerlijk concurrentievoordeel op. Daartegenover staat dat de 29-jarige [gedaagde] met meerdere jaren aan werkervaring als verkoopster niet gebonden is aan de kledingbranche en binnen een straal van 25 kilometer bij een winkel of webshop met andersoortige producten in dienst kan treden of bij een winkel of webshop buiten die straal.
3.2.3.
Door overtreding van het concurrentiebeding is [gedaagde] een onmiddellijk opeisbare boete van € 5.000,00 per artikellid verschuldigd, vermeerderd met € 1.000,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt. Over de periode 14 december 2021 tot en met 4 januari 2022 bedraagt de boete in totaal € 32.000,00.
3.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing althans matiging van de vorderingen, met veroordeling van [eiseres 1] in de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. Zij heeft daartoe – verkort weergegeven – het volgende aangevoerd.
3.3.1.
[gedaagde] betwist dat zij het concurrentiebeding heeft overtreden. [eiseres 1] en [naam zaak] zijn geen concurrenten van elkaar, omdat zij andere kleding verkopen en een andere doelgroep bedienen. [gedaagde] betwist ook dat zij het relatiebeding heeft overtreden. Zij heeft niet geleverd aan klanten en er is ook geen sprake geweest van commerciële communicatie tussen [gedaagde] en de klanten van [eiseres 1].
3.3.2.
Het concurrentie- en relatiebeding is onduidelijk en te ruim. [eiseres 1] heeft geen bedrijfsbelang bij die bedingen, althans [gedaagde] wordt in verhouding tot het te beschermen belang van [eiseres 1] onbillijk benadeeld als bedoeld in artikel 7:653 lid 3 sub b BW.

4..Het geschil in reconventie

4.1.
[eiseres 2] heeft gevorderd, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
A. het concurrentie- en relatiebeding tussen partijen met onmiddellijke ingang te schorsen zodat [eiseres 2] kan blijven werken bij [naam zaak];
voor het geval de bedingen niet worden geschorst of gematigd [verweerster] te veroordelen om – voor de duur van het concurrentiebeding – aan [eiseres 2] een voorschot te betalen inzake de in de bodemprocedure te vorderen vergoeding van € 3.000,00 bruto per maand te vermeerderen met 8% vakantietoeslag;
[verweerster] te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
4.2.
Hetgeen [eiseres 2] aan de vorderingen in reconventie ten grondslag heeft gelegd en hetgeen [verweerster] hiertegen heeft aangevoerd komt hierna aan de orde, indien en voor zover van belang voor de beoordeling.

5..De beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie

5.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie hangen zodanig samen dat zij zich lenen voor een gezamenlijke bespreking.
5.2.
Het spoedeisend belang is gegeven, gelet op de aard van de vorderingen.
5.3.
In dit kort geding moet, mede op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vorderingen van partijen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.4.
Het geschil gaat in de kern om de vraag of [gedaagde] door in dienst te treden bij [naam zaak] het concurrentie- en relatiebeding als vastgelegd in artikel 10.1 en 10.2 van de arbeidsovereenkomst schendt. In beginsel is [gedaagde] gehouden tot nakoming van het beding, maar dit kan anders zijn als voldoende aannemelijk is dat in een eventuele bodemprocedure het beding geheel of gedeeltelijk wordt vernietigd, omdat [gedaagde] in verhouding tot het te beschermen belang van [eiseres 1] onbillijk wordt benadeeld door onverkorte handhaving van het beding. In dat geval kan de kantonrechter in kort geding het beding schorsen, vooruitlopend op gehele of gedeeltelijke vernietiging van het beding in een eventuele bodemprocedure. Gelet op het voorlopige karakter van een kort geding, is in deze procedure geen plaats voor een uitgebreid feitenonderzoek en bewijslevering. De kantonrechter baseert de beslissing op feiten die erkend of onweersproken zijn of die voorshands aannemelijk zijn te achten.
5.5.
In het midden kan blijven of [naam zaak] is aan te merken als concurrent van [eiseres 1]. Bij een ontkennend antwoord stuiten de vorderingen van [eiseres 1] reeds daarop af, maar ook als moet worden aangenomen dat [naam zaak] wél een concurrent is, liggen de vorderingen van [eiseres 1] voor afwijzing gereed. Bij beoordeling van de wederzijdse belangen wegen de belangen van [gedaagde] bij het recht op vrije arbeidskeuze naar het oordeel van de kantonrechter zwaarder dan de belangen van [eiseres 1] bij handhaving van het concurrentiebeding. De kantonrechter licht dat als volgt toe.
5.5.1.
Het evidente belang van [gedaagde] is haar recht op vrije arbeidskeuze. Als onbetwist staat vast dat [gedaagde] na terugkomst van haar werkzaamheden in de horeca tijdens de zomer op Ibiza eerst heeft gesolliciteerd bij verschillende werkgevers buiten de kledingbranche, hetgeen niet tot een nieuwe baan heeft geleid. Nu heeft [gedaagde] de mogelijkheid om in haar onderhoud te voorzien bij [naam zaak]. Aangenomen moet worden dat sprake is van een positieverbetering voor [gedaagde] bij [naam zaak], in die zin dat zij een salaris verdient dat circa 20% hoger ligt dan haar salaris bij [eiseres 1]. Onduidelijk is of [gedaagde] een dergelijk salaris ook kan verdienen bij een (inter)nationale kledingwinkelketen of bij bijvoorbeeld een parfumerie, zoals [eiseres 1] heeft gesuggereerd.
5.5.2.
Tegenover het belang van [gedaagde] staat het eveneens evidente belang van [eiseres 1] om haar bedrijfsdebiet te beschermen. Het gaat volgens [eiseres 1] daarbij om de kennis van [gedaagde] over de leveranciers van [eiseres 1] en/of de wijze van inkopen, de kennis van [gedaagde] over de online marketingstrategie van [eiseres 1] en het effect van de uitingen door [gedaagde] op de social media van [naam zaak] op de klanten van [eiseres 1].
5.5.3.
Vooropgesteld wordt dat een concurrentiebeding is bedoeld om het bedrijfsdebiet (de opgebouwde knowhow en goodwill) van de werkgever te beschermen. Het beding is niet bedoeld om werknemers te binden. Het enkele feit dat een werknemer in dienst is getreden van een concurrent en daarbij zijn bij de werkgever opgedane kennis en ervaring meeneemt, betekent nog niet dat de werkgever bij het vertrek van die werknemer in zijn bedrijfsdebiet is aangetast. Er moet sprake zijn van concurrentiegevoelige kennis en/of vaardigheden, waarmee de nieuwe werkgever een oneerlijk concurrentievoordeel kan verkrijgen.
Leveranciers en inkoop
5.5.4.
Het is onvoldoende aannemelijk dat het bedrijfsdebiet van [eiseres 1] (mogelijk) wordt aangetast door de indiensttreding van [gedaagde] bij [naam zaak] in verband met de kennis die [gedaagde] bij [eiseres 1] heeft opgedaan over leveranciers die kleding in grote maten kunnen leveren en/of kleding in standaardmaten groter kunnen maken. Volgens [eiseres 1] gaat het om vertrouwelijke en niet gangbare informatie, behorend tot haar bedrijfsdebiet, welke informatie [naam zaak] een oneerlijk concurrentievoordeel kan opleveren. [gedaagde] heeft echter gemotiveerd betwist dat het gaat om vertrouwelijke bedrijfsinformatie en gesteld dat die informatie eenvoudig op internet is op te zoeken. Volgens [gedaagde] zijn ‘grote maten’ bovendien niet de doelgroep van [naam zaak], biedt [naam zaak] geen service in haar webshop aan op het gebied van grote maten en is het niet juist dat [naam zaak] zich na haar indiensttreding (meer) is gaan richten op de verkoop van kleding in grote maten. Dat dit wel zo is, heeft [eiseres 1] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd, zodat een en ander in het kader van dit kort geding onvoldoende aannemelijk is geworden.
Online marketingstrategie
5.5.5.
Volgens [eiseres 1] wordt haar bedrijfsdebiet aangetast doordat [gedaagde] haar kennis over de online marketingstrategie van [eiseres 1] deelt met [naam zaak], met het gevaar dat klanten door de uitingen op social media van [naam zaak] worden bewogen om kleding te kopen bij [naam zaak] in plaats van bij [eiseres 1] en dat haar directe concurrentie wordt aangedaan door toedoen van [gedaagde]. Volgens [eiseres 1] heeft [gedaagde] de online marketingstrategie aantoonbaar gedeeld met [naam zaak], omdat [naam zaak] de strategie van [eiseres 1] heeft gekopieerd sinds de indiensttreding van [gedaagde]. [gedaagde] heeft echter betwist dat zij kennis heeft van vertrouwelijke of concurrentiegevoelige bedrijfsstrategieën van [eiseres 1] en dat zij dergelijke informatie heeft gedeeld met [naam zaak].
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] genoegzaam onderbouwd dat kennis over onder andere hoe vaak en op welke manier de kleding het beste kan worden getoond op social media en welk soort uitingen (foto’s of filmpjes en hoe lang precies) de meeste kijkers/volgers oplevert geen unieke en vertrouwelijke bedrijfskennis is, omdat dit voor iedereen zichtbaar is op de Facebookpagina van [eiseres 1]. Ook zonder de indiensttreding van [gedaagde] kan [naam zaak] dus aan die informatie komen. Overigens moet als onbetwist worden aangenomen dat [naam zaak] een extern marketingbureau inhuurt voor de online marketing en dat de (verkoop)medewerkers van [naam zaak], waaronder dus ook [gedaagde], geen actieve rol spelen in het bepalen van de online marketingstrategie. Het enkele feit dat [eiseres 1] heeft geïnvesteerd in de kennis en vaardigheden van [gedaagde] met betrekking tot online marketing en dat [gedaagde] die kennis en vaardigheden kan inzetten bij [naam zaak] of kan doorgeven aan een door [naam zaak] ingehuurd extern marketingbureau betekent niet dat het bedrijfsdebiet van [eiseres 1] wordt aangetast door de uit- respectievelijk indiensttreding van [gedaagde]. Het betreft immers geen vertrouwelijke of concurrentiegevoelige bedrijfsinformatie.
Uitingen op social media
5.5.6.
Uit het partijdebat volgt dat de ‘pijn’ van [eiseres 1] niet zozeer zit in de door haar gestelde vertrouwelijke en concurrentiegevoelige kennis van [gedaagde], maar voornamelijk in de online uitingen door [gedaagde], die zij eerst deed op de Facebookpagina en in de webshop van en ten behoeve van [eiseres 1] en nu op de Facebookpagina en in de webshop van en ten behoeve van [naam zaak], met welke uitingen volgens [eiseres 1] klanten/volgers kunnen worden aangetrokken. De stellingen van [eiseres 1] kunnen zo worden begrepen dat zij stelt dat [gedaagde] thans gebruik dan wel misbruik maakt van haar bij en met behulp van [eiseres 1] opgebouwde online bekendheid, teneinde klanten voor [naam zaak] te werven ten koste van [eiseres 1]. De kantonrechter verstaat dat de bedoeling van [eiseres 1] met het beding is te bewerkstelligen dat [gedaagde] in een periode van twee jaar na het einde van haar dienstverband geen contact onderhoudt met klanten van [eiseres 1], in die zin dat [gedaagde] niet bij uitingen op social media van de concurrent betrokken mag zijn teneinde te voorkomen dat [gedaagde] via het mechanisme van klantenbinding klanten van [eiseres 1] naar [naam zaak] weet te trekken ten koste van [eiseres 1].
5.5.7.
Uit de tekst van het beding, dat erg algemeen is geformuleerd en niet gespecificeerd lijkt te zijn op de onderhavige situatie, volgt niet expliciet dat (online) uitingen op social media zoals de Facebookpagina van de concurrent of het fungeren als model in de webshop vallen onder het verbod op commercieel contact zoals dat in het beding is vastgelegd. Door het verschijnen op foto’s en in filmpjes op de Facebookpagina van [naam zaak] en/of te fungeren als model in de webshop kan niet worden gesproken van het (gericht) zoeken van commercieel contact met klanten van [eiseres 1] door [gedaagde]. Daarbij komt dat het beding zeer ruim is geformuleerd als het gaat om de term ‘klanten’. Het komt de kantonrechter onwaarschijnlijk voor dat [gedaagde] op de hoogte kan zijn van wie allemaal (ooit) klant is (geweest) van [eiseres 1], te meer nu het vooral gaat om online aankopen en om online volgers op Facebook terwijl Facebook een landelijk bereik heeft. Dat het beding zoals opgenomen in artikel 10 van de arbeidsovereenkomst niet geschreven is voor de onderhavige situatie blijkt naar het oordeel van de kantonrechter ook uit de straal van 25 kilometer die daarin is opgenomen. Zou het werkelijk de bedoeling van [eiseres 1] zijn geweest om [gedaagde] te beletten na beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [eiseres 1] op social media te figureren ten behoeve van een andere damesmodezaak, zou het niet voor de hand hebben gelegen om in dat beding een straal op te nemen, omdat social media nu eenmaal een landelijk en zelfs wereldwijd bereik hebben.
5.5.8.
Ook als moet worden aangenomen dat uitingen op social media zoals op de Facebookpagina van de kledingwinkel van de concurrent wél vallen onder het beding, is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [eiseres 1] een wezenlijk belang heeft bij handhaving van het beding. Volgens [eiseres 1] is dat belang gelegen in het behouden van haar klantenbestand. Hoewel [eiseres 1] heeft gesteld dat [gedaagde] hét gezicht was van [eiseres 1] op social media en een grote rol speelde in klantenbinding, heeft [gedaagde] dat betwist en heeft zij onderbouwd dat niet alleen zij, maar ook vier andere (verkoop)medewerkers regelmatig op de social media van [eiseres 1] te zien waren en dat [gedaagde] thans bij [naam zaak] ook niet de enige medewerker is die op de social media en in de webshop van [naam zaak] wordt afgebeeld. De kantonrechter acht onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van zodanige klantenbinding door de verschijning van [gedaagde] op social media en dat daardoor een gegronde vrees bestaat voor afkalving van het klantenbestand van [eiseres 1] ten gunste van [naam zaak] door de uit- respectievelijk indiensttreding van [gedaagde]. De door beide partijen geproduceerde cijfermatige gegevens en de overgelegde stukken onderbouwen dat niet. Dat er een enkele klant is geweest die in verwarring was over de vraag bij welke van de twee webshops zij een kledingstuk had besteld (welk kledingstuk [gedaagde] online heeft laten zien), rechtvaardigt niet de conclusie dat er sprake is van het wegtrekken van klanten van [eiseres 1] naar [naam zaak] door toedoen van [gedaagde]. Hierbij wordt ook in aanmerking genomen dat [gedaagde] na het einde van haar dienstverband, dat formeel is geëindigd op 30 juni 2021 en feitelijk op 31 mei 2021 in verband met het opnemen van het tegoed aan vakantiedagen, pas zo’n zes maanden later in dienst is getreden bij [naam zaak], zodat van een directe overstap naar een (mogelijke) concurrent geen sprake is.
5.5.9.
[eiseres 1] heeft nog naar voren gebracht dat zij veel heeft geïnvesteerd in social media en in [gedaagde]. Zoals hiervoor ook al overwogen, is een concurrentiebeding niet bedoeld om werknemers te binden. Een concurrentiebeding is ook niet bedoeld om de investering van een werkgever in een werknemer ‘binnen boord’ te houden, in ieder geval totdat de investering is terugverdiend.
Twee jaar
5.5.10.
Tot slot wordt bij de belangenafweging in aanmerking genomen dat [gedaagde] door het beding voor de duur van twee jaar wordt beperkt in haar recht op vrije arbeidskeuze. Volgens vaste rechtspraak is een duur van meer dan één jaar niet redelijk, tenzij de werkgever gemotiveerd heeft onderbouwd welk belang zij heeft bij een dergelijk lange periode. [eiseres 1] heeft daarover in onderhavig geval onvoldoende gesteld.
5.6.
Alles overziend en daarbij rekening houdend met het feit dat [gedaagde] onverkort is gebonden aan het geheimhoudingsbeding ten gunste van [eiseres 1], acht de kantonrechter voorshands voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure de belangenafweging in het voordeel van [gedaagde] zal uitvallen en dat het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk zal worden vernietigd omdat [gedaagde] onbillijk wordt benadeeld door het beding. De vorderingen van [eiseres 1] met betrekking tot het concurrentiebeding en de nevenvorderingen worden afgewezen. De vordering van [gedaagde] tot schorsing van het concurrentie- en relatiebeding wordt toegewezen, voor zover het ziet op de indiensttreding van [gedaagde] bij [naam zaak].
5.7.
Ter zitting heeft [gedaagde] toegelicht dat het petitum van de reconventionele vordering (zie 4.1.) zo gelezen moet worden dat de vordering met betrekking tot het toekennen van een vergoeding voorwaardelijk is ingesteld voor het geval niet aan schorsing of matiging van het concurrentie- en relatiebeding wordt toegekomen. Aangezien de door [gedaagde] gevorderde schorsing wordt toegewezen, is de voorwaarde niet vervuld, zodat de kantonrechter ook niet toekomt aan de beoordeling van vorenbedoelde vordering.
5.8.
De vordering van [gedaagde] tot veroordeling van [eiseres 1] in de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat daarvoor geen deugdelijke grondslag is gesteld of gebleken.
5.9.
[eiseres 1] wordt in conventie als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, bestaande uit € 747,00 aan gemachtigdensalaris. De kantonrechter ziet geen aanleiding om een aparte proceskostenveroordeling in reconventie uit te spreken, omdat in reconventie geen extra proceshandelingen zijn verricht.

6..De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
in conventie
wijst de vorderingen af;
in reconventie
schorst het concurrentie- en relatiebeding tussen partijen, voor zover het betrekking heeft op de indiensttreding van [eiseres 2] bij [naam zaak];
in conventie en in reconventie
veroordeelt [eiseres 1] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 747,00 aan gemachtigdensalaris;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
34286