ECLI:NL:RBROT:2022:9922

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
C/10/627021 / FA RK 21-7732
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijfplaats en vervallenverklaring uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 november 2022 uitspraak gedaan over de hoofdverblijfplaats van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02]. De moeder had verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen met terugwerkende kracht per 8 augustus 2022 bij haar te bepalen, en om de machtiging tot uithuisplaatsing te vervallen. De vader had een zelfstandig verzoek ingediend, maar stemde in met de hoofdverblijfplaats bij de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen sinds 8 augustus 2022 voornamelijk bij de moeder verblijven en dat de vader zich hiertegen niet verzet. De kinderrechter heeft ook overwogen dat de moeder de zorg voor de kinderen in toenemende mate op zich neemt en dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat dit op korte termijn zal veranderen. Daarom is de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder bepaald en is de machtiging tot uithuisplaatsing vervallen verklaard. De kinderrechter heeft echter geen zorgregeling vastgesteld, omdat de ouders nog steeds onenigheid hebben over de uitvoering van de zorg voor de kinderen en de communicatie tussen hen is verslechterd. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is dat de GI de regie houdt over de zorgregeling en dat verdere juridisering van de zorgregeling vermeden moet worden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/627021 / FA RK 21-7732
datum uitspraak: 7 november 2022

beschikking hoofdverblijfplaats en vervallenverklaring uithuisplaatsing

in de zaak van

[naam moeder01] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. A.J. de Graaf, kantoorhoudende te Papendrecht,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2018 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige01] ,
[minderjarige02],
geboren op [geboortedatum01] 2018 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland-Zuid,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,

[naam vader01] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. M.W.A.M. Scheepens, kantoorhoudende te Tilburg.
De kinderrechter merkt in het kader van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering als informant aan:

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 9 mei 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage van de GI van 30 september 2022, ingekomen bij de griffie op 3 oktober 2022;
- het verweerschrift van de moeder, tevens gewijzigd verzoek van de moeder van 7 oktober 2022, ingekomen bij de griffie op 11 oktober 2022;
- het verweerschrift van de vader van 13 oktober 2022, ingekomen bij de griffie op 17 oktober 2022.
Op 7 november 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam01] ,
- twee vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam02] en mw. [naam03] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan mw. [naam04] , hulpverlener van de moeder vanuit het Leger des Heils.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] verblijven van maandag na school tot vrijdagmiddag bij de moeder. In de oneven weken verblijven [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] in de weekenden van vrijdagmiddag tot maandagochtend bij de vader. In de even weken verblijven [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] in de weekenden van vrijdagmiddag tot maandagochtend in het pleeggezin.
Bij beschikking van 9 mei 2022 zijn [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] onder toezicht gesteld tot 9 mei 2023. De kinderrechter heeft bij deze beschikking tevens een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] in een voorziening voor pleegzorg verleend met ingang van 9 mei 2022 tot 9 november 2022.

De aangehouden verzoeken

De verzoeken van de moeder:
De moeder verzoekt – met wijziging/aanvulling van haar oorspronkelijke verzoek – te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen met ingang van 8 augustus 2022 bij haar zal zijn en dat de minderjarigen in de gemeentelijke basisadministratie (de rechtbank leest: de basisregistratie personen) op het adres van de moeder ingeschreven zullen staan.
De moeder verzoekt voorts – met wijziging/aanvulling van haar oorspronkelijke verzoek – een regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vast te stellen die inhoudt dat [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] wekelijks van maandag na school tot donderdag 14:30 uur bij de vrouw verblijven en in de oneven weken van vrijdag 17 uur tot maandagochtend naar school bij de man en de overige dagen in een deeltijdpleeggezin.
De moeder verzoekt tevens te bepalen dat de uithuisplaatsing wordt ingetrokken met ingang van 8 augustus 2022, althans met ingang van een door de rechtbank vast te stellen datum.
De zelfstandig verzoeken van de vader:
De vader heeft het zelfstandige verzoek gedaan om te bepalen dat:
(primair) de kinderen hun hoofdverblijf zullen hebben bij de moeder en dat de kinderen recht zullen hebben op contact met de vader om de week van vrijdag uit school tot maandag naar school;
(subsidiair) de kinderen hun hoofdverblijf zullen hebben bij de vader en recht zullen hebben op contact met de moeder op iedere woensdag uit school tot donderdagochtend naar school en om de week van vrijdag uit school tot maandag naar school;
(en voorts voorwaardelijk bij toewijzing van het subsidiaire verzoek voor zover daarin is bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijf zullen hebben bij de man)
de man vervangende toestemming wordt verleend om de kinderen in te schrijven op een school in Dordrecht, en daarbij de vrouw een bijdrage wordt opgelegd ad € 25,00 per kind per maand bij vooruitbetaling aan de man te voldoen.
De standpunten
De moeder
Door en namens de moeder zijn de verzoeken met betrekking tot de hoofdverblijfplaats en de machtiging uithuisplaatsing ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht.
Sinds februari 2022 is de zorgregeling tussen de moeder en de kinderen opgebouwd. Sinds 8 augustus 2022 zijn de kinderen wekelijks van maandag tot en met donderdag bij de moeder. Sinds deze week is daar ook de vrijdag bijgekomen. De moeder heeft de afgelopen maanden erg haar best gedaan. Het gaat goed met haar en ook de zorgregeling met de kinderen verloopt goed. In het weekend gaan de kinderen de ene week naar de vader en de andere week naar het pleeggezin. Om aanspraak te kunnen maken op een aantal financiële regelingen is het belangrijk voor de moeder dat de hoofdverblijfplaats met terugwerkende kracht per 8 augustus 2022 bij de moeder wordt bepaald en dat ook de machtiging tot uithuisplaatsing met terugwerkende kracht per diezelfde datum wordt beëindigd. De moeder heeft ondervonden dat zolang de kinderen niet op haar adres zijn ingeschreven, het haar niet lukt om de kinderbijslag, het kindgebonden budget en de bijdrage van Stichting Leergeld aan te vragen. De moeder heeft deze toeslagen wel nodig.
Voor wat betreft de zorgregeling kan geconcludeerd worden dat er nu een schema ligt wat nageleefd wordt. Mocht dit toch anders worden, dan heeft de GI in het kader van de ondertoezichtstelling middelen om daarin te handelen. De zorgregeling hoeft daarom niet vastgelegd te worden. De invulling van de vakanties is nog onduidelijk.
De vader
Door en namens de vader is ter zitting aangegeven dat hij nog altijd zorgen heeft over de vraag of het bij de moeder ook voor langere tijd goed zal blijven gaan. Het is daarom van belang dat het pleeggezin betrokken blijft bij de kinderen. Zij hebben goed zicht op hoe het met de kinderen gaat. De kinderen staan op dit moment nog ingeschreven bij de pleegmoeder. Desgevraagd geeft mr. Scheepens aan dat het bepalen van de hoofdverblijfplaats bij de moeder of het vervallen verklaren van de machtiging uithuisplaatsing geen negatieve gevolgen zal hebben voor de vader. De vader stemt daarmee in en handhaaft in die zin zijn subsidiaire zelfstandige verzoek niet langer. De kinderen verblijven momenteel om de week van vrijdagmiddag tot maandagochtend bij de vader en dit gaat goed. De vader is tevreden met de huidige regeling en verlangt daarvan geen uitbreiding. Wel heeft hij zorgen over hoe de vakanties ingevuld gaan worden. Dat is op dit moment nog zeer onduidelijk. Het heeft daarom nu geen zin om een zorgregeling formeel vast te leggen.
De GI
De GI heeft ter zitting het volgende toegelicht. De afgelopen maanden is de zorgregeling opgebouwd, waarbij de kinderen steeds vaker bij de moeder zijn. Over het algemeen gaat dit goed, maar het is belangrijk dat de moeder nog meer in haar kracht gaat staan dan nu het geval is. Om de constructie goed te laten verlopen is het noodzakelijk dat de kinderen naar school en naar de buitenschoolse opvang gaan. Ook de betrokkenheid van het pleeggezin is daarin nog erg belangrijk, maar vanwege hun huidige situatie – de pleegouders zijn uit elkaar en hebben daardoor zowel organisatorisch als financieel aan armslag moeten inboeten – kunnen zij minder betekenen voor [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] . [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] kunnen nog wel om het weekend naar de pleegmoeder, maar de acute opvang op de momenten dat de ouders even lucht nodig hebben en de opvang in de vakanties zijn ingewikkelder geworden. De afgelopen maanden is gebleken dat er soms nog wel momenten zijn waarop de ouders het even niet meer aankunnen en er dan ad hoc opvang nodig is. Dit blijft een punt van aandacht. Omdat het wenselijk was dat de kinderen vanuit de moeder naar school zouden gaan, verblijven de kinderen vanaf de start van het schooljaar – vanaf 8 augustus 2022 – van maandagmiddag tot vrijdagmiddag en daarmee dus vier dagen bij de moeder. De GI heeft er dan ook geen bezwaar tegen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen met terugwerkende kracht bij de moeder wordt bepaald.
De GI maakt zich grote zorgen om de communicatie tussen de ouders. Vanwege recente discussie over de financiën is de communicatie, die tot dan toe goed verliep, zeer verslechterd. Waar de ouders eerst qua communicatie op één lijn zaten, is communicatie nu nauwelijks nog mogelijk. Het is daarom op dit moment ook lastig om over de zorgregeling te communiceren en afspraken te maken. Gelet hierop is het wenselijk dat er door de rechtbank een zorgregeling wordt vastgelegd.
De Raad
De Raad heeft ter zitting het volgende toegelicht. De Raad acht het niet wenselijk dat er geen zorgregeling wordt vastgelegd. Het zou de ouders en de kinderen helpen als er zo veel mogelijk duidelijkheid is over wanneer de kinderen waar zijn. De vader geeft aan dat een zorgregeling van om het weekend voor hem haalbaar is. Dan is het wenselijk dat in ieder geval dat deel wordt vastgelegd.

De beoordeling

Hoofdverblijfplaats en machtiging tot uithuisplaatsing
Sinds de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] op 18 februari 2022 hebben beide ouders hard gewerkt aan hun herstel en hun draagkracht. De positieve ontwikkelingen in de afgelopen maanden hebben ertoe geleid dat de omgang tussen de kinderen en de ouders (met name de moeder) stapsgewijs is uitgebreid. Hoewel een eindstadium nog niet is bereikt, is er inmiddels meer duidelijkheid over de mogelijkheden en beperkingen van de ouders met betrekking tot hun draagkracht/draaglast-verhouding. [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] gaan sinds begin augustus 2022 naar de basisschool en de buitenschoolse opvang, waardoor de zorglasten van de moeder overdag zijn verminderd. Door haar verbeterde draagkracht lukte het de moeder vanaf de start van het schooljaar om wekelijks vier achtereenvolgende dagen (van maandag tot en met donderdag) de zorg en opvoeding voor de kinderen te dragen. Recent is daar ook een vijfde dag aan toegevoegd, te weten de vrijdag. Hoewel het nog te pril is om met zekerheid te stellen dat de moeder ook daadwerkelijk in staat is voor langere duur vijf achtereenvolgende dagen voor de kinderen te zorgen, kan inmiddels wel worden geconcludeerd dat de moeder al ruim drie maanden meer dan de helft van de week voor de kinderen zorgt. Er zijn op dit moment geen concrete aanwijzingen dat dit binnen afzienbare termijn anders zal zijn. Er wordt immers gewerkt aan verdere uitbreiding.
Gelet op het feit dat [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] inmiddels merendeels bij de gezaghebbende moeder verblijven en de gezaghebbende vader zich hiertegen niet verzet, zal de kinderrechter de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] bij de moeder bepalen en wel, zoals door de moeder is verzocht, met terugwerkende kracht per 8 augustus 2022. Voor dat laatste ziet de kinderrechter aanleiding in de omstandigheid dat daarmee de formele en de feitelijke situatie met elkaar in overeenstemming gebracht worden, wat er mede toe kan leiden dat de moeder met terugwerkende kracht alsnog toeslagen ten behoeve van de kinderen kan aanvragen, zoals kinderbijslag en kindgebonden budget. Gelet op de financiële zorgen die er de afgelopen maanden ontstaan zijn, de discussie die dat tussen de ouders heeft teweeggebracht en de belangen die [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] hebben bij financiële verlichting bij de moeder, ziet de kinderrechter aanleiding om het verzoek van de moeder ook in zoverre toe te wijzen.
In het verlengde hiervan zal de kinderrechter tevens de reeds verleende machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg vervallen verklaren met ingang van 8 augustus 2022. Nu de hoofdverblijfplaats van de kinderen met terugwerkende kracht per 8 augustus 2022 bij de moeder is bepaald en er op dat moment, maar ook nadien, tussen de ouders geen discussie was over het feit dat de kinderen het merendeel van de tijd bij de moeder verblijven, was een machtiging tot uithuisplaatsing vanaf 8 augustus 2022 niet langer de aangewezen maatregel.
Zorgregeling
De kinderrechter beoordeelt of het in het belang van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] noodzakelijk is dat een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt vastgesteld.
In de beschikking van 9 mei 2022 heeft de kinderrechter hierover reeds overwogen dat het niet in het belang van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] is om een definitieve zorgregeling vast te stellen in een fase waarin de mogelijkheden en beperkingen van de ouders op de lange termijn nog
onvoldoende duidelijk zijn. Hoewel de afgelopen maanden sprake is van een positieve ontwikkeling, zoals hiervoor omschreven, is een eindstadium nog niet bereikt. De ouders lijken in grote lijnen overeenstemming te hebben bereikt over hoe de zorgregeling eruit moet zien, maar hebben nog altijd onenigheid over de concrete uitvoering in de praktijk.
In het verleden is gebleken dat de ouders wisselend zijn in hun wensen en mogelijkheden ten aanzien van de zorg voor en omgang met de kinderen. Daarbij zijn zij met elkaar in conflict geraakt, zowel over de wens om de eigen verantwoordelijkheden en omgang uit te breiden maar ook om die te beperken en daarmee de verantwoordelijkheden van de andere ouder te vergroten. Dat heeft er toe geleid dat de ouders bezweken onder de druk en zich dan uit het contact met de kinderen terugtrokken, waarbij de ouders hun deel van de afspraken niet of niet overeenkomstig de wens van de ander nakwamen.
Het nu vastleggen van een zorgregeling die op dit moment nog niet volledig is uitgekristalliseerd brengt de ouders in een situatie waarin zij de mogelijkheid hebben om nakoming van die zorgregeling te eisen wanneer de andere ouder het laat afweten. Daarmee wordt het risico op discussie en verwijten over en weer aanmerkelijk vergroot. Zeker nu er in de communicatie tussen de ouders een zorgelijk terugval gaande is, is dit niet in het belang van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] en evenmin in het belang van beide ouders.
Concluderend acht de kinderrechter het niet in het belang van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] om bij beschikking een zorgregeling vast te leggen. Daarmee zou afbreuk worden gedaan aan de regie die in handen behoort te blijven van de GI opdat het belang van de kinderen vooropgesteld en leidend blijft. De kinderrechter is van oordeel dat het aan de GI is om in het dwingende kader van de ondertoezichtstelling telkens met ouders af te spreken of uitbreiding of inperking van de omgang wenselijk dan wel noodzakelijk is. De GI moet daarbij de instrumenten in kunnen zetten die de ondertoezichtstelling biedt.
Ten overvloede merkt de kinderrechter daarbij op dat, bij vastlegging van de zorgregeling, voor iedere wijziging een gang naar de rechter nodig zou zijn, terwijl verdere juridisering van de zorgregeling niet in het belang is van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] en daarom vermeden moet worden. Daar komt bij dat er reeds een zorgregeling in grove lijnen is overeengekomen waar alle partijen het vooralsnog over eens lijken te zijn.
De kinderrechter wijst daarom alle resterende verzoeken van de ouders die zien op vaststelling van een regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken af.

De beslissing

De kinderrechter:
bepaalt de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] met ingang van 8 augustus 2022 bij de moeder;
verklaart de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] met terugwerkende kracht vanaf 8 augustus 2022 vervallen;
wijst het meer of anders verzochte van de ouders af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2022 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 november 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.