ECLI:NL:RBROT:2022:9944

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
10/273963-21, 10/117704-21 (ter terechtzitting gevoegd) en 13/162540-21 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot woningoverval, mishandeling echtgenote en andere mishandelingen met gevangenisstraf

Op 19 oktober 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1992, die op 6 oktober 2021 samen met een medeverdachte een poging tot woningoverval heeft gepleegd in Barendrecht. De verdachte heeft de woning van het slachtoffer betreden met een (vuur)wapen en heeft geprobeerd geld af te nemen, waarbij hij geweld heeft gebruikt. Het slachtoffer heeft het geweld kunnen stoppen door het alarm te activeren, waarna de verdachte is gevlucht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte bewust hebben samengewerkt om de overval uit te voeren, wat leidde tot een bewezenverklaring van de poging tot diefstal met geweld.

Daarnaast is de verdachte ook veroordeeld voor mishandeling van zijn echtgenote, waarbij hij haar heeft geslagen en bij de pols heeft vastgepakt, wat resulteerde in letsel. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefsters geloofwaardig geacht en de verdachte schuldig bevonden aan de mishandelingen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier jaar geëist, en de rechtbank heeft deze eis gehonoreerd, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest.

De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen behandeld. De benadeelde partij [slachtoffer01] heeft schadevergoeding gevorderd voor materiële en immateriële schade, welke grotendeels is toegewezen. De benadeelde partij [slachtoffer02] is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat zij had aangegeven geen juridische stappen te willen ondernemen tegen de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van proceskosten en schadevergoedingen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/273963-21, 10/117704-21 (ter terechtzitting gevoegd) en 13/162540-21
(ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 19 oktober 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1992,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam ,
raadsman mr. A.K. Ramdas, advocaat te Barendrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 28 januari 2022 (zulks op de voet van artikel 377, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering), 22 april 2022, 20 juli 2022 en 5 oktober 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 13/162540-21 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10/273963-21, het in de zaak met parketnummer 10/117704-21 en het in de zaak met parketnummer 13/162540-21 subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 13/162540-21 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen is, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de in de zaak met parketnummer 10/273963-21 ten laste gelegde poging tot woningoverval. Dat de verdachte in Barendrecht aanwezig was, wordt niet betwist. Hij heeft echter geen aandeel gehad in het ten laste gelegde. Hij wist niet van een plan om te beroven, laat staan dat er sprake was van een vooropgezet plan en ook bij de uitvoering van de overval heeft de verdachte niet bewust nauw samengewerkt met zijn medeverdachte. De verklaring van de medeverdachte daaromtrent is onbetrouwbaar en dient om die reden buiten beschouwing te worden gelaten.
De verdediging heeft tevens vrijspraak bepleit van het onder parketnummer: 10/117704-21 ten laste gelegde. De beschrijving en de foto’s van het letsel kunnen niet voor het bewijs worden gebezigd, omdat niet duidelijk is op welke (vermeende) mishandeling deze betrekking hebben. Daarnaast kan de verklaring van de getuige [getuige01] niet als steunbewijs worden gebruikt. Zij heeft zelf niets waargenomen en enkel van de aangeefster vernomen wat er zou zijn gebeurd.
De verdediging heeft ten slotte vrijspraak bepleit van het in de zaak met parketnummer: 13/162540-21 subsidiair ten laste gelegde. De verklaringen van de aangeefster zijn onbetrouwbaar en niet consistent. De aangeefster heeft haar aangifte ingetrokken, zodat ernstige twijfel over haar geloofwaardigheid en de juistheid van haar eerdere verklaringen bestaat. Uit de foto’s van het letsel kan niet worden opgemaakt of deze het gevolg zijn van de vermeende gedragingen van de verdachte. De camerabeelden zijn onduidelijk en ondersteunen de aangifte evenmin.
4.2.2.
Beoordeling
Ten aanzien van parketnummer: 10/273963-21
De verdachte heeft verklaard dat hij op 6 oktober 2021 samen met zijn medeverdachte [medeverdachte01] (hierna: de medeverdachte) bij de woning van de aangever [slachtoffer01] in Barendrecht was. De verdachte zou daar zijn geweest omdat hij – naar zijn zeggen – nog geld kreeg van zijn medeverdachte. Toen de medeverdachte en de aangever in een gevecht raakten, is hij ertussen gesprongen om hen uit elkaar te halen.
De rechtbank acht deze verklaring van de verdachte niet aannemelijk. De rechtbank wijst in dit verband op de verklaringen van de aangever en de medeverdachte. Zij verklaren onafhankelijk van elkaar – kort samengevat – dat zij die avond samen uit waren geweest, dat de medeverdachte de aangever had thuisgebracht, dat de medeverdachte vervolgens met een smoes weer aanbelde bij de aangever en dat toen de aangever opendeed de verdachte naar binnen stormde. De verdachte heeft vervolgens geweld gebruikt tegen de aangever met als doel geld van hem te krijgen. Toen de aangever het alarm activeerde, schrok de verdachte en is hij gevlucht.
De rechtbank acht deze verklaringen geloofwaardig, temeer nu deze worden ondersteund door de contacten tussen de verdachte en de medeverdachte die avond. Uit dit chat- en belcontact valt immers af te leiden dat zij elkaar op de hoogte hielden van het verloop van de avond. Ook kan hieruit worden opgemaakt dat tussen de verdachte en de medeverdachte een vooropgezet plan is geweest om de aangever van een geldbedrag te beroven. Het was de taak van de medeverdachte om de aangever die avond dronken te voeren, naar huis te brengen en met een smoes ervoor te zorgen dat hij de voordeur opende. De verdachte heeft vervolgens de geweldshandelingen uitgevoerd.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat tussen de verdachte en de medeverdachte sprake is van een bewuste nauwe samenwerking. Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van parketnummer: 10/273963-21
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat op grond van de aangifte, de verklaring van de getuige [getuige01] en de foto’s van het letsel het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte heeft verklaard dat hij en zijn vrouw, de aangeefster [slachtoffer02] , een woordenwisseling hadden waarbij hij zijn vrouw bij de pols/armen heeft gepakt. De aangeefster is een dag na de mishandeling door de verdachte naar het ziekenhuis gebracht, omdat zij – zo verklaart de verdachte – pijn had. Aldaar is zij door de artsen geholpen en is letsel geconstateerd. Bij thuiskomst heeft aangeefster haar tante (getuige [getuige01] ) gebeld om te vertellen wat er was gebeurd en daarbij ook foto’s van het letsel gestuurd. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van deze verklaringen, mede gelet op de tijdspanne waarin deze gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Zij gaat er dan ook van uit dat de foto’s die de aangeefster verstuurde gemaakt zijn nadat zij in het ziekenhuis was geweest.
Ten aanzien van parketnummer: 10/273963-21
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is. Uit de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen van een agente in burger volgt dat de verdachte de aangeefster heeft mishandeld. Dat de aangeefster haar aangifte later heeft ingetrokken, doet daar niet aan af. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel aangeefster niet verdachtes levensgezel was, zodat de verdachte van deze strafverzwarende omstandigheid zal worden vrijgesproken.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is het onder parketnummer: 10/273963-21, het onder parketnummer 10/117704-21 en het onder parketnummer: 10/162540 subsidiair ten laste gelegde.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummers 10/273963-21, 10/117704-21 en 13/162540-21 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10/273963-21
hij op 6 oktober 2021 te Barendrecht tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan de [adres01] alwaar verdachte en/of zijn mededader zich tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een geldbedrag, dat geheel aan [slachtoffer01] , toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en
deze poging diefstal te doen vergezellen van geweld tegen die [slachtoffer01] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken,
- de woning van die [slachtoffer01] heeft/hebben betreden en/of heeft/hebben voorkomen dat de voordeur door die [slachtoffer01] werd dichtgeduwd en
-een (vuur)wapen heeft getoond en
- die [slachtoffer01] op de grond heeft gewerkt en
- de benen van die [slachtoffer01] heeft vastgepakt en op die [slachtoffer01] is gaan zitten en
- een (vuur)wapen tegen het hoofd van die [slachtoffer01] heeft geplaatst en
- met een (vuur)wapen tegen het hoofd van die [slachtoffer01] heeft geslagen en
-
tegen die [slachtoffer01] heeft gezegd:
o “Je kan geld overmaken. Je hebt geld op je rekening!” en
o “Hou je bek!”,
en
- de kleding van die [slachtoffer01] voor de mond van die [slachtoffer01] heeft gehouden en
- aan de kleding van die [slachtoffer01] heeft getrokken, waardoor die kleding strak om de keel van die [slachtoffer01] kwam te zitten en die [slachtoffer01] in ademnood kwam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 10/117704-21
hij op 27 februari 2021 te Rotterdam zijn echtgenote, [slachtoffer02] , heeft mishandeld door die [slachtoffer02] met kracht opzij te duwen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer02] ten val is gekomen en vervolgens die [slachtoffer02] bij de haren vast te pakken en met kracht over de grond te trekken en die [slachtoffer02] daarna op het linker (boven)been te schoppen en haar pols en/of arm vast te pakken en om te draaien;
Parketnummer 13/162540-21
subsidiair,
hij op 19 juni 2021 te Amsterdam-Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel [slachtoffer03] , heeft mishandeld door Die [slachtoffer03] meermalen in het gezicht te slaan en
- die [slachtoffer03] te trekken aan de benen en
- die [slachtoffer03] bij het lichaam vast te pakken in een zogenoemde “knuffelgreep”, en
- die [slachtoffer03] in haar wang te bijten en
- die [slachtoffer03] meermalen te duwen tegen het lichaam;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/273963-21
Poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Parketnummer 10/117704-21
Mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote.
Parketnummer 13/162540-21
Mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op 6 oktober 2021 samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een poging tot woningoverval. De verdachte heeft die avond het slachtoffer – dat samen met de medeverdachte uit was geweest in Rotterdam – opgewacht bij zijn woning. De medeverdachte heeft het slachtoffer thuis afgezet. Kort daarna belde de medeverdachte met een smoes weer aan, waarop het slachtoffer de voordeur voor hem opende. De verdachte is vervolgens met een (vuur)wapen de woning van het slachtoffer binnengestormd en heeft door middel van geweld geprobeerd hem geld afhandig te maken. Het slachtoffer heeft het geweld uiteindelijk kunnen stoppen door het alarm van zijn woning af te laten gaan. Daarop is de verdachte de woning ontvlucht zonder geld. Dat de woningoverval niet is voltooid is een gelukkige omstandigheid, die evenwel bepaald niet aan de verdachte of de medeverdachte is te danken.
Met zijn handelen heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer. De eigen woning is een plaats waar iemand zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. De ervaring leert ook dat een feit als dit bij slachtoffers nog lange tijd gevoelens van angst en onveiligheid met zich kan brengen. Dit geldt temeer als zo’n feit in de nachtelijke uren plaatsvindt. Dit volgt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring die op de zitting door het slachtoffer is voorgelezen. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan een tweetal mishandelingen. In het eerste geval heeft hij zijn echtgenote naar aanleiding van een woordenwisseling mishandeld door haar meermalen te slaan, over de grond te trekken en haar bij de pols en armen te pakken en deze te verdraaien. Hierdoor heeft zijn echtgenote pijn geleden en ook fysiek letsel aan haar pols opgelopen. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn echtgenote.
In het tweede geval heeft hij naar aanleiding van een woordenwisseling het slachtoffer – een vrouw met wie hij langere tijd (zoals hij het zelf uitdrukt) een affaire had gehad, waarmee hij een avond uit was geweest, – meermalen geslagen, getrokken aan haar benen en in een knuffelgreep gehouden om haar vervolgens hardhandig terug in de auto te duwen en in haar wang gebeten. Hierdoor heeft zijn vriendin letsel bekomen. Ook dit handelen van verdachte getuigt niet van enig respect voor de lichamelijke integriteit van andere personen. De rechtbank acht het laakbaar dat de verdachte het in zijn frustratie en door relationele problemen heeft laten komen tot deze mishandelingen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 juni 2022.
De reclassering adviseert aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Het recidiverisico kan geen de ontkenning van de verdachte niet adequaat worden ingeschat. De verdachte is eerder veroordeeld. Hij neemt thans geen verantwoordelijkheid en lijkt weinig empathie voor de slachtoffers te tonen. Mogelijk is ook sprake van een deels negatief sociaal netwerk en lijkt op basis van de gedragingen in onderhavige zaken sprake van persoonlijkheidsproblematiek. Indien de verdachte schuldig wordt bevonden, acht de reclassering een persoonlijkheidsonderzoek en behandeling in verplicht kader noodzakelijk.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank neemt ten aanzien van de poging tot woningoveral in strafverzwarende zin mee dat de overval in de nachtelijke uren heeft plaatsgevonden, dat sprake is geweest van grof geweld gepleegd door de verdachte en dat daarbij een (vuur)wapen betrokken is geweest.
De rechtbank heeft gezien dat ten aanzien van de twee mishandelingen stukken in het dossier zijn gevoegd waaruit volgt dat elk van de aangeefsters de wens zou hebben geuit hun aangifte in te trekken dan wel dat de verdachte voor deze feiten geen straf zou moeten krijgen. De rechtbank overweegt in dit verband dat wat daar ook van zij, feit blijft dat de verdachte beide vrouwen heeft mishandeld waarbij zij beiden letsel hebben opgelopen. In één van de gevallen betreft het huislijk geweld, in het andere geweld op de openbare weg. Dit maakt dat de rechtbank met deze wensen geen rekening zal houden.
De officier van justitie heeft geëist aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar op te leggen. Hoewel de rechtbank de verdachte wat betreft de mishandeling van mevrouw [slachtoffer03] vrijspreekt van het strafverzwarende onderdeel ‘levensgezel’, is de rechtbank alles afwegend van oordeel dat dit maar een ondergeschikt detail is in het geheel (zeker nu de verdachte wel een langdurige affaire met dit slachtoffer had gehad en de stellingname van de officier van justitie op dit punt heel goed te volgen is) en dat de geëiste straf voor de bewezenverklaarde feiten passend en geboden is. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van vier jaar.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregel

8.1.
De benadeelde partij [slachtoffer01]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer01] ter zake van het onder 10/273963-21 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.565,86 aan materiële schade, een vergoeding van € 5.000,-- aan immateriële schade en een vergoeding van € 250,-- aan proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de vordering dient te worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, nu vrijspraak is bepleit. Daarnaast heeft ook zijn medeverdachte schuld. Ten aanzien van de gevorderde vergoeding van materiële schade ontbreekt het causale verband. De gevorderde vergoeding van immateriële schade staat niet in verhouding met het ten laste gelegde feit. Tot slot heeft de verdediging betoogd dat bij toewijzing van de vordering rekening moet worden gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer 10/273963-21 bewezen verklaarde feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht aan de benadeelde partij en dat de vordering genoegzaam is onderbouwd. De rechtbank overweegt in dit verband nog het volgende. Uit de vordering en de toelichting daarop op de zitting volgt dat het camerasysteem binnen enkele weken is aangeschaft om het door het bewezenverklaarde geweldsmisdrijf ontstane gevoel van onveiligheid te verminderen. Deze omstandigheden maken dat deze kosten als rechtstreekse schade in de zin van artikel 51f, eerste lid, Wetboek van Strafvordering betreffen. De rechtbank zal dit onderdeel van de vordering daarom, ondanks de betwisting door de verdachte, toewijzen.
Voorts is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.500,--. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 6 oktober 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de proceskosten en de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 4.065,86, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
8.2.
De benadeelde partij [slachtoffer02]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer02] ter zake van het onder parketnummer 10/117704-21 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 800,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de vordering dient te worden afgewezen, aangezien de verdachte en de benadeelde partij zich hebben verzoend. Daarbij heeft de benadeelde partij blijkens een e-mailbericht aan de raadsman te kennen gegeven haar aangifte jegens de verdachte te willen intrekken.
Zij zijn nog altijd in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd, zodat eventuele toewijzing van de vordering enkel zal terugvloeien in de eigen financiën van de verdachte en de benadeelde partij.
Beoordeling
De rechtbank constateert dat de vordering van de benadeelde partij dateert van 18 augustus 2021. Nadien is geen contact meer geweest met de benadeelde partij. Zij is ook niet op de zitting verschenen.
Bij het onderzoek ter zitting is gebleken dat de verdachte en zijn echtgenote zich hebben verzoend. De officier van justitie heeft in dit verband gemeld dat tussen de benadeelde partij en de verdachte een bezoekregeling is opgesteld vanwege een verzoening.
Uit een e-mailbericht van de benadeelde partij aan de raadsman van de verdachte blijkt voorts dat zij niet wil dat de verdachte wordt veroordeeld voor het feit dat haar betreft en dat zij niet achter haar aangifte staat.
Gelet op deze omstandigheden verstaat de rechtbank dat de benadeelde partij inmiddels wenst dat geen enkele juridische interventie ten aanzien van de verdachte plaatsvindt. Hoewel dit niet aan de weg staat aan de strafrechtelijke vervolging van de verdachte, ziet de rechtbank dit wel als het -in deze procedure- prijsgeven van de civielrechtelijke aanspraken van het slachtoffer op de verdachte. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 57, 300, 304 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 13/162540-21 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10/273963-21, het onder parketnummer 10/117704-21 en het onder parketnummer 13/162540-21 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [slachtoffer01], te betalen een bedrag van
€ 4.065,86 (zegge: vierduizendvijfenzestig euro en zesentachtig eurocent), bestaande uit € 1.565,86 aan materiële schade en € 2.500,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart
de benadeelde partij [slachtoffer01]niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door
de benadeelde partij [slachtoffer01]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de
benadeelde partij [slachtoffer01]begroot op € 250,--, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
de benadeelde partij [slachtoffer01]te betalen van
€ 4.065,86 (zegge: vierduizendvijfenzestig euro en zesentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 4.065,86 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan
de benadeelde partij [slachtoffer01], waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van
de benadeelde partij [slachtoffer01]en omgekeerd;
verklaart
de benadeelde partij [slachtoffer02]niet-ontvankelijk in haar vordering;
veroordeelt
de benadeelde partij [slachtoffer02]in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter,
en mrs. H.J. de Kraker en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/273963-21
hij op of omstreeks 6 oktober 2021 te Barendrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan de
[adres01] alwaar verdachte en/of zijn mededader zich tegen de wil van de
rechthebbende bevond(en),
een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan J.R. van den
Berg, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen
volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer01] , te plegen
met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s)
aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- de woning van die [slachtoffer01] heeft/hebben betreden en/of heeft/hebben
voorkomen dat de voordeur door die [slachtoffer01] werd dichtgeduwd en/of
- den (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp,
heeft/hebben getoond en/of
- die [slachtoffer01] op de grond heeft/hebben gewerkt en/of
- de benen van die [slachtoffer01] heeft/hebben vastgepakt en/of op die Van den
Berg is/zijn gaan zitten en/of
- dat/een (vuur)wapen, althans dat/een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp,
tegen het hoofd van die [slachtoffer01] heeft/hebben geplaatst en/of
- Met dat/een (vuur)wapen, althans dat/een op een (vuur)wapen gelijkend
voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer01] heeft/hebben geslagen en/of
- Tegen die [slachtoffer01] heeft/hebben gezegd:
o “Je kan geld overmaken. Je hebt geld op je rekening!” en/of
o “Hou je bek!”,
althans woorden van gelijke (dreigende) aard/strekking en/of
- de kleding van die [slachtoffer01] voor de mond van die [slachtoffer01] heeft/hebben
gehouden en/of
- aan de kleding van die [slachtoffer01] heeft/hebben getrokken, waardoor die
kleding strak om de keel van die [slachtoffer01] kwam te zitten en die [slachtoffer01]
in ademnood kwam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer 10/117704-21
hij op of omstreeks 27 februari 2021 te Rotterdam
zijn echtgenote, [slachtoffer02] ,
heeft mishandeld door die [slachtoffer02] met kracht opzij te duwen, ten gevolge waarvan
die [slachtoffer02] ten val is gekomen en/of (vervolgens)
die [slachtoffer02] bij de haren vast te pakken en met kracht over de grond te trekken/
slepen en/of
die [slachtoffer02] daarna op/tegen het linker (boven)been, althans het lichaam te
schoppen en/of haar pols en/of arm vast te pakken en om te draaien;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer 13/162540-21
hij op of omstreeks 19 juni 2021 te Amsterdam-Duivendrecht, gemeente
Ouder-Amstel, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer03] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen,
- terwijl die [slachtoffer03] zich nog deels in het voertuig (met open bijrijdersportier)
dat hij, verdachte, bestuurde, bevond, (meermalen) het gaspedaal heeft ingetrapt
en/of (vervolgens) met snelheid is weggereden en/of
- die [slachtoffer03] meermalen, althans eenmaal, in/op het gezicht/hoofd te slaan,
althans tegen het lichaam en/of
- die [slachtoffer03] te trekken aan de benen, althans aan het lichaam en/of
- die [slachtoffer03] bij het lichaam vast te pakken in een zogenoemde "knuffelgreep",
en/of
- die [slachtoffer03] in haar wang te bijten en/of
- die [slachtoffer03] , meermalen althans eenmaal te duwen tegen het lichaam ,terwijl
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair,
hij op of omstreeks 19 juni 2021 te Amsterdam-Duivendrecht, gemeente
Ouder-Amstel zijn levensgezel, [slachtoffer03] , heeft mishandeld door
Die [slachtoffer03] meermalen, althans eenmaal, in/op het gezicht/hoofd te slaan,
althans tegen het lichaam en/of
- die [slachtoffer03] te trekken aan de benen, althans aan het lichaam en/of
- die [slachtoffer03] bij het lichaam vast te pakken in een zogenoemde "knuffelgreep",
en/of
- die [slachtoffer03] in haar wang te bijten en/of
- die [slachtoffer03] , meermalen althans eenmaal te duwen tegen het lichaam;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)