ECLI:NL:RBROT:2022:9962

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
10051434 CV EXPL 22-333
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming wegens ernstige overlast door huurster

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 september 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Woningstichting Samenwerking Vlaardingen (WSV) en [gedaagde01]. WSV vorderde de ontruiming van de woning van [gedaagde01] wegens aanhoudende overlast die zij en haar bezoekers veroorzaakten. De overlast, die begon in oktober 2019, bestond uit geluidsoverlast, gebruik van lachgas, en ongepast gedrag van bezoekers, waaronder de moeder van [gedaagde01]. Ondanks herhaalde waarschuwingen en gedragsaanwijzingen van WSV, bleef de overlast aanhouden. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde01] tekort was geschoten in haar verplichtingen als huurder en dat de overlast de leefbaarheid in de omgeving ernstig aantastte. De rechter wees de vordering tot ontruiming toe, met een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. Tevens werd [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van huur en proceskosten aan WSV. De rechter benadrukte dat [gedaagde01] hulp moest zoeken om de situatie te verbeteren en haar moeder uit de woning moest houden om verdere overlast te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10051434 CV EXPL 22-333
datum uitspraak: 13 september 2022
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Woningstichting Samenwerking Vlaardingen
vestigingsplaats: Vlaardingen,
eiseres,
gemachtigde: mr. S.E. Roeters van Lennep,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘WSV’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 22 augustus 2022, met bijlagen;
  • de e-mail van mr. S.E. Roeters van Lennep met daarbij de aanvullende producties 11 tot en met 15.
1.2.
Op 30 augustus 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken. Daarbij waren aanwezig: namens WSV [naam01] , consulent leefbaarheid en de gemachtigd mr. S.E. Roeters van Lennep. [gedaagde01] is samen met haar hulpverleenster [naam02] , werkzaam bij [naam dienstverlener01] , verschenen.

2..De feiten

2.1.
Tussen WSV als verhuurster en [gedaagde01] als huurster bestaat sinds 1 juli 2019 een huurovereenkomst voor de woning aan de [adres01] in [plaats01]
(hierna: de woning).
2.2.
De woning heeft een slaapkamer en een woonkamer en ligt op de eerste verdieping van een portiek dat uit drie woningen bestaat (nummers [huisnummer01] ( [gedaagde01] ), [huisnummer02] (buren eerste verdieping) en [huisnummer03] (buren begane grond).
2.3.
Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden (hierna: de huurvoorwaarden) en ‘de huisregels voor portiek en flatwoningen van Samenwerking’ (hierna: de huisregels) van toepassing.
Artikel 6.6. van de huurvoorwaarden luidt als volgt:
“6.6. Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege huurder in het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden. Hieronder wordt onder andere verstaan dat het niet is toegestaan om muziek op een zeer luid volume af te spelen.”
In de huisregels staat onder meer het volgende vermeld:
“(…)
Maak vooral tussen 22.00 uur ’s avonds en 8.00 uur ’s ochtends geen herrie, zodat u de buren niet tot last bent.”
(…)”
2.4.
In oktober 2019 heeft WSV een klacht van de onderburen ontvangen over geluidsoverlast, ook in de nacht, onder meer bestaande uit harde muziek en klussen in de woning.
2.5.
In een telefoongesprek van 29 oktober 2019 heeft WSV [gedaagde01] naar aanleiding van deze klacht gevraagd om de huisregels na te leven.
2.6.
In januari 2020 is een burenbemiddelaar ingeschakeld om de geluidsoverlast die de onderburen van [gedaagde01] ervaren te bespreken.
2.7.
In 2020 ontvangt WSV herhaaldelijk klachten over overlast door [gedaagde01] , waaronder op 23 september 2020 een klacht van de onderburen over het gebruik van lachgas en overlast door nachtelijke bezoekers. Ook de politie is toen ter plaatse geweest.
2.8.
WSV heeft [gedaagde01] in een telefoongesprek van 7 oktober 2020 aangesproken op de door de buren ervaren overlast.
2.9.
In maart 2021 ontving WSV klachten van de onderburen over onder andere met veel lawaai thuiskomen in de late avond en nacht, harde muziek en hard praten in de late avond en nacht en klussen in de late avond. Hierop heeft WSV [gedaagde01] schriftelijk gewaarschuwd dat als zij de overlast niet zou stoppen WSV zou overwegen een rechtszaak te starten.
2.10.
Op 22 juni 2021 vond op kantoor van WSV een gesprek met [gedaagde01] plaats. [gedaagde01] vertelde dat zij bijna geen bezoek meer ontvangt en dempers voor het lachgas heeft gekocht. Zij heeft het gevoel dat zij niets mag en muisstil moet leven. Naar aanleiding van dit gesprek is een proefperiode van 2 maanden afgesproken waarbij [gedaagde01] ervoor zal zorgen dat het na 22:00 uur stil is.
2.11.
In de daaropvolgende periode ontvangt WSV weer overlastmeldingen met betrekking tot onder andere muziek, lachgas, bezoekers, blowlucht en gestamp. Bij brief van 28 juli 2021 heeft WSV [gedaagde01] op de in het gesprek van 22 juni 2021 gemaakte afspraken gewezen en haar meegedeeld dat als zij de overlast niet per direct stopt WSV juridische stappen zal ondernemen.
2.12.
Er volgen weer overlastmeldingen, nu ook over ruzies. Op 22 november 2021 heeft WSV een brief aan [gedaagde01] gestuurd met de volgende inhoud:
“(…) Nadat het even een paar weken relatief rustig was, ontvangen wij weer wekelijkse meldingen van uw onderbuurvrouw dat u in de late avond tot diep in de nacht geluidsoverlast veroorzaakt. Dit lijkt meer toe te nemen in plaats van af te nemen. Ook worden meer (nieuwe) vormen van geluidsoverlast genoemd zoals wekelijkse ruzies en muziek. U bent hier al eerder verschillende keren door ons op gewezen, maar de situatie verandert niet.
Uw leefgedrag is in strijd met onze woonafspraken (geen herrie tussen 22.00 en 8.00, waarvan u een flyer heeft ontvangen en hiermee met het tekenen van het huurcontract akkoord heeft ingestemd. Deze flyer hangt ook al enige tijd zichtbaar in het portiek.
Wij vragen u dringend en een laatste keer ervoor te zorgen dat het tussen 22.00 en 8.00 uur stil is.
En hierbij vooral onderstaande punten op te volgen:
  • gesprekken op een zeer laag volume houden zodat buren dit niet horen
  • televisie (en muziek) op een zodanig laag volume houden zodat buren dit niet horen
  • geen lachgas gebruik (dat kan niet zonder hinderlijk gesis)
  • zachtjes te lopen in het trappenhuis
  • buiten- en binnendeuren (van de woning en portiek) zachtjes sluiten
  • geen visite meer ontvangen (u bent als huurder verantwoordelijk voor gedrag van uw bezoekers)
Mochten de klachten aanhouden, dan overwegen wij juridische stappen te nemen om uw huurovereenkomst te beëindigen. (…)”
2.13.
In de periode januari 2022 tot mei 2022 is [gedaagde01] vrijwillig opgenomen in een GGZ kliniek.
2.14.
Bij brief van 19 mei 2022 heeft WSV [gedaagde01] een gedragswijziging opgelegd. Die brief luidt als volgt:
“(…) Wij hebben opnieuw overlastmeldingen ontvangen van uw buren. Zij hebben vooral de afgelopen week diverse nachten ernstige geluidsoverlast van u en uw bezoekers ervaren. De overlast bestaat uit hard praten, heftige ruzies met geweld, muziek en drugsgebruik.
De politie is een paar keer ter plaatse geweest en de gemelde overlast vastgesteld. Zij hebben meerdere keren bezoekers weggestuurd, maar die komen na vertrek van de politie telkens weer opnieuw binnen. Uw moeder is aangehouden wegens ongepast gedrag tegen de agenten.
Uw bezoekers hebben zich ongepast gedragen tijdens de incidenten en zijn bekenden van de politie. Diverse bezoekers blijken drugsverslaafden te zijn, die voor problemen zorgen en harddrugs in uw woning gebruiken. Zij bellen ook bij de buren aan om binnen te komen. Ook overdags ervaren zij overlast van deze bezoekers en voelen zij zich onveilig.
Bewoning
Sinds enkele weken verblijft uw moeder bij u in huis en logeren er regelmatig andere bovengenoemde bezoekers bij u. Zij veroorzaken overlast. Zoals u weet bent u als huurder verantwoordelijk voor het gedrag van uw bezoekers. Voor inwoning is onze toestemming nodig. Vanwege de overlast geven wij geen toestemming.
Wij leggen u per direct de volgende gedragsaanwijzingen op:
Wij hebben u een aantal keren mondeling en schriftelijk gevraagd tussen 22.00-800 stil te zijn en geen bezoek meer in de late avond en nacht te ontvangen. Toch blijft dit gebeuren.
Daarom leggen wij u
per directde volgende afspraken op:
  • U mag geen bezoek ontvangen tussen 22.00 uur en 8.00 uur.
  • Er mogen geen andere mensen in uw woning slapen (uw moeder moet vertrekken)
  • Ongewenste en overlastgevende bezoekers zijn niet welkom op uw adres.
U zorgt dat zij wegblijven bij uw portiek.
Als zij niet naar u luisteren, dan moet u de politie hiervoor inschakelen.
  • Buren worden met rust gelaten en niet bedreigd, gepest of geïntimideerd.
  • U en uw bezoekers veroorzaken geen enkele vorm van overlast.
Wat gebeurt als de gedragsaanwijzingen worden overtreden?
Als u en uw bezoekers zich niet aan deze gedragsaanwijzingen houden, dan starten wij een rechtszaak om de huurovereenkomst wegens aanhoudende overlast met u te beëindigen. (…)”
2.15.
Op 25 mei 2022 heeft WSV een flyer opgehangen in het portiek dat er geen bezoekers bij nummer [huisnummer01] welkom zijn.
2.16.
Op 1 juni 2022 ontvangt WSV een klacht van de naaste buurman over overlast door [gedaagde01] en haar moeder bestaande uit onder andere vervuiling, geluidsoverlast, drugsoverlast en ruzies.
2.17.
Bij brief van 27 juni 2022 heeft WSV [gedaagde01] een herinnering aan de op 19 mei 2022 opgelegde gedragsaanwijzing gestuurd.
2.18.
Op 1 augustus 2022 heeft WSV een melding van de onderburen gekregen dat zij op 29 juli 2022 beiden zijn bedreigd door de moeder van [gedaagde01] . Hiervan hebben zij aangifte gedaan.
2.19.
Op 3 augustus 2022 heeft de politie [gedaagde01] aangesproken vanwege de door de buren ervaren overlast.
2.20.
Bij brief van 5 augustus 2022 heeft de gemachtigde van WSV een kort geding aangekondigd en [gedaagde01] de mogelijkheid gegeven de huurovereenkomst vrijwillig op te zeggen. Dit heeft [gedaagde01] niet gedaan.
2.21.
Op 22 augustus 2022 heeft WSV klachten van de naaste buurman en van een ander omwonend stel ontvangen over het gedrag van [gedaagde01] en haar moeder. Deze omwonenden hebben daarbij aangegeven angstig te zijn en te vrezen voor hun veiligheid.

3..Het geschil

3.1.
WSV eist - verkort weergegeven - na vermindering van eis:
  • [gedaagde01] te veroordelen om de woning gelegen aan de [adres01] in [plaats01] te ontruimen en onder afgifte van alle sleutels ter beschikking van WSV te stellen;
  • [gedaagde01] te veroordelen om aan WSV te voldoen, voor iedere maand, te rekenen vanaf 1 september 2022 tot aan het tijdstip van de daadwerkelijke ontruiming van het gehuurde, de som van € 500,30, te vermeerderen met de wettelijke rente;
  • [gedaagde01] in de proceskosten te veroordelen.
3.2.
WSV baseert de eis op het navolgende.
WSV vordert ontruiming van het gehuurde op grond van artikel 7:213 BW jo 6:265 BW.
[gedaagde01] is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, de toepasselijke huurvoorwaarden en de huisregels, doordat zij ernstige en structurele overlast veroorzaakt. WSV heeft [gedaagde01] meerdere keren op haar overlastgevende gedrag aangesproken. Ook heeft zij gedragsaanwijzingen aan haar opgelegd, maar tevergeefs. Het kan niet van WSV worden gevergd dat de onderhavige situatie nog langer blijft voortduren. De overlast die [gedaagde01] veroorzaakt rechtvaardigt, vooruitlopend op een toe te wijzen ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure, een veroordeling van [gedaagde01] tot ontruiming van de woning.
WSV heeft een spoedeisend belang bij haar vordering. Omwonenden worden ernstig gestoord in hun woongenot. Zij storen zich in ernstige mate aan de overlast en voelen zich onveilig. WSV wenst haar huurders het woongenot te verschaffen waar zij recht op hebben en wenst haar woningen te verhuren aan een huurder die zich wel goed gedraagt, zodat de rust weer terugkeert rondom de woningen aan de [adres01] .
Bovendien dient WSV, als woningcorporatie in de zin van artikel 45 lid 2 sub f van de Woningwet, bij te dragen aan de leefbaarheid in de buurten en wijken waarin haar woningen gelegen zijn. Door het overlastgevende gedrag van [gedaagde01] is deze leefbaarheid ernstig aangetast. WSV dient zo spoedig mogelijk een einde te maken aan de overlast.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan.
De door de buren ingediende klachten zijn overdreven. De buren houden haar constant in de gaten en maken racistische opmerkingen naar haar. Het is voor haar daarom ook niet meer prettig wonen in het gehuurde.
[gedaagde01] heeft een belast verleden. Zij is in de periode januari 2022 tot mei 2022 vrijwillig opgenomen geweest in een GGZ kliniek. Daardoor is zij haar baan kwijtgeraakt en is het contact met haar zoon, die zij voor de opname eens in de drie weken zag, verbroken. Als zij ook haar woning nog verliest, betekent dat dat zij op straat zal komen te staan, met alle gevolgen van dien.
Omdat zij erg kwetsbaar was in de tijd van haar opname, heeft zij in die periode toenadering tot haar moeder gezocht. Sindsdien komt haar moeder naar de woning. Haar moeder is degene die overlast veroorzaakt. [gedaagde01] heeft het contact met haar moeder onlangs verbroken. Ook heeft zij werk gevonden. Nadat [gedaagde01] de dagvaarding ontving heeft zij contact opgenomen met [naam dienstverlener01] . [naam dienstverlener01] is doende om hulp voor haar in te schakelen.

4..De beoordeling

4.1.
Een vordering in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de vordering in een gewone procedure zal worden toegewezen. Verder moet het belang van in dit geval WSV bij toewijzing van de vordering worden meegewogen en de gevolgen van toewijzing van de vordering voor [gedaagde01] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid. Als partijen een gewone procedure starten, is de rechter in die procedure niet gebonden aan deze uitspraak.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat [gedaagde01] op grond van artikel 7:213 BW verplicht is om zich ten aanzien van het gebruik van de woning als een goed huurder te gedragen, terwijl zij op grond van artikel 7:219 BW bovendien op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk is voor de gedragingen van hen die met haar goedvinden het gehuurde gebruiken, dan wel zich met haar goedvinden in de woning bevinden. Een dergelijke bepaling is ook opgenomen in artikel 6.6 van de op de huurovereenkomst van toepassing zijnde huurvoorwaarden.
Overlast
4.3.
Uit de inhoud van de door WSV overgelegde stukken blijkt dat WSV sinds oktober 2019 klachten van omwonenden ontvangt over overlast veroorzaakt door [gedaagde01] en haar bezoekers. Inmiddels beslaan de klachten een periode van bijna drie jaar. Aanvankelijk waren de klachten alleen afkomstig van de onderburen. In juni 2022 heeft ook de naaste buurman geklaagd (en daarbij opgemerkt dat hij al lang overlast van [gedaagde01] ervaart, maar geen melding heeft gemaakt omdat hij nu eenmaal geen klager is) en in augustus 2022 hebben weer andere omwonenden geklaagd over door [gedaagde01] en ook haar moeder veroorzaakte overlast. De klachten schetsen een beeld van een situatie die, met enkele rustige tussenpozen, eigenlijk alleen maar is verslechterd. Waar de klachten aanvankelijk betrekking hadden op overlast door harde muziek, hard praten en klussen in de avond en nacht, kwam hier gaandeweg overlast door nachtelijke bezoekers, een blowlucht en het gebruik van lachgas met politiebezoeken tot gevolg bij. Sinds mei 2022 zien de klachten bovendien op vervuiling (achtergelaten sigarettenpeuken, vuilniszakken en rommel rond de woning), ongepast gedrag van bezoekers, luidruchtige ruzies tussen [gedaagde01] en haar moeder en overlast door het gedrag van de moeder van [gedaagde01] die zich in en rond de woning ophoudt en het niet schuwt om buren, zo blijkt uit de niet weersproken aangifte van de onderburen, op agressieve toon onheus te bejegenen en te bedreigen.
4.4.
De kantonrechter volgt [gedaagde01] , gelet op bovenstaande uiteenzetting, niet in haar verweer dat de klachten overdreven zijn. [gedaagde01] heeft dit verweer bovendien, anders dan haar stelling dat de onderburen haar constant in de gaten houden, niet feitelijk onderbouwd en er bevinden zich geen voor haar ontlastende verklaringen in het dossier.
4.5.
De kantonrechter volgt [gedaagde01] ook niet in haar verweer dat de overlast met name door haar moeder wordt veroorzaakt. De klachten die WSV sinds oktober 2019 heeft ontvangen zagen op door [gedaagde01] en haar (nachtelijke) bezoekers veroorzaakte overlast.
Uit het hierboven onder 4.3. geschetste verloop van de overlastklachten blijkt dat de moeder van [gedaagde01] pas sinds mei 2022 in beeld is als overlastveroorzaakster. De klachten met betrekking tot door haar moeder veroorzaakte overlast bestaan onder andere uit klachten over ruzies tussen [gedaagde01] en haar moeder. Ook in deze klachten heeft [gedaagde01] dus een substantieel aandeel.
Aansprakelijkheid voor gedragingen van derden
4.6.
Voor zover [gedaagde01] meent dat de door haar moeder veroorzaakte overlast niet aan haar kan worden toegerekend overweegt de kantonrechter het volgende.
4.7.
Onder 4.2. is overwogen dat [gedaagde01] op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk is voor de gedragingen van hen die met haar goedvinden het gehuurde gebruiken, dan wel zich met haar goedvinden in het gehuurde bevinden.
4.8.
Uit vaste rechtspraak volgt dat in dit verband beslissend is of de huurder zich in het licht van die gedragingen, zelf niet heeft gedragen als een goed huurder.
Bij de beoordeling van die vraag moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, zoals de vraag of er voldoende verband bestaat tussen die gedraging en het gebruik van het gehuurde. Daarvan kan in elk geval sprake zijn indien de huurder van (het voornemen tot) die gedragingen op de hoogte was, of daarmee ernstig rekening moest houden, maar heeft nagelaten de in verband daarmee redelijkerwijs van hem te verlangen maatregelen te treffen (HR 22 juni 2007, NJ 2008/352).
4.9.
In artikel 6.6. van de huurvoorwaarden en in de huisregels staat uitdrukkelijk vermeld dat de huurder er zorg voor moet dragen dat aan omwonenden geen overlast wordt veroorzaakt door de huurder of door derden die zich vanwege huurder in de woning bevinden. [gedaagde01] was hiervan bij het aangaan van de huurovereenkomst dus op de hoogte.
4.10.
Bij brief van 22 november 2021 heeft WSV er bij [gedaagde01] op aangedrongen om ter voorkoming van geluidsoverlast tussen 22.00 uur een 8.00 uur geen visite meer te ontvangen en haar er op gewezen dat zij als huurder verantwoordelijk is voor het gedrag van haar bezoekers.
Bij brief van 19 mei 2022 heeft WSV een gedragsaanwijzing aan [gedaagde01] opgelegd er onder meer uit bestaande dat zij tussen 22.00 uur en 8.00 uur stil moet zijn en geen bezoek mag ontvangen. In die brief staat vermeld dat overlastgevende bezoekers niet welkom zijn op haar adres, dat zij ervoor moet zorgen dat zij wegblijven uit het portiek en dat als zij niet naar haar luisteren, zij de politie moet bellen. Bovendien staat expliciet in deze brief vermeld dat haar moeder uit de woning moet vertrekken en is [gedaagde01] erop gewezen dat als zij zich niet aan de gedragsaanwijzing houdt, een juridische procedure gestart zal worden.
Op 25 mei 2022 heeft WSV een flyer in het portiek opgehangen met de tekst dat er geen bezoekers bij nummer [huisnummer01] welkom zijn en bij brief van 27 juni 2022 is [gedaagde01] nogmaals aan de gedragsaanwijzing herinnerd.
4.11.
Op basis van het bovenstaande moet het [gedaagde01] meer dan duidelijk zijn geweest dat WSV het overlastgevende gedrag van haar, haar bezoekers en met name haar moeder niet tolereerde.
4.12.
Gebleken is dat, al deze maatregelen ten spijt, de overlast voortduurt en de moeder van [gedaagde01] zich nog altijd in en rond het woning ophoudt en daar, zo blijkt uit de klachten van meerdere buren, tot kort voor de mondelinge behandeling ernstige overlast veroorzaakt.
4.13.
[gedaagde01] en haar hulpverleenster hebben tijdens de mondelinge behandeling uitgelegd dat [gedaagde01] goed beseft dat zij haar moeder niet meer in de woning mag toelaten, maar dat zij door de problematische verstandhouding met haar moeder en haar eigen kwetsbare gesteldheid, zonder adequate hulp, niet is opgewassen tegen de druk van haar moeder om haar toch toe te laten tot de woning.
4.14.
Hoewel buiten kijf staat dat [gedaagde01] in deze in een moeilijke situatie verkeert, had het toch op haar weg gelegen om zich er optimaal voor in te spannen om haar moeder uit de woning te weren, desnoods door, zoals ook in de brief van 19 mei 2022 is geadviseerd, de politie te bellen als niet naar haar wordt geluisterd. Dit heeft [gedaagde01] niet gedaan. Zij heeft haar moeder telkens weer toegelaten tot de woning en zij heeft, tot een week voor de mondelinge behandeling ook geen hulp ingeschakeld. In die zin heeft [gedaagde01] nagelaten om de maatregelen te treffen die redelijkerwijs van haar gevergd konden worden om de door haar moeder veroorzaakte overlast te stoppen. Dit maakt dat de overlastgevende gedragingen van haar moeder ook aan haar kunnen worden toegerekend, zodat zij ook op dit punt tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst.
4.15.
De kantonrechter acht het op basis van het voorgaande voorshands voldoende aannemelijk dat een bodemrechter zal oordelen dat [gedaagde01] tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door ernstige en structurele overlast te veroorzaken.
Belangenafweging
4.16.
Hoewel onderkend wordt dat [gedaagde01] een groot belang heeft bij behoud van haar woning, is de kantonrechter op basis van hetgeen thans voorligt, van oordeel dat het belang van WVS van zwaarder gewicht en zodanig spoedeisend is dat van haar niet mag worden verwacht dat zij een bodemprocedure afwacht. Er is immers sprake van een structurele overlastsituatie waardoor omwonenden ernstig in hun woongenot worden geschaad en zich niet meer veilig voelen in hun eigen woonomgeving als gevolg van het handelen van [gedaagde01] en/of de personen die bij haar verblijven, waaronder haar moeder. WSV heeft er terecht op gewezen dat zij de taak heeft om omwonenden, tevens huurders van WSV, het ongestoord huurgenot te geven.
Conclusie
4.17.
Gelet hierop is het aannemelijk dat de rechter in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal ontbinden. De kantonrechter ziet daarom aanleiding op de beëindiging van de huurovereenkomst vooruit te lopen en de gevorderde ontruiming in deze procedure toe te wijzen. De termijn voor ontruiming wordt gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
4.18.
De vordering om tot het moment van ontruiming de huur dan wel een pro rata deel daarvan te betalen wordt als niet weersproken eveneens toegewezen.
4.19.
De vordering tot vergoeding van de wettelijke rente wordt afgewezen, omdat nu nog niet vast staat dat [gedaagde01] met de voldoening van de huur in verzuim zal zijn.
Ten overvloede
4.20.
WVS heeft er tijdens de mondelinge behandeling blijk van gegeven haar ogen niet te sluiten voor de moeilijke situatie van [gedaagde01] . WSV heeft in dat kader toegezegd dat, indien [gedaagde01] alles doet wat in haar macht ligt om nieuwe overlast te voorkomen en de overlast dus daadwerkelijk stopt, zij het vonnis niet ten uitvoer zal leggen.
4.21.
Dit betekent dat [gedaagde01] adequate hulp moet zoeken voor zichzelf en voor de problematiek met haar moeder en dat zij haar moeder definitief uit de woning moet weren. Mocht zij geen weerstand kunnen bieden aan de druk van haar moeder dan is het aan haar, zoals ook in de brief van 19 mei 2022 aan haar is geadviseerd en tijdens de mondelinge behandeling aan haar is uitgelegd, de politie in te schakelen. De kantonrechter geeft [gedaagde01] uitdrukkelijk mee zich hier optimaal voor in te spannen, omdat dit de enige kans voor haar is om haar woning te kunnen behouden.
Proceskosten
4.22.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van WSV tot vandaag vast op € 127,43 aan dagvaardingskosten, € 322,00 aan griffierecht en € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 947,43.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.23.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om de woning aan de [adres01] in ( [postcode01] ) [plaats01] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom van WSV zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van WSV te stellen;
5.2.
voordeelt [gedaagde01] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan WSV te voldoen, voor iedere maand, te rekenen vanaf 1 september 2022 tot aan het tijdstip van de daadwerkelijke ontruiming van het gehuurde, de som van € 500,30 en voor een gedeelte van een maand een pro rata te berekenen gedeelte van deze som, telkenmale te rekenen vanaf de vervaldag van elke termijn;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van WSV tot vandaag vastgesteld op € 947,43;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
426