ECLI:NL:RBROT:2022:9965

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
9840870 CV EXPL 22-13123
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid verhuurder voor schade door lekkage in huurwoning

In deze zaak vordert eiser, [eiser01], dat de gedaagde, Stichting Woonstad Rotterdam, aansprakelijk wordt gesteld voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van een lekkage in zijn huurwoning. De lekkage is ontstaan door een verstopping in de standleiding, die volgens eiser te wijten is aan het ontbreken van een terugslagventiel. Eiser stelt dat Woonstad verantwoordelijk is voor het onderhoud van de leidingen en dat het gebrek aan de afvoer heeft geleid tot aanzienlijke schade aan zijn woning, waaronder zijn laminaatvloer en waterbed.

De procedure begon met een dagvaarding op 1 maart 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 11 augustus 2022. Eiser heeft zijn vordering onderbouwd met bewijsstukken, waaronder een e-mail waarin hij Woonstad aansprakelijk stelt en een rapport van een expert die de schade heeft geschat op € 3.800,00. Woonstad betwist de aansprakelijkheid en stelt dat de verstopping is veroorzaakt door vet en zeepresten, en niet door een gebrek in de leidingen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat er een deskundigenbericht moet worden ingewonnen om vast te stellen of er daadwerkelijk sprake is van een gebrek aan de standleiding en of het ontbreken van een terugslagventiel een gebrek oplevert. De rechter heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenonderzoek en de vragen die aan de deskundige voorgelegd moeten worden. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de beslissing over de kosten van het deskundigenonderzoek zal in het eindvonnis worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9840870 CV EXPL 22-13123
datum uitspraak: 14 oktober 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] ,
wonende te [woonplaats01]
eiser,
gemachtigde: mr. G. Grijs, advocaat te Rotterdam,
tegen
Stichting Woonstad Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E. Boot, advocaat te Rotterdam.
Partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘Woonstad’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 1 maart 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van 16 mei 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 11 augustus 2022;
  • de brief van mr. Grijs van 8 september 2022.

2..De feiten

2.1.
[eiser01] huurt van Woonstad de woning aan het [adres01] in [plaats01] (hierna: ‘de woning’). De woning is onderdeel van een pand met in totaal drie verdiepingen. De woning van [eiser01] ligt op de begane grond. De bovenburen wonen op nummer [huisnummer01] . Door het pand loopt een centrale leiding waarop de afvoer van de keuken van nummer [huisnummer01] en de afvoer van de cv van nummer [huisnummer02] uitkomt. Deze leiding loopt vanaf de bovenste verdieping door het cv-hok in de woning van [eiser01] naar de kelder.
2.2.
Op 28 november 2018 ontving Woonstad een melding van een lekkage / verstopping in het pand waar de woning van [eiser01] deel van uitmaakt. Woonstad heeft daarop [bedrijf01] en [bedrijf02] ingeschakeld. Er werd een verstopping in de standleiding in de kelder geconstateerd waarbij water uit de afvoer van de cv in het cv-hok in de woning van [eiser01] omhoog kwam. De verstopping is diezelfde dag door een monteur van [bedrijf01] verholpen.
2.3.
[eiser01] heeft Woonstad bij e-mail van 30 november 2018 aansprakelijk gesteld voor door hem gestelde schade.
2.4.
Op 5 april 2019 bracht [bedrijf03] een expertisebezoek aan de woning van [eiser01] .
2.5.
Bij e-mail van 9 mei 2019 heeft Woonstad aansprakelijkheid van de hand gewezen.
2.6.
Op verzoek van [eiser01] heeft op 12 mei 2021 een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden bij de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam waarbij hijzelf, de bovenbuurman en de ontstoppingsmonteur van [bedrijf01] als getuigen zijn gehoord. Deze procedure is bij de rechtbank Rotterdam bekend onder zaaknummer 8205531 VZ VERZ 19-21019.
2.7.
Bij e-mail van 25 juli 2021 heeft de gemachtigde van [eiser01] het volgende aan Woonstad meegedeeld:
“(…)
Hierbij kom ik terug op aansprakelijkheid van Woonbron voor de lekkage bij client dhr. [eiser01] aan het [adres02] te [plaats01] . Uit het voorlopig getuigenverhoor is mij duidelijk geworden dat er in casu sprake is van een (bouwkundig) verkeerd uitgevoerde waterafvoer. Het is gebleken dat er een stamleiding van de eerste verdieping door het cv-hok van client loopt, waarop ook de afwatering van zijn cv is aangesloten. Op deze afwatering is geen terugslagklep aangebracht. Dit maakt dat de afvoer door de manier waarop zij is uitgevoerd gebrekkig. Het is immers niet de vraag of hierdoor lekkage kan optreden bij client maar wanneer dit zal gebeuren.
Nu zich als gevolg van dit gebrekkig uitgevoerd leidingwerk een lekkage is ontstaan waarbij client aanzienlijke schade heeft opgelopen persisteert deze in zijn stelling dat Woonbron aansprakelijk is hiervoor. Dit geldt des te meer nu een terugslagklep eenvoudige te monteren is en slechts rond de € 15,00 kost.
Graag verneem ik uiterlijk 15 augustus 2021 of uw cliënt alsnog de aansprakelijkheid erkent dan wel bereid is de schade te vergoeden.
(…)”
2.8.
Bij e-mail van 13 augustus 2021 heeft Woonstad nogmaals de aansprakelijkheid afgewezen.

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] vordert:
  • voor recht te verklaren dat Woonstad aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden;
  • Woonstad te veroordelen tot het vergoeden van de door hem als gevolg van het gebrek/de gebreken geleden schade, nader op te maken bijstaat en te vereffenen volgens de wet;
  • Woonstad te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2
[eiser01] baseert de vordering op het volgende.
Er is sprake van een gebrek in de constructie van de standleiding. Als gevolg van dit gebrek is een verstopping /lekkage ontstaan waardoor [eiser01] schade heeft geleden. Van het ontstaan van dit gebrek kan Woonstad een verwijt worden gemaakt, omdat zij verantwoordelijk is voor de staat van het onderhoud, althans de kwaliteit van het leidingsysteem en de lekkage is ontstaan als gevolg van gebrekkig uitgevoerd leidingwerk. Woonstad is daarom gehouden de door [eiser01] geleden schade te vergoeden.
Ter onderbouwing van dit standpunt heeft hij het volgende gesteld.
In het pand loopt vanaf de bovenste verdieping, door het cv hok van Hoederdaal naar de kelder een standleiding. De afvoer van de bovenburen komt op die standleiding uit en ook afwatering van de cv van [eiser01] komt op die standleiding uit, via een overlooppijp. De overlooppijp is een open pijp en er is geen terugslagventiel in geplaatst.
Op 28 november 2019 trad een verstopping in de standleiding in de kelder op. Daardoor is de overlooppijp in het cv-hok in de woning van [eiser01] overgelopen.
De oorzaak van de lekkages en verstoppingen is volledig toe te rekenen aan Woonstad. Het bevestigen van een terugslagventiel in de overlooppijp had lekkages kunnen voorkomen. Dit geldt temeer nu een terugslagventiel maximaal 15 euro kost.
Als gevolg van het gebrek heeft [eiser01] schade geleden aan zijn laminaatvloer, waterbed en kledingkast. [eiser01] heeft geen financiële middelen om zijn laminaatvloer te vervangen. Daardoor is de vervolgschade verergerd en heeft hij bovendien verminderd huurgenot ervaren. De expert van [bedrijf03] heeft tijdens het expertisebezoek van 5 april 2019 aan de gemachtigde van [eiser01] meegedeeld dat de schade € 3.800,00 bedraagt.
3.2.
Woonstad is het niet eens met de vordering en voert het volgende aan.
Er is geen sprake van een gebrek in de zin van artikel 7:204 BW, laat staan van een gebrek waarvoor Woonstad aansprakelijk is in de zin van artikel 7:208 BW. Woonstad is dan ook niet aansprakelijk voor de door [eiser01] gestelde schade, die zij eveneens qua omvang betwist.
De verstopping is veroorzaakt door vet, zeepresten en kalk van de cv. Dit heeft de monteur van [bedrijf01] tijdens het voorlopig getuigenverhoor van 12 mei 2021 ook verklaard. Een dergelijke verstopping kan niet aan Woonstad worden toegerekend. Van een aan Woonstad toerekenbaar gebrek dat heeft geleid tot het ontstaan van de verstopping blijkt verder niets.
In een complex als dit waar de woning van [eiser01] deel van uitmaakt is het gebruikelijk dat er een standleiding van boven naar beneden loopt waar de rioolafvoeren van de verschillende wc’s, badkamers en keukens op zijn aangesloten. Het enkele feit dat de standpijp door de cv kast van [eiser01] loopt is geen gebrek. Ook het ontbreken van een terugslagventiel in de afvoerleiding van de cv-ketel is geen gebrek. De aanwezigheid van een terugslagklep kan in een dergelijke leiding juist voor problemen zorgen, omdat hij vast kan komen te zitten waardoor een overstroming plaatsvindt. Er is ook geen wettelijke regeling die bepaalt dat er in een afvoerleiding van een cv-ketel een terugslagklep hoort te zitten en het is ook niet gebruikelijk dat die klep er zit.
Woonstad betwist dat [eiser01] schade aan zijn laminaatvloer, waterbed en kledingkast heeft geleden. De medeweker van [bedrijf01] en de bovenbuurman hebben tijdens het voorlopig getuigenverhoor verklaard dat zij alleen water in het cv-hok hebben gezien. Woonstad betwist verder dat de schade expert van [bedrijf03] heeft verklaard dat de schade van [eiser01] € 3.800,-- bedraagt. [eiser01] heeft die stelling niet onderbouwd.

4..De beoordeling

4.1.
Het tussen partijen gerezen geschil spitst zich toe op de vraag of Woonstad aansprakelijk is voor de door [eiser01] gestelde schade. De kantonrechter begrijpt uit de stellingen van [eiser01] dat hij zijn vordering baseert op de artikelen 7:204 en 7:208 BW.
Aansprakelijkheid schade
4.2.
Op grond van artikel 7:208 BW moet de verhuurder de door een gebrek veroorzaakte schade vergoeden als (i) het gebrek na het aangaan van de overeenkomst is ontstaan en aan hem is toe te rekenen of als (ii) het gebrek bij het aangaan van de overeenkomst aanwezig was en de verhuurder het toen kende of had behoren te kennen, of toen aan de huurder te kennen heeft gegeven dat de zaak het gebrek niet had.
4.3.
De wetgever heeft bij de opzet van de artikelen 7:204 - 208 BW geen risicoaansprakelijkheid ten laste van de verhuurder beoogd voor wat betreft de gevolgschade. Er zijn bijkomende omstandigheden nodig om de verhuurder aansprakelijk te houden (bijvoorbeeld aantoonbaar gebrekkig onderhoud).
Gebrek
4.4.
Voor de beantwoording van de vraag of Woonstad als verhuurster op grond van artikel 7:208 BW aansprakelijk is voor de door [eiser01] gestelde schade moet eerst vastgesteld worden of sprake is van een gebrek aan het gehuurde in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW.
4.5.
Dat artikel definieert een gebrek als
“een staat of eigenschap van de zaak of een andere niet aan de huurder toe te rekenen omstandigheid waardoor de zaak aan de huurder niet het genot kan verschaffen dat een huurder bij het aangaan van de overeenkomst mag verwachten van een goed onderhouden zaak van de soort als waarop de overeenkomst betrekking heeft”.
De huurder mag bij het aangaan van de huurovereenkomst in beginsel verwachten dat het gehuurde geschikt is voor het normale gebruik dat partijen voor ogen heeft gestaan.
Inwinnen deskundigenbericht
4.6.
De kantonrechter acht het - gelet op het debat tussen partijen over de vraag of sprake is van een gebrek aan het gehuurde in de vorm van een gebrekkige standleiding en/of het ontbreken van een terugslagventiel in de overlooppijn naar de cv - geboden om een deskundigenbericht in te winnen.
4.7.
Voordat daartoe wordt overgegaan, zal de kantonrechter partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over:
- de wenselijkheid van een deskundigenbericht, mede gezien de daaraan verbonden koste;
- het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n);
- de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
4.8.
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige op het gebied van bouwkundige gebreken en dat in elk geval de volgende vragen dienen te worden voorgelegd:
a. kunt u vaststellen of er een gebrek aan de standleiding in het pand aanwezig is als gevolg waarvan de verstopping van de standleiding in de kelder en de lekkage in het cv hok van [eiser01] hebben kunnen optreden?
b. kunt u vaststellen of de overlooppijp naar de cv voorzien had moeten worden van een terugslagventiel om lekkage in het cv hok van [eiser01] te voorkomen en levert het ontbreken daarvan een gebrek op?
c. is het al dan niet gebruikelijk om in wooncomplexen als in deze zaak aan de orde de overlooppijp naar de cv van een terugslagventiel voorzien?
d. zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de kantonrechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
4.9.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt in de wet dat het voorschot voor de kosten van de deskundige(n) door de eisende partij moet worden betaald. Omdat aan [eiser01] een toevoeging is verleend in het kader van de gefinancierde rechtsbijstand, zal aan hem echter geen voorschot worden opgelegd.
4.10.
In het eindvonnis zal de kantonrechter beslissen wie van partijen uiteindelijk de kosten van de deskundige moet betalen.
4.11.
De kantonrechter gaat ervan uit dat partijen in onderling overleg overeenstemming bereiken over de persoon van de deskundige. Voor zover partijen daarover geen overeenstemming kunnen bereiken en om die reden iedere partij een deskundige voorstelt, moeten partijen gemotiveerd aangeven waarom zij de voorkeur geven aan de door henzelf voorgestelde deskundige en waarom de door de wederpartij voorgestelde deskundige niet voor benoeming in aanmerking kan komen. Daarbij valt te denken aan zwaarwegende redenen als gebrek aan deskundigheid of gerechtvaardigde twijfels met betrekking tot de onpartijdigheid van de deskundige. Die zwaarwegende redenen moeten worden onderbouwd. De kantonrechter zal dan, na weging van de onderbouwing vóór en tegen de benoeming van een potentiële deskundige, een door partijen aangedragen deskundige of een eigen deskundige benoemen.
4.12.
Gelet op de hoogte van de kosten van een deskundigenonderzoek en eventuele overige kosten gemoeid met de verdere voortzetting van deze procedure afgezet tegen de hoogte van de door [eiser01] gestelde schade oenderdaageeft de kantonrechter partijen nadrukkelijk in overweging nogmaals de mogelijkheden van een eventuele minnelijke te beproeven.
4.13.
De kantonrechter zal de zaak naar de rol verwijzen, zodat partijen zich hierover bij akte kunnen uitlaten. Partijen moeten de concept-akte uiterlijk een week vóór de roldatum naar elkaar toesturen, zodat zij in hun definitieve akte op de akte van de wederpartij kunnen reageren.
4.13
In afwachting van de door partijen te nemen akte zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
donderdag 1 december 2022om beide partijen in de gelegenheid te stellen een akte in te dienen waarin zij zich uitlaten over het aangekondigde deskundigenbericht;
5.2.
bepaalt dat partijen elkaar uiterlijk een week vóór de genoemde roldatum de concept-akte moeten toesturen, zodat zij ieder in hun eigen akte nog kunnen reageren op de standpunten van de wederpartij,
5.3.
iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
426