ECLI:NL:RBROT:2022:9970

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
C/10/634760 / HA ZA 22-216
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heronderhandeling van overeenkomst na verzuim en gevolgen voor betalingsverplichtingen

In deze zaak vorderden de eisers, [eiser01] en [eiser02], schadevergoeding van de gedaagde, Webparking B.V., wegens toerekenbare tekortkomingen in de nakoming van een overeenkomst. De rechtbank Rotterdam oordeelde dat de eisers niet konden terugvallen op de oorspronkelijke betalingsvoorwaarden van de overeenkomst, omdat partijen in heronderhandeling waren getreden na verzuim van de betalingsverplichtingen door [bedrijf01]. De rechtbank stelde vast dat Webparking herhaaldelijk had aangegeven nieuwe afspraken te willen maken en dat [bedrijf01] hiermee had ingestemd door niet vast te houden aan de oorspronkelijke voorwaarden. De rechtbank concludeerde dat Webparking niet tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst en wees de vorderingen van de eisers af. Tevens werden de eisers veroordeeld in de proceskosten van Webparking, die op € 9.277,-- werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 16 november 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/634760 / HA ZA 22-216
Vonnis van 16 november 2022
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser01],
2.
[eiser02],
beiden gevestigd of wonende te [woonplaats01] ,
eisers,
advocaat mr. B.D. Bos te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WEBPARKING B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
gedaagde,
advocaten mr. V. van Druenen en mr. S. Hartogh te Amsterdam.
Eisers zullen hierna gezamenlijk [eisers01] , of, voor zover afzonderlijk bedoeld, [eiser01] en [eiser02] worden genoemd. Gedaagde zal hierna Webparking genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 februari 2022, met producties 1 tot en met 19;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 21;
  • de brief van [eisers01] van 23 september 2022 met aanvullende producties 20 tot en met 22;
  • de comparitieaantekeningen tevens wijziging (vermindering) van eis van [eisers01] , voorgedragen tijdens de mondelinge behandeling;
  • de pleitnota van Webparking, voorgedragen tijdens de mondelinge behandeling;
  • de mondelinge behandeling op 22 september 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[eiser02] is bestuurder en enig aandeelhouder van [eiser01] en was middels [eiser01] tevens bestuurder en grootaandeelhouder van [bedrijf01] (hierna: [bedrijf01] ). Op 24 december 2012 is [bedrijf01] opgericht ten behoeve van het ontwikkelen en op de markt brengen van een software oplossing voor het digitaal verwerken van inkomende facturen.
2.2.
In het najaar van 2017 hebben [bedrijf01] en Webparking een overeenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten voor het in eigen beheer ontwikkelen van een nieuwe versie (hierna: FP5) van het product Factuurportal. Tussen partijen is, voor zover hier van belang, overeengekomen dat [bedrijf01] voor de ontwikkeling van FP5 een vaste totaalprijs van € 40.000,-- betaalt volgens het navolgende facturatieschema:
“dec-2017: 25%
jan-2017 [2018, rechtbank]: 25%
feb-2017 [2018, rechtbank]:25%
bij oplevering van alle deliverables: 25%”
2.3.
Webparking heeft op 29 december 2017, 30 januari 2018 en 27 februari 2018 telkens € 12.100,-- inclusief btw aan [bedrijf01] gefactureerd. De facturen zijn niet binnen de op de facturen vermelde betaaltermijn voldaan.
2.4.
Per e-mail van 18 april 2018 heeft Webparking [eiser02] bericht dat zij haar dienstverlening opschort omdat [bedrijf01] haar betalingsverplichtingen niet nakomt.
2.5.
In een gesprek op 23 april 2018 heeft Webparking ingestemd met uitstel van betaling voor de facturen van december 2017 en van januari 2018 tot 7 mei 2018, en voor de factuur van februari 2018, tot 30 mei 2018. De facturen van december 2017 en januari 2018 zijn conform deze nieuwe afspraak betaald. De factuur van februari 2018 is niet conform die nadere afspraak betaald. Naast deze factuur stond op dat moment ook nog een factuur uit hoofde van een andere overeenkomst tussen [bedrijf01] en Webparking open.
2.6.
Op 30 mei 2018 heeft [bedrijf01] per e-mail, voor zover hier van belang, het volgende bericht aan Webparking gestuurd:
“Helaas kunnen we vandaag de laatste 2 openstaande facturen nog niet voldoen omdat we momenteel nog bezig zijn met de
afrondingvan extra financiering. Aanstaande vrijdag kunnen en zullen wij een definitieve betaaldatum van de openstaande facturen aan je bevestigen. Verwachting voor deze betaling is overigens en uiteraard op de
zeer kortetermijn.”
2.7.
Op 31 mei 2018 is de reactie van Webparking als volgt:
“Bedankt voor je update. Jammer dat het wederom niet is gelukt om de betalingsafspraken na te komen maar goed om te horen dat er zicht is op een oplossing. Hopelijk krijg je deze snel rond zodat we verder kunnen, als je meer weet dan hoor ik dat graag. Zodra wij de betalingen hebben ontvangen gaan wij aan de slag met het maken van de nieuwe planning.”
2.8.
[bedrijf01] heeft níet op de vrijdag na haar e-mail van 30 mei 2018 een definitieve betaaldatum aan Webparking bevestigd.
2.9.
Op 7 juni 2018 is door Funding Circle Nederland B.V. aan [bedrijf01] een lening van
€ 72.800,-- verstrekt. Bij akte van borgtocht van dezelfde datum heeft [eiser02] zich voor hetzelfde bedrag persoonlijk borg gesteld voor terugbetaling.
2.10.
Per e-mail van 13 juni 2018 bericht [bedrijf01] aan Webparking, voor zover hier van belang:
“De financiering is rond; overeenkomst is getekend en effectuering volgt aankomende dagen. De betaling van de twee openstaande posten volgt aanstaande maandag/dinsdag.
Graag willen we volgende week met jullie de planning en verdere samenwerking bespreken. Het is van belang dat we op de korte termijn de migraties afronden en tevens met de ontwikkeling van de parser kunnen starten.”
2.11.
Per e-mail van 19 juni 2018 bericht Webparking aan [bedrijf01] :
“Naar aanleiding van ons telefonisch contact eerder vandaag bevestig ik hierbij de ontvangst van de betalingen voor factuur 180252 en 180118. Wij gaan de opties na en zullen je in de komende dagen enkele datums voorstellen voor het bespreken van de planning en afspraken.”
2.12.
Op 27 juni 2018 hebben Webparking en [bedrijf01] een bespreking gehouden. Enkele uren voorafgaand aan die bespreking, stuurt Webparking aan [bedrijf01] een e-mail met daarin, voor zover hier van belang, de volgende agenda:
“Later dan gepland maar zoals toegezegd hierbij de agenda met te bespreken punten:
 Afronding fase 1 factuurportal V:
o Betaling laatste deel ontwikkelkosten (vooraf of bankgarantie)
o Afronding ontwikkelwerk
o Goedkeuring acceptatieversie & deliverables
(…)
 Vastleggen gemaakte afspraken in een overeenkomst”
2.13.
Per e-mail van 29 juni 2018 bericht Webparking, voor zover hier van belang, aan [bedrijf01] :
“Wij stellen dan ook voor een overeenkomst met elkaar op te stellen voor de condities waaronder fase 1 wordt afgewikkeld. Deze overeenkomst zou naar ons idee moeten bevatten:
  • Betaling laatste 25% ontwikkelkosten (vooraf of middels bankgarantie)
  • Afronding ontwikkelwerk (binnen 10 - 12 weken na ondertekening overeenkomst & ontvangst laatste betaling ontwikkelkosten)*
(…)
*
Exacte planning ook afhankelijk van de acceptatiecriteria die we aan gaan houden met elkaar
(…)
Om te voorkomen dat de ontwikkeltijd van de ketentest(en) en de afronding Factuurportal V verdere vertraging oploopt opteren wij ervoor dit op zo kort mogelijke termijn kort te sluiten, alvast bedankt voor je reactie.”
2.14.
Diezelfde dag reageert [bedrijf01] per e-mail en kondigt zij aan “zo spoedig mogelijk” op “het voorstel” van Webparking terug te komen.
2.15.
In haar e-mail van 2 juli 2018 om 12:03 uur, schrijft [bedrijf01] vervolgens, voor zover hier van belang:
“We willen graag samen met jullie op korte termijn conform onderstaand schema te werk gaan en de afspraken vastleggen. Ten aanzien van de betaling/bankgarantie wil ik graag een optie met jullie afstemmen. Daarvoor heb ik vanochtend gebeld.”
En in een e-mail van dezelfde dag om 16:38 uur schrijft [bedrijf01] :
“Om jullie zekerheid van betalen voor Fase 1 (oplevering FP V en 3 x ketentest) te bieden, willen wij de EU-subsidie, groot € 42.056,- aan Webparking verpanden. Dat kan worden opgenomen in de voor Fase 1 te maken afspraken.”
2.16.
Webparking reageert hierop per e-mail van 4 juli 2018 om 09:47 uur:
“Bedankt voor je voorstel, we hebben deze besproken. Een onderpand op subsidie kunnen wij helaas niet accepteren als ‘betaalmiddel’. Het voorstel voorziet niet in de zekerheid die wij nodig achten en roept vraagtekens op bij de huidige financiële situatie en de financiering die heeft plaatsgevonden. De geheimzinnigheid hierover (geen naam, geen bedragen, geen condities) vinden wij zorgwekkend en onwenselijk als beoogd aandeelhouder.
Wij rekenen op je begrip hiervoor en hopen dat je spoedig met een passend voorstel kunt komen, alvast bedankt hiervoor.”
2.17.
Op 14 augustus 2018 is [bedrijf01] op eigen aangifte in staat van faillissement verklaard.
2.18.
Bij akte van cessie van 9 maart 2020 heeft [eiser01] de vorderingen van [bedrijf01] uit hoofde van wanprestatie en/of onrechtmatige daad op onder meer Webparking van de curator overgenomen. De daartoe overeengekomen koopprijs is aan de curator betaald.

3..Het geschil

3.1.
[eisers01] vorderen – na vermindering van eis – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat Webparking jegens [bedrijf01] toerekenbaar tekort is geschoten, althans onrechtmatig heeft gehandeld en Webparking veroordeelt tot betaling aan [eiser01] van schadevergoeding nader op te maken bij staat;
Webparking veroordeelt tot betaling aan [eiser02] van € 71.300,-- te vermeerderen met wettelijke rente over de bedragen die [eiser02] heeft betaald vanaf de data waarop [eiser02] deze bedragen heeft betaald;
Webparking veroordeelt tot betaling aan [eisers01] van een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 1.917,--;
met veroordeling van Webparking in de kosten van de procedure.
3.2.
[eisers01] leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat Webparking is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, althans onrechtmatig heeft gehandeld, door vooruitbetaling van de laatste termijn te verlangen en haar werkzaamheden ten behoeve van de oplevering van FP5 op te schorten. [bedrijf01] heeft daardoor schade geleden. Die schadevergoedingsvordering is aan [eiser01] gecedeerd. [eiser01] heeft zelf ook rechtstreeks schade geleden, nu zij als gevolg van het faillissement van [bedrijf01] haar facturen niet betaald heeft gekregen. Voor die schade is Webparking ook aansprakelijk.
3.3.
Webparking heeft daarnaast onrechtmatig jegens [eiser02] gehandeld door te laten weten verder te zullen werken na betaling van de openstaande facturen. [eiser02] heeft zich daarop jegens een derde persoonlijk borg gesteld voor een door [bedrijf01] aangetrokken financiering en is na het faillissement van [bedrijf01] uit hoofde van die borgstelling aangesproken. Voor de schade die [eiser02] als gevolg daarvan lijdt is Webparking ook aansprakelijk, aldus [eisers01]
3.4.
Webparking voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [eisers01] in de proceskosten. Webparking voert aan dat [eisers01] zich niet op de initiële overeenkomst kunnen beroepen omdat Webparking met [bedrijf01] in heronderhandeling is getreden. Voor zover de initiële overeenkomst in stand is gebleven, beroept Webparking zich op de onzekerheidsexceptie omdat het betaalgedrag van [bedrijf01] leidde tot gegronde vrees dat zij ook haar toekomstige verplichtingen niet zou nakomen. Verder is een beroep op het oorspronkelijke betaalschema in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, is Webparking niet in gebreke gesteld en hebben [eisers01] niet tijdig over de vermeende tekortkoming geklaagd.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Niet in geschil is dat [bedrijf01] haar betalingsverplichtingen op grond van de overeenkomst meermaals heeft geschonden. Partijen verschillen echter van mening over de vraag of ook Webparking in de nakoming van de overeenkomst tekort is geschoten door na betaling van de achterstallige termijnen vooruitbetaling van, dan wel zekerheid voor de betaling van de laatste termijn te verlangen, alvorens haar werkzaamheden ten behoeve van de oplevering van FP5 voort te zetten. Hiertoe komt het aan op de vraag of, zoals [eisers01] stellen, [bedrijf01] zich na betaling van de openstaande facturen weer onverkort op de initiële overeenkomst kon beroepen, of dat de overeenkomst na het verzuim van [bedrijf01] door nieuwe onderhandelingen is opengebroken zodat [bedrijf01] geen beroep meer toekomt op het oorspronkelijke betaalschema, hetgeen Webparking betoogt.
4.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Nadat [bedrijf01] uiteindelijk na diverse aanmaningen de termijnfacturen (te laat) heeft betaald, heeft Webparking herhaaldelijk duidelijk gemaakt dat zij over het vervolgtraject concrete nieuwe afspraken wilde maken. Hiertoe hebben partijen onder meer de onder 2.12 bedoelde bespreking gevoerd, waarbij het [bedrijf01] gelet op de agenda vooraf duidelijk was dat nieuwe betaalafspraken daarvan een belangrijk onderdeel uitmaakten. Webparking doet vervolgens met haar onder 2.13 vermelde e-mail een voorstel over hoe de samenwerking tussen [bedrijf01] en Webparking zou kunnen worden voortgezet. Uit de daarop volgende e-mails van [bedrijf01] (zie 2.14 en 2.15) blijkt dat [bedrijf01] met deze heronderhandeling van de (betalings)voorwaarden heeft ingestemd. [bedrijf01] heeft immers niet kenbaar gemaakt vast te houden aan de oorspronkelijk gemaakte afspraken, laat staan daartoe gesommeerd. In plaats daarvan heeft [bedrijf01] een concreet voorstel gedaan met betrekking tot de door Webparking in het kader van de nieuw te maken afspraken verlangde zekerheid. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat partijen met elkaar in heronderhandeling zijn getreden ten aanzien van de voorwaarden van de eerder gesloten overeenkomst, waardoor [bedrijf01] op die oude voorwaarden geen beroep meer toekomt. Dat Webparking de in het kader van die heronderhandeling door [bedrijf01] aangeboden zekerheid niet heeft geaccepteerd, maakt het voorgaande niet anders. Te meer niet nu Webparking daarbij de onderhandelingen niet heeft afgebroken, maar gemotiveerd om een ander aanbod heeft verzocht. Gesteld noch gebleken is dat [bedrijf01] daartoe vervolgens nog enige poging heeft ondernomen, of überhaupt nog maar contact met Webparking heeft gezocht. In plaats daarvan heeft [bedrijf01] haar eigen faillissement aangevraagd.
4.3.
Van een tekortkoming aan de zijde van Webparking is gezien het voorgaande geen sprake. Voor zover de vorderingen van [eiser01] zijn gegrond op onrechtmatige daad, is deze grondslag onvoldoende gemotiveerd.
4.4.
Ten aanzien van de vordering van [eiser02] geldt het volgende. Niet gesteld is dat Webparking enige invloed heeft gehad (anders dan dat zij betaling van haar facturen door [bedrijf01] verlangde) op het aangaan van de persoonlijke borgstelling door [eiser02] , of dat Webparking daar zelfs maar weet van had. De stelling van [eiser02] dat Webparking onverkort heeft toegezegd na betaling van de achterstallige termijnen haar werkzaamheden conform de oorspronkelijke overeenkomst voort te zetten, is onvoldoende feitelijk onderbouwd. [eiser02] heeft daarmee niet voldaan aan zijn stelplicht.
4.5.
De vorderingen worden afgewezen.
4.6.
[eisers01] worden als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van Webparking worden, op basis van het oorspronkelijk gevorderde bedrag waartegen zij verweer heeft gevoerd, begroot op:
  • griffierecht € 5.737,--
  • salaris advocaat
Totaal € 9.277,--

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eisers01] in de proceskosten, aan de zijde van Webparking tot op heden begroot op € 9.277,--;
5.3.
verklaart het vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2022.
[3268/3195]