ECLI:NL:RBROT:2023:10012
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in de informatieplicht en het ontstaan van nieuwe schulden
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 oktober 2023 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenares. De schuldsaneringsregeling was eerder uitgesproken op 23 april 2021. De bewindvoerder, mr. J. Perez Herrera, heeft de rechter-commissaris verzocht om de regeling tussentijds te beëindigen, omdat de schuldenares meerdere verplichtingen niet is nagekomen. De rechter-commissaris heeft op 22 februari 2023 met dit verzoek ingestemd.
Tijdens de zitting op 5 oktober 2023 is de bewindvoerder gehoord, maar de schuldenares is niet verschenen. De bewindvoerder heeft aangegeven dat de schuldenares tekortkomingen heeft laten ontstaan in de sollicitatieverplichting, de informatieverplichting en dat er nieuwe schulden zijn ontstaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares sinds december 2021 geen sollicitatiebewijzen heeft aangeleverd, wat resulteert in een tekortkoming van 22 maanden. Daarnaast heeft de schuldenares een nieuwe schuld van € 423,75 bij de zorgverzekeraar Menzis en een openstaand bedrag van € 1.359,21 bij deurwaarder LAVG.
De rechtbank oordeelt dat de schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. De rechtbank benadrukt dat de schuldenares, ondanks herhaaldelijke verzoeken van de bewindvoerder, niet voldoende heeft geïnformeerd en niet is verschenen op de medische keuring van de GGD. De rechtbank concludeert dat de schuldenares niet blijk heeft gegeven van een saneringsgezinde houding en dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling moet worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c, van de Faillissementswet. De rechtbank heeft tevens het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 1.944,41.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.