ECLI:NL:RBROT:2023:10012

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
FT EA 21-254
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in de informatieplicht en het ontstaan van nieuwe schulden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 oktober 2023 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenares. De schuldsaneringsregeling was eerder uitgesproken op 23 april 2021. De bewindvoerder, mr. J. Perez Herrera, heeft de rechter-commissaris verzocht om de regeling tussentijds te beëindigen, omdat de schuldenares meerdere verplichtingen niet is nagekomen. De rechter-commissaris heeft op 22 februari 2023 met dit verzoek ingestemd.

Tijdens de zitting op 5 oktober 2023 is de bewindvoerder gehoord, maar de schuldenares is niet verschenen. De bewindvoerder heeft aangegeven dat de schuldenares tekortkomingen heeft laten ontstaan in de sollicitatieverplichting, de informatieverplichting en dat er nieuwe schulden zijn ontstaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares sinds december 2021 geen sollicitatiebewijzen heeft aangeleverd, wat resulteert in een tekortkoming van 22 maanden. Daarnaast heeft de schuldenares een nieuwe schuld van € 423,75 bij de zorgverzekeraar Menzis en een openstaand bedrag van € 1.359,21 bij deurwaarder LAVG.

De rechtbank oordeelt dat de schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. De rechtbank benadrukt dat de schuldenares, ondanks herhaaldelijke verzoeken van de bewindvoerder, niet voldoende heeft geïnformeerd en niet is verschenen op de medische keuring van de GGD. De rechtbank concludeert dat de schuldenares niet blijk heeft gegeven van een saneringsgezinde houding en dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling moet worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c, van de Faillissementswet. De rechtbank heeft tevens het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 1.944,41.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 12 oktober 2023
Bij vonnis van deze rechtbank van 23 april 2021 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenares],
[adres]
[woonplaats],
schuldenares,
bewindvoerder: mr. J. Perez Herrera.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 22 februari 2023 met dit verzoek ingestemd.
Op 5 oktober 2023 is ter zitting verschenen en gehoord:
- de heer mr. J. Perez Herrera.
Schuldenares is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Standpunt bewindvoerder
Als grond voor de voordracht tot tussentijdse beëindiging heeft de bewindvoerder aangevoerd dat schuldenares meerdere verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet is nagekomen. Uit de voordracht tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling, 9 februari 2023, blijkt dat schuldenares een tekortkoming heeft laten ontstaan in de nakoming van de sollicitatieverplichting, de informatieverplichting en de verplichting om geen nieuwe schulden te laten ontstaan.
Op schuldenares is per december 2021 de sollicitatieplicht van toepassing. Tot op heden heeft de bewindvoerder geen sollicitatiebewijzen ontvangen. Hierdoor is er een tekortkoming in de sollicitatieplicht van 22 maanden. Schuldenares is wel door de GGD opgeroepen voor een medische keuring, waarbij zij echter zonder bericht niet is verschenen. De GGD heeft de keuringsaanvraag niet verder in behandeling genomen. Schuldenares is per 25 juli 2022 wel parttime werkzaam voor 15 á 20 uur per week. Bewindvoerder heeft wel een e-mailbericht ontvangen van de behandelend psychiater van schuldenares dat zij niet in staat is om meer arbeid te verrichten dan haar huidige arbeid.
Ook heeft schuldenares een tekortkoming laten ontstaan in de informatieverplichting. De volgende stukken ontbreken in het dossier van de bewindvoerder: polis zorgverzekering 2022, beschikking toeslagen 2022 en 2023, inkomensspecificaties april 2021 tot en met juli 2022 en november 2022 tot en met heden en de huurspecificatie van juli 2023.
Verder is er sprake van een nieuwe schuld aan de zorgverzekeraar Menzis van € 423,75. Ook is er nog een bedrag overgedragen aan de deurwaarder LAVG. Bij LAVG stond een bedrag open van € 1.359,21. De nieuwe schuld heeft betrekking op de achterstand in de zorgpremie vanaf september 2022.

3.De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 57.334,92 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen bovenmatige nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen. De rechtbank oordeelt dat schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt allereerst vast dat schuldenares is tekort geschoten in de nakoming van haar sollicitatieverplichting. Schuldenares heeft sinds december 2021 geen sollicitatiebewijzen aangeleverd, waardoor er sprake is van een tekortkoming van 22 maanden. De rechtbank komt niet tot een ander oordeel door het e-mailbericht van de psychiater van schuldenares. De rechtbank rekent het schuldenares wel aan dat zij niet is verschenen op de medische keuring van de GGD.
Voorts is voor de rechtbank komen vast te staan dat schuldenares de bewindvoerder, ondanks herhaaldelijke verzoeken hiertoe, niet voldoende heeft geïnformeerd.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat schuldenares een nieuwe schuld heeft laten ontstaan van € 423,75 bij Menzis en de schuld bij LAVG heeft vergroot met een bedrag van € 1.359,21. Doordat de betalingsbewijzen hiervan ontbreken komt vast te staan dat schuldenares nieuwe schulden heeft laten ontstaan.
Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenares niet te verwijten zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat schuldenares, in elk geval na de informatie brief van de rechtbank, van de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling goed op de hoogte moet zijn geweest. De rechtbank rekent schuldenares ernstig aan dat zij, ondanks behoorlijk te zijn opgeroepen, meerdere malen niet is verschenen op de mondelinge behandeling van het verzoek tot tussentijdse beëindiging. Schuldenares heeft gelet op haar handelswijze geen blijk gegeven van een saneringsgezinde houding.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c, Faillissementswet (hierna: Fw).
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 1.944,41;
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.