ECLI:NL:RBROT:2023:10325

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
C/10/665376 / JE RK 23-2174
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 oktober 2023 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige01]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, de moeder, de stiefvader en een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West aanwezig waren. De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01], die sinds oktober 2022 niet meer thuis woont. De kinderrechter heeft eerder al een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, en op 29 september 2023 is deze machtiging verlengd tot 6 november 2023.

De gecertificeerde instelling heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met het oog op een mogelijke terugplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01], onder andere door eerdere mishandeling door de moeder. Ondanks de positieve ontwikkelingen, zoals een recente reis naar Curaçao, is de kinderrechter van oordeel dat voorzichtigheid geboden is bij een terugplaatsing. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 6 januari 2024, met de nadruk op het belang van een geleidelijke terugplaatsing en het waarborgen van de veiligheid van [voornaam minderjarige01].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/665376 / JE RK 23-2174
datum uitspraak: 17 oktober 2023
beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,
gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige01],
geboren op [geboortedatum01] 2010 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder01],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M. Mook (waarnemend voor mr. W. de Deugd), te Rotterdam,
[stiefvader01],
hierna te noemen de stiefvader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de beschikking van deze rechtbank van 29 september 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
1.2.
Op 17 oktober 2023 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- [voornaam minderjarige01] ;
  • de moeder met haar advocaat;
  • de stiefvader;
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam01] .
1.3.
[voornaam minderjarige01] heeft hierover
een gesprek gehad met de kinderrechter en haar mening gegeven. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter, met instemming van [voornaam minderjarige01] , samengevat wat [voornaam minderjarige01] heeft verteld. [voornaam minderjarige01] is bij de mondelinge uitspraak aanwezig geweest.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] .
2.2.
[voornaam minderjarige01] verblijft in een gezinshuis.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 6 januari 2023
[voornaam minderjarige01] onder toezicht gesteld tot 6 januari 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 29 september 2023 de machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een gezinshuis verlengd tot 6 november 2023. Het overig verzochte is aangehouden.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een gezinsgerichte voorziening te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft ter zitting het aangehouden verzoek en ligt het als volgt toe. Het stemt de GI positief dat de reis van [voornaam minderjarige01] naar Curaçao met de moeder goed is verlopen. Het doel van de ondertoezichtstelling is om te kijken naar de mogelijkheden van een thuisplaatsing. De GI is voornemens om zich daar de komende periode actief op in te zetten. Voor de zomervakantie is veel gebeurd, maar daarna is er een stop op geweest gedurende de zomermaanden. De aanleiding hiervan was een aantal incidenten in het gezinshuis. [voornaam minderjarige01] luisterde niet en liep weg. De moeder was van mening dat ze de veiligheid van [voornaam minderjarige01] niet kon waarborgen, waardoor ze een stop wenste en hulpverlening voor [voornaam minderjarige01] . Ze wilde de focus op [voornaam minderjarige01] behouden en het contact verminderen. Over de toedracht bestaan verschillende visies. De hulpverlening voor [voornaam minderjarige01] is snel gestart bij Family Supporters, maar het duurt even voordat [voornaam minderjarige01] vertrouwen heeft in haar behandelaar. Er lijkt nu sprake te zijn van een vertrouwensband. Family Supporters heeft als voorwaarde gesteld dat niet enkel wordt ingezet op [voornaam minderjarige01] maar op het systeem als geheel. De GI wenst met verschillende instellingen aan tafel te gaan zitten zodat een gezamenlijk plan kan worden opgesteld voor de thuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] . Een week voorafgaand aan de start van school heeft de moeder aangegeven het contact weer te willen oppakken en dat daar per direct in zou worden geïnvesteerd. Dat lukt echter niet zo snel. Hierna werd duidelijk dat het huwelijk van moeder zou plaatsvinden op Curaçao en met tussenkomst van de rechter is [voornaam minderjarige01] daarbij aanwezig geweest. Het verblijf van [voornaam minderjarige01] met de moeder - en de overige gezinsleden - op Curaçao is door iedereen positief ervaren. Komende donderdag staat een overleg op de agenda hoe een thuisplaatsing kan worden vormgegeven. De GI wenst dat dit in samenwerking wordt gedaan met Family Supporters en de hulpverlening van de moeder vanuit de Waag. Concluderend kan worden gesteld dat het doel van de verlenging van de uithuisplaatsing is het werken aan een terugplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de moeder.
4.2.
Namens en door de moeder wordt verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. [voornaam minderjarige01] is inmiddels meer dan een jaar uit huis geplaatst. Zowel de moeder als [voornaam minderjarige01] geven aan dat er contactherstel moet zijn en dat [voornaam minderjarige01] weer thuis kan wonen. De moeder werkt hard aan zichzelf en is onder behandeling bij de Waag en de reclassering. Zij geven beiden aan tevreden te zijn over de ontwikkeling van de moeder. [voornaam minderjarige01] is onlangs naar Curaçao geweest voor de bruiloft van de moeder. Het is vervelend dat de moeder hiervoor vervangende toestemming heeft moeten vragen en de manier waarop dit is verlopen. De moeder heeft ruim van tevoren aangegeven dat en waar de bruiloft zou plaatsvinden, maar vanuit de GI kwam hier tot op het laatste moment geen reactie op. Ook toen de toestemming was verkregen wilde de GI niet meewerken. De uithuisplaatsing loopt tot 6 november 2023. De tussenliggende periode kan worden gebruikt voor een volledige terugkeer. De ondertoezichtstelling loopt door en die kan worden gebruikt om de situatie te monitoren. Gezien het feit dat de moeder en [voornaam minderjarige01] open staan voor hulpverlening zijn er op dit moment onvoldoende zorgen om de machtiging uithuisplaatsing te laten doorlopen. De moeder vult aan dat de samenwerking met de GI er niet is. De GI roept dat er wordt gewerkt aan een terugplaatsing, maar dat gevoel wordt niet ervaren. De moeder heeft niet gezegd voor de vakantie dat zij geen contact wil. De moeder wilde alleen dat [voornaam minderjarige01] hulp zou krijgen. De GI stelt dat de veiligheid niet kan worden gewaarborgd, maar daar is al aan gewerkt binnen de systeemtherapie en dat is afgerond. Met dit rapport is niks gedaan door de GI. Het vertrouwen is weg. Er is niet gewerkt aan contactherstel tussen de moeder en [voornaam minderjarige01] . De moeder is al een jaar onder behandeling en zal nooit meer handelen zoals zij in het verleden heeft gedaan. De moeder zal de hulpverlening continueren en wil de kans krijgen om te laten zien dat het met [voornaam minderjarige01] goed kan gaan in de thuissituatie.
4.3.
De stiefvader voert verweer tegen het verzoek van de GI. De moeder en stiefvader zijn van mening dat zij er klaar voor zijn dat [voornaam minderjarige01] naar huis komt. De samenwerking met de GI is er niet. De moeder en de stiefvader krijgen een vijandig gevoel bij de opstelling van de GI.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding als bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
5.2.
Gebleken is dat [voornaam minderjarige01] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Er was sprake van fysieke mishandeling door de moeder gericht tegen [voornaam minderjarige01] . De moeder is hiervoor strafrechtelijk veroordeeld. Tevens zijn er ernstige zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] . [voornaam minderjarige01] verblijft sinds oktober 2022 niet meer thuis. Sinds de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] is er voor zowel de moeder als [voornaam minderjarige01] hulpverlening ingezet. De moeder ontvangt hulpverlening vanuit de Waag en wordt begeleid door de reclassering. Er is verder hulpverlening vanuit Family Supporters gericht op het contactherstel. De ingezette hulpverlening en begeleiding lijkt aan te slaan. Zowel de moeder als [voornaam minderjarige01] hebben aangegeven klaar te zijn voor een terugplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de moeder.
5.3.
Duidelijk is geworden dat de reis van [voornaam minderjarige01] naar Curaçao en haar verblijf daar samen met de moeder goed is verlopen. Dit geeft hoop voor de toekomst. De omstandigheden waaronder dit samenzijn op Curaçao heeft plaatsgevonden verschillen echter van het ‘normale’ leven thuis. Gelet op dat wat in het verleden is gebeurd, is behoedzaamheid bij een terugplaatsing naar huis van belang, waarbij de komende periode de nadruk moet liggen op deze terugplaatsing. Dit is ook het doel dat de GI voor ogen heeft. Hierbij acht de kinderrechter het belangrijk dat er voortvarend wordt opgetreden om op korte termijn de omgangsregeling tussen [voornaam minderjarige01] en de moeder uit te breiden om zodoende geleidelijk toe te werken naar een thuisplaatsing. Dit proces moet worden begeleid door Family Supporter en dient gefaseerd te gebeuren. Als de ervaringen goed zijn, kunnen de stappen in het terugplaatsingsproces groter worden.
5.4.
De terugkeer naar huis van [voornaam minderjarige01] dient niet te worden geforceerd, omdat voorkomen moet worden dat er iets misgaat en het op een teleurstelling uitloopt. Daar is [voornaam minderjarige01] niet bij gebaat. Om deze redenen is een verlenging van de uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling noodzakelijk. Voor het tempo van de terugplaatsing is het belang van [voornaam minderjarige01] leidend. Indien een thuisplaatsing eerder kan worden gerealiseerd, staat de termijn van de machtiging daaraan niet in de weg.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een gezinshuis tot 6 januari 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2023 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van A.J.E. van der Veer als griffier, en op schrift gesteld op 26 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.