ECLI:NL:RBROT:2023:10326

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
C/10/665723 / JE RK 23-2232
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen met benoeming bijzondere curator

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 17 oktober 2023, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02], behandeld. De kinderrechter oordeelt dat de ouders, die inmiddels in Duitsland wonen, onvoldoende betrokken zijn bij de zorg voor hun kinderen en niet voldoen aan de noodzakelijke voorwaarden voor hun ontwikkeling en welzijn. De kinderen verblijven momenteel in een pleeggezin waar zij de nodige zorg en stabiliteit ontvangen. De kinderrechter constateert dat de ouders niet adequaat reageren op de hulpverlening en dat er ernstige zorgen zijn over de situatie van de kinderen. De kinderrechter besluit daarom de ondertoezichtstelling te verlengen tot 20 oktober 2024 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 20 april 2024. Tevens wordt mr. D.S. Lösing benoemd als bijzondere curator om de belangen van de minderjarigen te behartigen. De kinderrechter benadrukt het belang van samenwerking van de ouders met de hulpverlening en het creëren van een stabiele omgeving voor de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een pro forma zitting gepland op 1 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/665723 / JE RK 23-2232
datum uitspraak: 17 oktober 2023
beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling, verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en benoeming bijzondere curator
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te Tilburg, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige01],
geboren op [geboortedatum01] 2018 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige01] ,
[minderjarige02],
geboren op [geboortedatum02] 2022 te [geboorteplaats02] , hierna te noemen [voornaam minderjarige02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[moeder01],
hierna te noemen de moeder, wonende te Duitsland.
De kinderrechter merkt aan als informant:
[(stief)vader01],
hierna te noemen de (stief)vader, wonende te Duitsland.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 11 september 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 13 september 2023;
  • het e-mailbericht van de GI van 28 september 2023, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum, opnieuw ingezonden op 11 oktober 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam01] .
1.3.
De kinderrechter heeft bijzonder toegang tot de zitting verleend aan mw. [naam02] , stagiaire van Jeugdbescherming Brabant en mw. [naam03] , pleegzorg medewerkster van Timon.
1.4.
De ouders zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de ouders wel juist zijn opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] .
2.2.
[voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] verblijven in een perspectiefbiedend pleeggezin.
2.3.
De kinderrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft bij beschikking van 20 oktober 2022 [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] onder toezicht gesteld tot 20 oktober 2023 en een machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] verleend tot 20 april 2023.
2.4.
De kinderrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft bij beschikking van 11 april 2023 de machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 20 oktober 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft ter zitting het verzoek en ligt het als volgt toe. De ouders lijken op hun manier hun best te doen om hun leven op de rit te krijgen. De GI ziet echter al langere periode dat de aangedragen adviezen om hulpverlening toe te laten door de ouders worden afgehouden. De ouders lijken op dit moment enkel gefocust op het verdienen van geld, maar dat is niet het enige wat belangrijk is. De kinderen hebben hen nodig als ouders, maar daar gaan zij compleet aan voorbij. Duidelijk is geworden dat de ouders in november een geschikte woning krijgen. Wat de ouders betreft kunnen de kinderen dan terugkeren naar huis. De ouders gaan voorbij aan het feit dat er voor [voornaam minderjarige01] dan ook een medisch kinderdagverblijf moet worden geregeld, vanwege zijn forse problematiek. Ze lijken bepaalde zaken niet te beseffen. De moeder heeft het gevoel dat ze haar best doet en dat de GI zich focust op de dingen die niet goed gaan. Naar de beleving van de GI is vaak geprobeerd uit te leggen dat hulpverlening moet worden ingezet. Daarnaast hebben de ouders ineens besloten om naar Duitsland te verhuizen, waardoor zij feitelijk enorm ver verwijderd zijn van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] . De kinderen hebben de ouders het afgelopen half jaar maar een keer fysiek gezien. [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] hebben behoeften aan duidelijkheid en voorspelbaarheid en kunnen dat op dit moment niet krijgen van de ouders. Ook de praktische regelzaken, zoals het regelen van een identiteitsbewijs voor [voornaam minderjarige02] , komen niet van de grond. [voornaam minderjarige02] is door de moeder na zijn geboorte nooit geregistreerd en heeft op dit moment geen identiteitskaart en geen zorgverzekering. Het pleeggezin loopt er tegenaan dat zij met [voornaam minderjarige02] niet naar de dokter kunnen wanneer hij ziek is. De ouders zijn op dit moment aan zet om dingen te regelen, maar dat lijkt niet te gebeuren. De ouders houden zich niet aan de gemaakt afspraken en ook veel van de contactmomenten komen zij niet na. De GI is op een punt gekomen dat zij moeten nadenken over het perspectief van de kinderen. Op dit moment is er weinig vertrouwen in de stabiliteit van de ouders en in wat zij kunnen betekenen voor de kinderen. De GI denkt dan ook na over het indienen van een verzoek tot onderzoek bij de Raad over het beëindigen van het ouderlijk gezag van de moeder.
4.2.
Ter aanvulling op dat wat de GI naar voren heeft gebracht, licht mevrouw [naam03] van Timon toe dat zij ziet dat de kinderen het goed doen in het pleeggezin. Het is voor de pleegouders hard werken vanwege de gedragsproblematiek van [voornaam minderjarige01] . Daarvoor is hulp voor ingezet. Bij [voornaam minderjarige01] is sprake van hechtingsproblematiek en moet daarom veel gerustgesteld worden. Hij voelt zich onveilig. In het pleeggezin hebben ze geprobeerd dit gevoel van onveiligheid af te bouwen. Het afgelopen jaar heeft hij een enorme ontwikkeling laten zien. Timon maakt zich zorgen of de ouders hem voldoende ondersteuning kunnen bieden in deze problematiek. Het lijkt alsof zij hier onvoldoende inzicht in hebben. Het is zorgelijk om te zien dat [voornaam minderjarige01] meer afstand neemt van de ouders. Het is in belang van [voornaam minderjarige01] dat er meer continuïteit en rust in de situatie komt. Daarom adviseert Timon om de contactmomenten met ouders wat korter te houden. [voornaam minderjarige02] is heel jong uit huis geplaatst. Gezien wordt dat de ouders meer naar [voornaam minderjarige02] trekken dan naar [voornaam minderjarige01] . [voornaam minderjarige02] zit nu samen met [voornaam minderjarige01] in het pleeggezin en gezien wordt dat hij zich gaat hechten aan de pleegouders. De ouders hebben veel hulpverlening aangeboden gekregen maar Timon lijkt een patroon te zien waardoor de hulpverlening niet wordt opgepakt.

5.De beoordeling

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging uithuisplaatsing

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
5.2.
Gebleken is dat de ouders inmiddels in Duitsland wonen en daar voornemens zijn een andere woning te betrekken en aldus in Duitsland blijven wonen. Nu de kinderen feitelijk in Nederland wonen, acht de kinderrechter zich gelet op het bepaalde in artikel 7 van de Verordening Brussel II-ter bevoegd om van het verzoek van de GI kennis te nemen en daarop te beslissen.
5.3.
Gesteld kan worden dat er nog altijd ernstige zorgen zijn over [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] . In de beschikking van 11 april 2023 werd de ouders (onder meer) op het hart gedrukt dat zij dienen te zorgen hun leven op de rit te krijgen en is het belang van het naleven van de bezoekmomenten benadrukt. Toen werd al gezien dat er vele wisselingen plaatsvonden in de woonplaats en het werk van de ouders. Zij konden de kinderen niet de stabiliteit bieden die zij nodig hebben. Het harde werken van de ouders ging ten koste van de kinderen doordat het contact tussen hen verminderde en de bezoekmomenten niet werden nageleefd. Nu is gebleken dat de situatie onvoldoende is veranderd. De ouders lijken alleen maar meer afstand te nemen van hun kinderen en werken nog altijd niet mee aan het geven van inzicht in hun thuissituatie en het, indien nodig, inzetten van passende hulpverlening om voor de kinderen een stabiele woonomgeving te creëren. Inmiddels wonen de ouders in Duitsland en dat heeft gemaakt dat de feitelijke afstand tussen de ouders en de kinderen verder is vergroot. De kinderrechter stelt dat het te waarderen is dat de ouders hard werken en hun best doen om te zoeken naar stabiliteit en het regelen van de basisbehoeften, maar voor de kinderen gaat het ook om andere zaken.
5.4.
[voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] zijn kwetsbare jongens die vanaf het begin van hun leven veel hebben meegemaakt. [voornaam minderjarige02] is al vrij snel na zijn geboorte uit huis geplaatst. Het is voor beide kinderen van belang dat er duidelijkheid komt over waar zij mogen opgroeien. Het lijkt alsof ouders onvoldoende beseffen dat de kinderen hun ouders niet alleen nodig hebben voor een dak boven hun hoofd en eten op tafel, maar ook voor hechting, geborgenheid, vertrouwen, veiligheid, genegenheid, stabiliteit, zorg en aandacht. Gezien de ernstige problematiek van [voornaam minderjarige01] vraagt hij meer dan gemiddeld aan zorg en begeleiding van zijn opvoeders, waarbij hij toe kan komen aan zijn persoonlijke ontwikkeling. Structuur en duidelijkheid zijn hierbij noodzakelijk.
5.5.
De kinderrechter stelt dat het van groot belang is dat de ouders op korte termijn regelen dat [voornaam minderjarige02] wordt ingeschreven bij de burgerlijke stand, waardoor hij een identiteitskaart en zorgverzekering kan verkrijgen. Het is ernstig dat de ouders hier tot op heden hun rol niet in oppakken. Dit heeft grote consequenties voor [voornaam minderjarige02] . Vanwege het feit dat enkel de moeder het gezag over [voornaam minderjarige02] draagt, dient zij zich te realiseren dat als zij in dit verband haar gezag niet uitoefent - en [voornaam minderjarige02] niet laat registreren - dit mogelijk kan leiden tot een verzoek tot beëindiging van haar ouderlijk gezag.
5.6.
De ondertoezichtstelling zal om bovenstaande redenen worden verlengd.
5.7.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] noodzakelijk, zodat zij bij de pleegouders kunnen verblijven alwaar zij de juiste zorg, veiligheid en stabiliteit krijgen die zij nodig hebben. Om meer zicht te krijgen op de opvoedomgeving bij de moeder en de (stief)vader is het noodzakelijk dat de ouders hun medewerking gaan verlenen aan dat wat de GI noodzakelijk acht. De kinderrechter begrijpt dat de GI geen risico wil lopen in het belang van de kinderen en wil de moeder en de (stief)vader dan ook nadrukkelijk meegegeven dat het voor hen en voor de kinderen van groot belang is dat zij de komende tijd gaan meewerken aan het creëren van zicht op hun woon- en leefsituatie. De termijn waarbinnen [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] duidelijkheid moeten krijgen over waar hun woonperspectief ligt, begint te dringen. De kinderrechter stelt dat het komende half jaar moet worden ingezet op onderzoek of herstel van de omgang tussen de kinderen en de ouders kan plaatsvinden en of dit vervolgens kan worden uitgebreid. De ouders zijn hierin aan zet. Zij dienen de afspraken na te komen, zij dienen inzicht te geven in hun leven. De kinderrechter zal de machtiging uithuisplaatsing verlengen voor de duur van zes maanden en het overig verzochte aanhouden
5.8.
De kinderrechter verzoekt de GI om uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen pro forma datum een rapportage te doen toekomen (met afschrift aan de belanghebbende en de bijzondere curator) omtrent de stand van zaken van dat moment en daarbij te vermelden of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.
Benoeming bijzondere curator
5.9.
Ingevolge artikel 1:250 van het BW kan de rechtbank, wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige, dan wel diens vermogen, de belangen van de met het gezag belaste ouders of een van hen, dan wel de voogd, in strijd zijn met die van de minderjarige, een bijzondere curator benoemen om de
minderjarige ter zake zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen indien de rechtbank dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van deze belangenstrijd in aanmerking genomen.
5.10.
De kinderrechter is van oordeel dat sprake is van een dergelijke situatie. Door de ontstane situatie, zoals hiervoor beschreven, kan niet worden geconcludeerd dat de ouders - dan wel de moeder met gezag - kunnen opkomen voor de belangen van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] . Zij zijn te ver van elkaar verwijderd geraakt, zowel feitelijk (fysiek) als emotioneel. De kinderrechter acht het daarom aangewezen dat er voor de kinderen een bijzondere curator wordt benoemd die zich kan inzetten voor de belangen van de kinderen. De kinderrechter heeft er vertrouwen in dat de bijzondere curator zich behoedzaam opstelt in het contact richting [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] , gezien hun jonge leeftijd en kwetsbaarheden. De kinderrechter vraagt de bijzondere curator de wensen en behoeften over de plek waar [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] wonen en in de toekomst zouden moeten kunnen wonen - en wat daarbij nodig is - in kaart te brengen. Daarnaast verzoekt de kinderrechter aan de bijzondere curator om onderzoek te doen naar wat in het belang is van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] als het gaat om hun contact met de moeder en de (stief)vader, de mate van gehechtheid ten opzichte van de ouders en de mate van gehechtheid in het pleeggezin.
5.11.
De kinderrechter zal een bijzondere curator benoemen met als opdracht:
- de belangen van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] in en buiten rechte te behartigen betreffende hun verblijfsplek/toekomstperspectief en de omgang met de moeder en de (stief)vader;
- daarbij al het nodige te doen wat overigens in het belang van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] is.
5.12.
Mr. D.S. Lösing heeft zich bereid verklaard de benoeming te aanvaarden.
5.13.
Om de bijzondere curator de benodigde informatie te verschaffen, zullen de stukken waarover de kinderrechter beschikt door de rechtbank in het belang van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] worden verstrekt aan de bijzondere curator.
5.14.
De kinderrechter verzoekt de bijzondere curator om uiterlijk twee weken voor de nader te bepalen zittingsdatum (voor 20 april 2024) schriftelijk verslag over haar onderzoek aan de kinderrechter te doen toekomen, met afschrift aan de GI en de ouders.
5.15.
De benoeming tot bijzondere curator geldt voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 20 april 2024.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] tot 20 oktober 2024;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] in een voorziening voor pleegzorg tot 20 april 2024;
6.3.
benoemt als bijzondere curator teneinde [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] te vertegenwoordigen:
mr. D.S. Lösing, kantoorhoudende aan de Maaskade 40, 3071 NB te Rotterdam;
6.4.
verklaart deze beschikking tot dusver uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
6.5.
houdt de behandeling voor het overige verzochte aan tot
1 maart 2024 pro forma;
6.6.
bepaalt dat de GI, de belanghebbende en de bijzondere curator op de genoemde pro forma-datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.7.
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de pro forma datum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbende en mr. D.S. Lösing) de verzochte rapportage te doen toekomen.
6.8.
verzoekt de bijzondere curator om uiterlijk twee weken voor de nog te bepalen zittingsdatum het hiervoor bedoelde schriftelijke verslag aan de kinderrechter te doen toekomen, met afschrift aan de GI en de belanghebbende;
6.9.
verzoekt de griffie om de stukken waarover de kinderrechter beschikt te verstrekken aan de bijzondere curator;
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2023 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van A.J.E. van der Veer als griffier, en op schrift gesteld op 26 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.