ECLI:NL:RBROT:2023:10373

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
C/10/665346 / KG ZA 23-820
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over opheffing van beslag op schepen en rechtsmacht in eigendomsgeschil

In deze zaak, die op 12 oktober 2023 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben de eiseressen, Grace Shipping Company Limited en Expander Shipping Company Limited, een kort geding aangespannen tegen de gedaagden, Marvin Shipping Services Inc., Lozenge Chemical Carriers Limited en Garnet Maritime Limited. De eiseressen vorderen de opheffing van conservatoire beslagen die door Marvin zijn gelegd op de schepen MC en MF, die in eigendom betwist worden. De procedure is complex en speelt zich af tegen de achtergrond van internationale sancties en eigendomsgeschillen die zich uitstrekken over verschillende jurisdicties, waaronder Panama en het Verenigd Koninkrijk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseressen en gedaagden gevestigd zijn in Hong Kong en de Marshalleilanden, respectievelijk. De voorzieningenrechter heeft ambtshalve de rechtsmacht beoordeeld en geconcludeerd dat hij bevoegd is om van de zaak kennis te nemen. De eiseressen stellen dat de beslagen onterecht zijn gelegd, omdat de schepen niet toebehoren aan de gedaagden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat Marvin te kwader trouw heeft gehandeld en dat de eigendom van de schepen voorlopig bij Lozenge en Garnet ligt.

De vorderingen van Grace en Expander zijn afgewezen, omdat de voorzieningenrechter van mening is dat de belangenafweging niet in hun voordeel uitvalt. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vorderingen van Marvin, die de beslagen heeft gelegd, niet summierlijk ondeugdelijk zijn. De eiseressen zijn als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de complexiteit van internationale maritieme geschillen en de noodzaak voor duidelijke bewijsvoering in dergelijke zaken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/665346 / KG ZA 23-820
Vonnis in kort geding van 12 oktober 2023
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar vreemd recht
GRACE SHIPPING COMPANY LIMITED,
2. de rechtspersoon naar vreemd recht
EXPANDER SHIPPING COMPANY LIMITED,
beide gevestigd te Hong Kong (SAR), Volksrepubliek China,
eiseressen,
advocaten mrs. J.R. Groen en C.J. van Steenderen te Rotterdam,
tegen
1. de rechtspersoon naar vreemd recht
MARVIN SHIPPING SERVICES INC.,
advocaten mrs. M.M. van Leeuwen en E. van Gruijthuijsen te Rotterdam,
2. de rechtspersoon naar vreemd recht
LOZENGE CHEMICAL CARRIERS LIMITED,
3. de rechtspersoon naar vreemd recht
GARNET MARITIME LIMITED,
advocaat mr. C. Almeida te Rotterdam,
alle gevestigd te Majuro, Marshalleilanden,
gedaagden.
Eiseressen worden hierna Grace en Expander genoemd. Gedaagden worden hierna Marvin, Lozenge en Garnet genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 september 2023
  • producties 1 tot en met 36 van Grace en Expander
  • de conclusie van antwoord van Marvin
  • producties 1A tot en met 8B van Marvin
  • de conclusie van antwoord van Lozenge en Garnet
  • akte overlegging producties A1 tot en met A5 van Lozenge en Garnet
  • de hybride gehouden mondelinge behandeling op 2 oktober 2023
  • de pleitnota van Grace en Expander
  • de pleitnota van Marvin
  • de pleitnota van Lozenge en Garnet.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Inleidend

2.1.
In 2018 zijn in opdracht van de ‘Islamic Republic Of Iran Shipping Lines’ (hierna: IRISL) in Zuid-Korea (o.a.) het m.s. [naam schip 1] met IMO nr. [nummer 1] (hierna: de MC) en het m.s. [naam schip 2] met IMO nr. [nummer 2] (hierna: de MF) gebouwd. De MC was tijdens de bouw ondergebracht in Grace en de MF in Expander. IRISL was tot juli 2019 de enig houder van de aandelen in deze ‘single ship companies’. Op 27 maart 2018 is de MC provisioneel (behoudens verlenging, voor de duur van zes maanden) op naam van Grace ingeschreven in het scheepsregister van Panama. Op 15 juni 2018 is de MF in datzelfde register provisioneel ingeschreven op naam van Expander. Verlenging van deze inschrijvingen heeft niet plaatsgevonden. De MC en de MF zijn chemicaliëntankers (‘multipurpose’) en waren voorheen bekend onder de namen ‘ [voormalige naam schip 1] ’ respectievelijk ‘ [voormalige naam schip 2] ’. Beide schepen varen onder Panamese vlag.
2.2.
Marvin, Lozenge en Garnet maken alle deel uit van de Marvin Group die geleid wordt door de heer [persoon A] (hij is eigenaar en formeel ‘managing director’ en CEO). Tot eind 2019 was de ‘general manager’ van de Marvin Group de heer [persoon B] . Marvin verricht scheepsmanagementdiensten.
2.3.
In deze kwestie speelt op de achtergrond een rol dat de Verenigde Staten (de VS) in mei 2018 hebben aangekondigd uit het nucleaire akkoord met Iran (JCPAO) te stappen. Op grond daarvan herleefden nadien effectief eerdere sancties van de VS tegen Iran, en verboden de VS het (weer) zakendoen met bepaalde personen en entiteiten, waaronder IRISL.
2.4.
Op 15 juni 2018 heeft Lozenge de MC op haar naam laten registreren in het scheepsregister van Panama. Garnet heeft datzelfde op 18 juli 2018 gedaan met betrekking tot de MF. De MC is op 3 augustus 2018 - in elk geval in feitelijke zin - aan Lozenge overgedragen en de MF op 4 augustus 2018 aan Garnet. Lozenge en Garnet hebben sindsdien tot 2 oktober 2020 de respectieve schepen (feitelijk) geëxploiteerd.
Tussen partijen aanhangige procedures
2.5.
Tussen partijen bestaat sinds medio 2018 discussie over de vraag aan wie de rechtmatige eigendom van de MC en de MF toebehoort. Onderdeel van dat geschil maakt uit de discussie over het bestaan en de geldigheid van de tussen Grace respectievelijk Expander en Marvin gesloten rompbevrachtingsovereenkomsten (waarbij uiteindelijk Lozenge en Garnet als bevrachters zouden zijn/worden aangemerkt), de ‘Memoranda of Agreement’ (de MOA’s) en de Bills of Sale met betrekking tot de MC en de MF. In dat verband zijn tussen deze en andere partijen in verschillende jurisdicties verschillende procedures aanhangig, waaronder:
In Panama
2.5.1.
de in de tweede helft van 2020 gestarte procedures bij het ‘Tribunal Marítimo de Panamá’, waarin Grace en Expander de vraag wie naar Panamees recht (het recht van de vlag) eigenaar is van de MC en de MF hebben voorgelegd. Tevens trachten zij daar te bereiken dat de scheepsregistratie ten name van Lozenge en Garnet wordt doorgehaald en dat de schepen weer op hun naam worden gesteld. Bij wijze van voorlopige voorziening heeft de Panamese rechter de huidige registratie van de MC en de MF bevroren gedurende de loop van het geding. Deze ‘injunctions’ zijn ingeschreven in het scheepsregister in Panama. In de in Panama aanhangige bodemprocedure heeft in april 2023 een zitting plaatsgevonden met betrekking tot de MF en in december 2023 zal een zitting plaatsvinden met betrekking tot de MC. De eerste bodemuitspraak wordt in/vanaf het najaar van 2023 verwacht.
In het Verenigd Koninkrijk
2.5.2.
de arbitrageprocedures die Grace en Expander op of omstreeks 21 oktober 2020 in Londen onder Engels recht tegen Marvin, Lozenge en Garnet aanhangig hebben gemaakt, onder de rompbevrachtingsovereenkomsten. De procedures strekken onder meer tot afgifte van de MC en de MF aan Grace en Expander. Arbiters hebben op 1 augustus 2023 een ‘Interim Ruling on Jurisdiction’ gewezen. Uit die uitspraak volgt dat de onderbouwing van de standpunten van partijen bij de arbiters de nodige vragen oproept die nog niet kunnen worden beantwoord. Arbiters achten nadere bewijslevering noodzakelijk en zij houden de zaak daarvoor aan zich.
In Nederland
2.5.3.
Op 2 oktober 2020 hebben Grace en Expander ten laste van Lozenge en Garnet conservatoir (vreemdelingen) beslag tot afgifte laten leggen op de MC en de MF (hierna: de G&E Beslagen). De vordering van Lozenge en Garnet in kort geding om de G&E Beslagen te laten opheffen is bij vonnis van 7 oktober 2020 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank afgewezen. Het gerechtshof Den Haag heeft dit vonnis bij arrest van 21 september 2021 bekrachtigd. De G&E Beslagen rusten nog steeds op de MC en de MF.
2.5.4.
Grace en Expander zijn, samen met de aan hun zijde gevoegde partij: Havenbedrijf Rotterdam N.V., bij dagvaarding van 13 september 2021 een kort geding procedure tegen Lozenge en Garnet gestart. Zij hebben verlof gevraagd om diverse maatregelen te treffen die ertoe leiden dat de MC en de MF naar een goedkopere ligplaats worden verscheept en dat de bemanning van beide schepen wordt gerepatrieerd, onder gelijktijdige aanstelling van een nieuwe bemanning. Op 21 september 2021 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank vonnis gewezen. De voorzieningenrechter zag aanleiding om een ordemaatregel (een door de voorzieningenrechter zo genoemde noodoplossing) te treffen van de volgende inhoud:
2.5.5.
Aan de bemanning van de MC en/of de MF zijn vorderingen tot betaling van (achterstallig) loon toegewezen. De ter verhaal van die vorderingen op 24 september 2021 geplande executieveilingen van de schepen hebben geen doorgang gevonden. De reden hiervoor was dat aan de in het onder 2.5.4 genoemde kort gedingvonnis van 21 september 2021 gestelde voorwaarde tot de betaling van gages aan de bemanning was voldaan.
De beslagen waar het in dit kort geding om draait
2.6.
Marvin stelt dat zij uit hoofde van haar positie van scheepsmanager/beheerder van de MC en de MF van Lozenge en Garnet als beweerdelijke eigenaren van die schepen over 2021 ‘management fees’ en voorgeschoten financiële verplichtingen te vorderen heeft. Volgens Marvin zijn haar vorderingen, ongeacht wie daarvan de schuldenaar is, sowieso verhaalbaar op de schepen. In verband met die beweerdelijke vorderingen heeft Marvin procedures jegens de daarin niet verschenen Lozenge en Garnet aanhangig gemaakt bij de enkelvoudige kamer van de arrondissementsrechtbank van Piraeus in Piraeus, Griekenland. Die procedures hebben ertoe geleid dat Marvin een viertal betalingsbevelen: de ‘Payment Orders’ (hierna: PO‘s) heeft verkregen. Grace en Expander hebben daartegen - vooralsnog onsuccesvol - rechtsmiddelen aangewend:
-
ten laste van Lozenge:
PO 387/2021 van 29 juli 2021 ten bedrage van € 69.566,88, USD 390.969,97 en € 7.230,00 aan proceskosten en PO 463/2021 van 20 september 2021 ten bedrage van € 32.761,41, USD 601.897,47 en € 7.400,00 aan proceskosten;
-
ten laste van Garnet:
PO 386/2021 van 29 juli 2021 ten bedrage van € 29.708,56, USD 509.725,93 en € 8.320,00 aan proceskosten en PO 461/2021 van 16 september 2021 ten bedrage van € 29.416,77, USD 737.757,85 en € 8.000,00 aan proceskosten.
2.7.
Tot zekerheid van verhaal van de PO’s heeft Marvin, na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank:
1. ten laste van Lozenge op of omstreeks 17 en op 22 september 2021 twee conservatoire (vreemdelingen) beslagen op de MC gelegd.
De vorderingen van Marvin zijn daarbij begroot op USD 499.00,00 en € 99.800,00 respectievelijk USD 752.276,00 en € 52.209,00, inclusief de gebruikelijke opslag voor rente en kosten; en
2. ten laste van Garnet op of omstreeks 17 en op 22 september 2021 twee conservatoire (vreemdelingen) beslagen op de MF gelegd.
De vorderingen van Marvin zijn daarbij begroot op € 29.708,56, € 8.320,00 en USD 509.725,93 respectievelijk € 60.050,00 en USD 915.308,00, inclusief de gebruikelijke opslag voor rente en kosten,
hierna afzonderlijk te noemen: de Marvin MC Beslagen en de Marvin MF Beslagen, en samen: de Marvin Beslagen.
2.8.
Naast de G&E Beslagen rusten ook de Marvin Beslagen nog op de MC en de MF. De beide schepen liggen sinds 2 oktober 2020 stil in de haven in Rotterdam (zij zijn gemeerd bij Steinweg) en worden niet commercieel geëxploiteerd.

3.Het geschil

3.1.
Grace en Expander vorderen (zakelijk weergegeven) om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, onder verstrekking van het certificaat ex artikel 53 van de herschikte EEX-Verordening (Brussel I bis-Vo.):
ten aanzien van Marvin:
de Marvin MC Beslagen met onmiddellijke ingang op te heffen;
de Marvin MF Beslagen met onmiddellijke ingang op te heffen;
Marvin te verbieden om ten laste van Lozenge nader conservatoir en/of executoriaal beslag te leggen op de MC, zowel binnen als buiten Nederland, voor haar vorderingen, dan wel een gedeelte hiervan, zoals omschreven in de PO’s, terzake waarvan zij reeds in Rotterdam beslagen deed leggen zoals vooromschreven, al dan niet onder door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen voorwaarden;
Marvin te verbieden om ten laste van Garnet nader conservatoir en/of executoriaal beslag te leggen op de MF, zowel binnen als buiten Nederland, voor haar vorderingen, dan wel een gedeelte hiervan, zoals omschreven in de PO’s, terzake waarvan zij reeds in Rotterdam beslagen deed leggen zoals vooromschreven, al dan niet onder door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen voorwaarden;
Marvin te gebieden om het vertrek van de MC uit de haven van Rotterdam te gehengen en gedogen, op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van
€ 500.000,00 voor iedere handeling die dat vertrek bemoeilijkt, en € 100.000,00 voor iedere dag dat dit voortduurt, met maximering van de in dit kader gezamenlijk te verbeuren dwangsommen op een bedrag van € 5.000.000,00, al dan niet onder door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen voorwaarden;
6. Marvin te gebieden om het vertrek van de MF uit de haven van Rotterdam te gehengen en gedogen, op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van
€ 500.000,00 voor iedere handeling die dat vertrek bemoeilijkt, en € 100.000,00 voor iedere dag dat dit voortduurt, met maximering van de in dit kader gezamenlijk te verbeuren dwangsommen op een bedrag van € 5.000.000,00, al dan niet onder door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen voorwaarden;
ten aanzien van Lozenge:
7. Lozenge te verbieden om ten laste van zichzelf of ten laste van Grace beslag tot afgifte of enig ander beslag te leggen op de MC, zowel binnen als buiten Nederland, al dan niet onder door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen voorwaarden;
8. Lozenge te gebieden om het vertrek van de MC en/of de MF uit de haven van Rotterdam te gehengen en gedogen, op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 500.000,00 voor iedere handeling die dat vertrek bemoeilijkt, en € 100.000,00 voor iedere dag dat dit voortduurt, met maximering van de in dit kader gezamenlijk te verbeuren dwangsommen op een bedrag van € 5.000.000,00, al dan niet onder door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen voorwaarden;
ten aanzien van Garnet:
9. Garnet te verbieden om ten laste van zichzelf of ten laste van Expander beslag tot afgifte of enig ander beslag te leggen op de MF, zowel binnen als buiten Nederland, al dan niet onder door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen voorwaarden;
10. Garnet te gebieden om het vertrek van de MF en/of de MC uit de haven van Rotterdam te gehengen en gedogen, op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 500.000,00 voor iedere handeling die dat vertrek bemoeilijkt, en
€ 100.000,00 voor iedere dag dat dit voortduurt, met maximering van de in dit kader gezamenlijk te verbeuren dwangsommen op een bedrag van € 5.000.000,00, al dan niet onder door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen voorwaarden;
ten aanzien van alle gedaagden:
11. iedere verdere beslissing te nemen die de voorzieningenrechter in goede justitie geraden acht;
11. gedaagden te veroordelen in de kosten van deze procedure, inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Marvin respectievelijk Lozenge en Garnet voeren afzonderlijk verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Rechtsmacht

4.1.
Grace en Expander zijn gevestigd in Hong Kong. Gedaagden zijn gevestigd op de Marshalleilanden. De voorzieningenrechter van deze rechtbank dient ambtshalve te beoordelen of hij bevoegd is om van deze zaak kennis te nemen. Dat is het geval.
4.2.
Op grond van artikel 705 lid 1 Rv is de Nederlandse voorzieningenrechter die een conservatoir beslagverlof heeft verleend, ook bevoegd om te beslissen op een vordering tot opheffing daarvan. De beslagen waarvan Grace en Expander in deze zaak als belanghebbenden opheffing vorderen zijn door Marvin gelegd met verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank. Deze voorzieningenrechter is dus (relatief) bevoegd om op de (beslag gerelateerde) vorderingen van Grace en Expander jegens Marvin te beslissen.
In het verlengde daarvan acht de voorzieningenrechter zich ook bevoegd om op de vorderingen van Grace en Expander tegen de beslagenen, Lozenge en Garnet, te beslissen. Die vorderingen hebben eveneens betrekking op de MC en de MF, waarvan Lozenge en Garnet beweerdelijk de eigenaren zijn, zijn beslag gerelateerd en vragen bovendien uitvoering in het arrondissement Rotterdam.
Vorderingen tegen Marvin
4.3.
Opheffing van een beslag kan onder meer, maar niet uitsluitend, plaatsvinden als een van de in artikel 705 lid 2 Rv genoemde gronden aanwezig is en een belangenafweging niet tot een ander oordeel leidt, en op grond van een, zelfstandige, belangenafweging. Een apart spoedeisend belang is daarvoor niet vereist.
4.4.
Grace en Expander stellen primair dat Marvin tegen beter weten in beslag heeft gelegd op vermogensbestanddelen die niet toebehoren aan de door Marvin gestelde debiteuren, Lozenge en Garnet. In de visie van Grace en Expander is dit al voldoende reden voor opheffing van de Marvin Beslagen.
4.5.
De voorzieningenrechter volgt Grace en Expander niet in dit standpunt en overweegt daartoe als volgt.
4.6.
In de procedures in Panama en in de arbitrages in het Verenigd Koninkrijk is - kort gezegd - een te kwader trouw zijn van Marvin, Lozenge en Garnet in de kwestie over o.a. de eigendom van de MC en de MF tot op heden niet komen vast te staan. In het kader van dit kort geding kan de juistheid van de door gedaagden betwiste stellingen van Grace en Expander hierover en van de door hen overgelegde bewijsstukken, waarvan de betrouwbaarheid en juistheid gemotiveerd en gedocumenteerd is bestreden, niet voorshands worden aangenomen.
De voorzieningenrechter noemt in dat verband het door Grace en Expander als zodanig betitelde ‘bewijs’ dat zij ontlenen aan het rapport van Griekse schriftexperts. Daaruit zou blijken, als ook uit de volgordelijkheid van andere bewijzen, dat de MOA’s en de Bills of Sale zijn vervalst. Daartegen verweren gedaagden zich gemotiveerd. Lozenge en Garnet beroepen zich op een door hen overgelegd tegenrapport (productie A3). In dat rapport wordt erop gewezen dat nu het onderzoek moest worden verricht aan niet-originele stukken niet kan worden geconcludeerd dat sprake is van vervalsingen. Wat daar ook van zij, vooralsnog bestaat er in de visie van de voorzieningenrechter in ieder geval onvoldoende duidelijkheid over op welke data en met welke intentie welke relevante overeenkomsten tussen welke partijen tot stand zijn gekomen.
Grace en Expander hechten kennelijk veel waarde aan een door hen overgelegde verklaring van [persoon B] . Lozenge en Garnet hebben als productie A5 echter een verklaring van dezelfde getuige overgelegd die er - kort gezegd - op neerkomt dat hij zijn eerdere verklaring in strijd met de waarheid heeft afgelegd. Nu niet wordt betwist dat ook die tweede verklaring van [persoon B] afkomstig is, kan in dit kort geding aan geen van beide verklaringen veel waarde worden gehecht.
4.7.
Nu de uitkomst van de procedures in Panama en de arbitrages in het Verenigd Koninkrijk op dit moment ongewis is (en daarmee dus de uitkomst van het basisgeschil over de eigendomskwestie), kan daarop in dit kort geding niet worden vooruitgelopen (‘de afstemmingsregel’). Vooralsnog is in dit kort geding uitgangspunt dat de in het Panamese scheepsregister geregistreerde eigendom van de MC en de MF bij Lozenge en Garnet ligt en dat Marvin in beginsel op deze schepen ten laste van debiteuren Lozenge en Garnet beslag heeft mogen leggen. Op de discussie over de vraag of de vorderingen van Marvin sowieso op de schepen verhaalbaar zijn, behoeft de voorzieningenrechter bij deze stand van zaken niet in te gaan.
4.8.
Grace en Expander stellen daarnaast of subsidiair - als zelfstandige grond voor opheffing - dat de vorderingen waarvoor Marvin de Marvin Beslagen heeft gelegd summierlijk ondeugdelijk zijn. Grace en Expander betogen dat o.a. de met Marvin gesloten (aanvullende) managementovereenkomsten en facturen, op grond waarvan Marvin in Griekenland ten laste van Lozenge en Garnet de PO’s in rechte heeft gevraagd en verkregen, niet kloppen. Er zou sprake zijn van “
met list en bedrog gekunstelde aanspraken” binnen de Marvin Group. Of dat zo is kan in dit kort geding, mede gelet op de gemotiveerde betwisting van de zijde van gedaagden, niet worden vastgesteld. Een relevant vaststaand feit in dit kort geding is het bestaan van de door Marvin ter zake van de door haar gepretendeerde vorderingen in Griekenland verkregen PO’s. Marvin heeft tot zekerheid van verhaal van die betalingsbevelen de Marvin Beslagen in beginsel mogen leggen. De op 27 juli 2023 door het ‘Piraeus Court of First Instance’ genomen vier - nog appellabele - beslissingen inzake door Grace en Expander tegen de PO’s aangewende rechtsmiddelen maken dit uiteraard niet anders. Immers, tot een inhoudelijke beoordeling is het in die procedures niet gekomen. Naar de voorzieningenrechter begrijpt omdat Grace en Expander hebben verzuimd om in die procedures alle partijen bij de oorspronkelijke beslissing te betrekken (zie producties 2A t/m 2D van Marvin).
4.9.
Ter zitting, in de pleitnota in randnummer 27, hebben Grace en Expander zich voor het eerst, zonder enige vooraankondiging, uiterst subsidiair op het standpunt gesteld dat de vorderingen van Marvin waarvoor de Marvin Beslagen zijn gelegd, moeten worden herbegroot. Zij zijn van mening dat de beslagvorderingen van Marvin moeten worden beperkt tot de redelijke kosten die zijn gemoeid met de door Marvin uitgevoerde managementwerkzaamheden tot oktober 2020. Marvin verzet zich tegen het zo laat onaangekondigd instellen van een dergelijke nieuwe vordering.
De voorzieningenrechter laat de pas ter zitting geïntroduceerde uiterst subsidiaire eis/wens tot herbegroting buiten beschouwing vanwege strijd met de eisen van een goede procesorde. Marvin heeft zich hierop niet kunnen voorbereiden. Marvin heeft hier ter zitting dan ook niet concreet en onderbouwd met stukken op kunnen reageren. Dit terwijl zij daartoe, zoals zij ter zitting aangaf, wel in staat en bereid zou zijn geweest. Het petitum van de dagvaarding laat bovendien geen ruimte om daarin de door Grace en Expander thans uiterst subsidiair gewenste herbegroting van de beslagvorderingen van Marvin te lezen. Een dergelijke herbegroting laat zich in dit geval ook niet uitleggen als een te stellen voorwaarde aan de verlangde toewijzing van één of meer vorderingen van Grace en Expander tegen Marvin. Het behoort niet tot de taak van de voorzieningenrechter om ten behoeve van Grace en Expander op die wijze invulling te geven aan een dergelijke vordering.
4.10.
De conclusie is dat de vorderingen onder 1 en 2 worden afgewezen. Voor toewijzing van een of meer van de onder 3 tot en met 6 gevorderde voorzieningen tegen Marvin bestaat in het verlengde daarvan evenmin voldoende juridische en feitelijke basis. Voor wat betreft de vorderingen onder 3 en 4 geldt dat op voorhand niet zonder meer aannemelijk is dat Marvin, indien zij weer beslag zou leggen, misbruik van recht zou maken. Verder merkt de voorzieningenrechter op dat de voorzienbare omstandigheid dat de beide schepen onder klasse moeten worden gebracht - ter bewerkstelliging waarvan de vorderingen onder 5 en 6 kennelijk overwegend dienen - niet rechtvaardigt dat in het buitenland ten gronde te wijzen uitspraken mogelijk worden doorkruist (in feitelijke zin, omdat de schepen door het hier toestaan van de gevorderde maatregelen buiten de macht van gedaagden kunnen worden gebracht, terwijl de eigendomskwestie nog niet ten gronde is beslist). Veeleer ligt voor de hand dat partijen over praktische beheer- en onderhoudskwesties met betrekking tot de schepen in overleg treden en duidelijke afspraken maken. Daartoe bestaat bij gedaagden, zoals ter zitting bleek, bereidheid.
Vorderingen tegen Lozenge en Garnet
4.11.
Omdat in de rechtsverhouding tot de beweerdelijke eigenaren van de MC en de MF, tevens de Marvin Beslagenen, Lozenge en Garnet dezelfde procedurele onzekerheden en onduidelijkheden gelden, is ook voor toewijzing van de vorderingen onder 7 tot en met 10, op dezelfde gronden als hiervoor overwogen, geen plaats. De gevorderde aan Lozenge en Garnet op te leggen beslagverboden en geboden tot het gehengen en gedogen van het vertrek van de MC en de MF uit de Rotterdamse haven worden dus afgewezen.
Belangenafweging Grace en Expander vs. Marvin, Lozenge en Garnet
4.12.
Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. Evident is dat sprake is van het al (veel te) lang voortduren van een uit (sociaal,) technisch, commercieel en financieel oogpunt onwenselijke situatie met betrekking tot de MC en de MF. Dat bij handhaving van de bestaande toestand verdere kapitaalvernietiging optreedt, is echter onvoldoende grond voor toewijzing van enig deel van het in dit kort geding gevorderde. Zoals hiervoor al opgemerkt kunnen partijen ter beperking van verdere schade onderling afspraken maken over praktische zaken met betrekking tot (het beheer en het onderhoud van) de MC en de MF. Als dat niet mogelijk blijkt, kan een dergelijk geschil zo nodig in een nieuw kort geding worden voorgelegd.
Vorderingen tegen alle gedaagden
4.13.
De vordering onder 11 is een veegvordering. Toewijzing daarvan stuit alleen al af op de onbepaaldheid van die vordering.
Proceskosten
4.14.
Grace en Expander worden als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, voor wat betreft de proceskostenveroordeling ten behoeve van Marvin hoofdelijk. De kosten aan de zijde van Marvin respectievelijk die aan de zijde van Lozenge en Garnet worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal € 1.755,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Grace en Expander hoofdelijk in de proceskosten, tot op heden begroot aan de zijde van Marvin op € 1.755,00,
5.3.
veroordeelt Grace en Expander in de proceskosten, tot op heden begroot aan de zijde van Lozenge en Garnet op € 1.755,00,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2023.1734/1729