ECLI:NL:RBROT:2023:10472

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
C/10/666650 / KG ZA 23-899
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan overdracht van woning na echtscheiding

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 9 november 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die eerder met elkaar gehuwd waren. De vrouw vorderde dat de man zou meewerken aan de overdracht van zijn aandeel in de echtelijke woning, die aan haar was toebedeeld in een eerdere verdelingsbeschikking. De rechtbank oordeelde dat de vrouw een zwaarwegender belang heeft bij de overdracht van de woning dan de man, die zijn medewerking weigerde in afwachting van een hoger beroep tegen de verdelingsbeschikking. De rechtbank stelde vast dat de vrouw voldoende spoedeisend belang had bij de overdracht, aangezien zij met de kinderen in de woning verbleef en de man zijn rechten had verwerkt door niet tijdig bezwaar te maken tegen de voorgestelde makelaars voor de taxatie van de woning. De man werd veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis mee te werken aan de overdracht, op straffe van een dwangsom. De vordering van de vrouw om de man te veroordelen tot nakoming van andere onderdelen van de echtscheidingsbeschikking werd afgewezen, omdat deze onvoldoende concreet was. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, zoals gebruikelijk in dergelijke zaken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/666650 / KG ZA 23-899
Vonnis in kort geding van 9 november 2023
in de zaak van
[eiseres01],
wonende te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. A. Kaynak te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01],
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. F. Uzumcu te Rijswijk.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 12 oktober 2023, met producties 1 tot en met 14 en de aanvullende overgelegde producties 15 en 16
  • de bij brief van 18 oktober 2023 overgelegde producties 1 en 2 van de man
1.2.
Op 26 oktober 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Beide partijen en hun advocaten zijn aanwezig geweest.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Op 12 april 2023 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheiding is op 3 augustus 2023 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan [adres01] te [plaats01] (hierna: de woning). De rechtbank heeft in een eerdere procedure bepaald dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning en dat de twee minderjarige kinderen van partijen aan haar worden toevertrouwd.
2.3.
Op 14 juli 2023 heeft de rechtbank een beschikking gegeven ten aanzien van de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime (hierna: de verdelingsbeschikking). De woning is toebedeeld aan de vrouw. Voor zover van belang heeft de rechtbank in dit kader overwogen:
‘3.1.22. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw een zwaarwegender belang heeft bij afgifte van de woning dan de man, aangezien zij vanaf de datum van de voorlopige voorzieningen beschikking met de kinderen in de echtelijke woning verblijft. (…)
Het is alleen nog niet duidelijk of de vrouw in staat is de man te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ten aanzien van de hypothecaire geldlening. Dat moet eerst duidelijk worden. De rechtbank zal daarom bepalen dat de woning in de huidige staat, dus inclusief de waterschade, getaxeerd moet worden. (…)
Als partijen geen overeenstemming bereiken over de aan te stellen makelaar voor de taxatie van de woning, bepaalt de rechtbank dat dit geschiedt op de volgende wijze:
binnen twee weken na deze beschikking selecteert de vrouw drie makelaarskantoren en stuurt deze selectie naar de man. Na ontvangst daarvan kiest de man binnen één week uit die selectie de verkopende makelaar.
Vervolgens deelt de vrouw binnen één week na ontvangst van het taxatierapport aan de man mede of zij de woning wil/kan overnemen voor de getaxeerde waarde onder de voorwaarde dat zij binnen drie maanden na de dag van de mededeling de financiering rond heeft, zodanig dat de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening. Als de vrouw voorgaande kan bewerkstelligen, dan zal de woning aan haar worden afgegeven. De overwaarde moet aan de zijde van de vrouw in de verrekening worden betrokken. (…)
3.1.23.
Wanneer het de vrouw niet lukt om de financiering binnen drie maanden na de dag van de mededeling rond te krijgen, dan zal de woning worden verkocht.’
2.4.
Op 27 juli 2023 heeft de vrouw een e-mail gestuurd aan de man waarin zij heeft geschreven:
‘Hi,
Naar aanleiding van de uitspraak van 14 juli 2023 stuur ik je drie makelaars waaruit je eentje moet kiezen.
Dit zijn als volgt;
[makelaar01]
[makelaar02]
[makelaar03]
Ik verwacht dat je uiterlijk volgende vrijdag een makelaar aanwijst zodat ik daarna in actie kan om de woning te laten taxeren. (…)’
2.5.
Op 31 juli 2023 heeft de man als volgt op deze e-mail gereageerd:
‘Ik heb gekozen uit de lijst woongoed makelaars.’
2.6.
Op 22 augustus 2023 heeft de (toenmalige) advocaat van de man aan de advocaat van de vrouw laten weten dat hij ervan uitgaat dat de vrouw de taxatiekosten zal betalen. De advocaat van de vrouw heeft dit op 23 augustus 2023 bevestigd.
2.7.
De vrouw heeft [makelaar01] (hierna: de makelaar) opdracht gegeven om de woning te taxeren. De makelaar heeft de woning op 22 augustus 2023 getaxeerd op € 375.000,-.
2.8.
Op 13 september 2023 heeft de vrouw aan de man gemaild dat de woning is getaxeerd op € 375.000,- , en heeft zij een e-mailbericht van de hypotheekadviseur overgelegd waaruit blijkt dat overname van de woning door haar tegen de taxatiewaarde mogelijk is. Ook heeft zij in die mail aan de man bericht dat de overdracht binnen de in verdelingsbeschikking genoemde termijn van drie maanden geregeld zal worden.
2.9.
Op 14 september 2023 heeft de huidige advocaat van de man in een mail aan de advocaat van de vrouw aangegeven dat de man het niet eens met de taxatiewaarde. In een mail van 21 september 2023 heeft hij voorgesteld dat de woning nogmaals wordt getaxeerd door een andere taxateur.
2.10.
Op 13 oktober 2023 heeft de man (incidenteel) hoger beroep aangetekend tegen de verdelingsbeschikking en zich ten aanzien van de woning op de standpunten gesteld dat de woning alsnog verkocht moet worden aan een derde en dat bij het vaststellen van de marktwaarde geen rekening mag worden gehouden met de schade aan de woning.

3.Het geschil

3.1.
De voorzieningenrechter begrijpt de vorderingen van de vrouw (samengevat) aldus dat zij wil dat de man wordt veroordeeld om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis zijn onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de overdracht van zijn aandeel in de woning aan de vrouw en daarbij alle handelingen te verrichten die benodigd zijn tot overname van de woning door de vrouw, op straffe van een dwangsom, en, indien de man daaraan niet meewerkt, te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de vereiste toestemming/wilsverklaring en/of handtekening van de man als bedoeld in artikel 3:300 BW, eveneens op straffe van een dwangsom.
3.2.
Daarnaast vordert de vrouw de veroordeling van de man tot nakoming van de onderdelen van de echtscheidingsbeschikking, zoals vermeld in de overwegingen 3.1.28, 3.1.29, 3.1.32, 3.1.40 en 4.1.2, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.3.
De vrouw legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij uit de verdeling wenst te geraken en zekerheid wil hebben over de verkrijging van de woning waarin zij al geruime tijd sinds het uiteengaan van partijen met de kinderen woont. Al meermalen is de woning getaxeerd en heeft de vrouw aangegeven dat zij de woning wil overnemen. De man heeft uiteindelijk meegewerkt tot op het moment dat de overdracht nagenoeg rond was, en frustreert hiermee de verdeling.
3.4.
De man voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voor wat betreft de wijze van verdeling van de bestanddelen die tot de huwelijksgoederengemeenschap van partijen behoren is in de op dat punt uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 14 juli 2023 overwogen en beslist. Bij de tenuitvoerlegging van de die beslissing kan, anders dan de man meent, in beginsel worden aangenomen dat de vrouw voldoende spoedeisend belang heeft. Daarbij wordt het in zaken als deze gehanteerde uitgangspunt dat van een deelgenoot niet kan worden verlangd dat hij of zij tegen zijn of haar zin in een onverdeeldheid blijft in aanmerking genomen.
4.2.
In de verdelingsbeschikking is bepaald dat de vrouw de woning mag overnemen, indien zij daar financieel toe in staat is en onder de voorwaarden die in de beschikking zijn genoemd. De man heeft aangevoerd dat de voorwaarden niet strikt gevolgd zijn omdat de vrouw direct drie makelaars heeft voorgesteld voor de taxatie, terwijl uit de beschikking volgt dat partijen eerst in overleg dienden te treden over de aan te stellen makelaar en pas als hierover geen overeenstemming werd bereikt de vrouw drie makelaarskantoren diende te selecteren waaruit de man er één diende te kiezen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter had het op de weg van de man gelegen om dit punt direct na de ontvangst van de e-mail van de vrouw waarin zij drie makelaars voorstelde, aan te kaarten. Nu de man dit niet heeft gedaan, maar in plaats daarvan een keuze heeft gemaakt uit de drie makelaars, heeft de man zijn rechten op dit punt verwerkt. De gedachte achter de beslissing van de rechtbank is dat beide partijen invloed hebben op de keuze voor een makelaar en dat is gebeurd.
4.3.
De vrouw heeft onweersproken gesteld dat alles gereed is voor de overdracht van het aandeel in de woning van de man aan de vrouw, maar dat de man weigert om een handtekening onder de akte van verdeling van de woning te zetten. De man weigert zijn medewerking aan de in de beschikking gelaste wijze van verdeling van de woning, omdat hij het niet eens met de taxatiewaarde. In feite wil hij schorsing van executie van de verdelingsbeschikking, in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep.
4.4
De voorzieningenrechter stelt het volgende voorop. In de verdelingsbeschikking is de beslissing tot uitvoerbaar bij voorraad verklaring niet gemotiveerd. Nu tegen de beschikking hoger beroep is ingesteld, geldt de maatstaf zoals (nader) uitgewerkt in het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2019 ((ECLI:NL:HR:2019:2026).
4.4.
Uitgangspunt is dat een veroordeling, hangende een daartegen ingesteld rechtsmiddel, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan gerechtvaardigd zijn indien het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling heeft verkregen. Bij deze belangenafweging moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en de daaraan ten grondslag liggende vastgestelde feiten en oordelen. De kans van slagen van het aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel blijft buiten beschouwing, met dien verstande dat de voorzieningenrechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing berust op een kennelijke feitelijke of juridische misslag.
4.5.
Gelet op het hiervoor beschreven uitgangspunt, is het enkele feit dat de man hoger beroep heeft ingesteld tegen de verdelingsbeschikking van de rechtbank, onvoldoende om de vrouw haar recht om de beschikking te executeren, te ontzeggen. De man heeft niet, althans niet gemotiveerd, aangevoerd dat sprake is een kennelijke misslag in de verdelingsbeschikking zodat dit geen rol speelt in de hierna volgende belangenafweging.
4.6.
Het belang van de vrouw bij het afronden van de verdeling van de woning, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter evident en zwaarwegend. Er hebben sinds het feitelijk uiteengaan van partijen meerdere taxaties van de woning plaatsgevonden die tot vergelijkbare waardebepalingen hebben geleid, waarbij de schade aan de woning, conform de verdelingsbeschikking, in aanmerking is genomen. De vrouw heeft meermaals te kennen gegeven het aan de man toebehorende deel van de woning tegen die waarde te willen overnemen en aangetoond het tegen die waarde te kunnen financieren. Zij wil nu eindelijk tot afronding van de verdeling op dit punt komen, ook om zekerheid en rust te creëren voor de kinderen die met haar in de woning wonen. Zij heeft daarnaast onweersproken gesteld dat de taxatie, die op haar kosten heeft plaatsgevonden, op enig moment zijn geldigheid verliest, in welk geval de overdracht nog meer vertraging oploopt. Tegenover deze belangen van de vrouw staat het belang van de man die stelt dat de woning een (veel) hogere waarde heeft en dat dat eerst moet worden vastgesteld voordat tot verdeling van de woning dient te worden overgegaan. De man heeft zijn stelling dat de woning veel meer waard is dan de getaxeerde waarde, in het licht van de eerdere taxaties die hebben plaatsgevonden en de overwegingen van de rechtbank in de verdelingsbeschikking ten aanzien van de schade aan de woning, onvoldoende onderbouwd. Zijn belang om een mogelijk voor hem gunstigere beslissing in hoger beroep af te wachten, weegt niet op tegen het belang van de vrouw.
4.7.
De man dient, gelet op het voorgaande, mee te werken aan de overdracht van zijn aandeel in de woning aan de vrouw. Hij dient daartoe alle feitelijke handelingen en rechtshandelingen te verrichten die hiervoor nodig zijn, binnen twee weken na betekening van dit vonnis. Indien de man niet binnen deze termijn hieraan meewerkt, verbeurt hij een dwangsom van € 250,- voor iedere dag dat hij in gebreke blijft enige feitelijk benodigde handeling (zoals het aanleveren van door de notaris gevraagde stukken) te verrichten, met een maximum van € 25.000,-. Indien de man niet meewerkt aan de voor overdracht benodigde rechtshandelingen, wordt bepaald dat dit vonnis in de plaatst treedt van de noodzakelijke toestemming/wilsverklaring en/of handtekening van de man, als bedoeld in artikel 3:300 lid 1 BW.
4.8.
De vordering van de vrouw om de man te veroordelen mee te werken aan nakoming van de verdelingsbeschikking zoals hiervoor vermeld onder 3.2, wordt afgewezen. De vordering is onvoldoende concreet, nu de alinea’s waarnaar wordt verwezen geen concrete verplichtingen voor de man scheppen, en ook niet in het dictum van de beschikking zijn opgenomen. Daarnaast heeft de vrouw niet duidelijk kunnen maken wat haar spoedeisend belang is bij deze vordering. Voor zover de notaris nog stukken van de man nodig heeft in het kader van de overdracht van de woning, dient de man hieraan reeds mee te werken op grond van de veroordeling tot medewerking aan de overdracht.
4.9.
Nu partijen ex-echtgenoten zijn worden de kosten van de procedure gecompenseerd, zoals gebruikelijk in dergelijke procedures. Van misbruik van procesrecht door de man, is, anders dan de vrouw heeft betoogd, (nog) geen sprake.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de man om binnen twee weken na betekening van dit vonnis, mee te werken aan alle handelingen die benodigd zijn om zijn aandeel in de woning gelegen aan [adres01] te [plaats01] aan de vrouw over te dragen, tegen de getaxeerde waarde van € 375.000,-,
5.2.
bepaalt dat, indien de man in gebreke blijft om binnen de gestelde termijn van twee weken een voor de overdracht van de woning vereiste feitelijke handeling te verrichten, hij een dwangsom verbeurt van € 250,- voor iedere dag dat hij zijn medewerking weigert, met een maximum te verbeuren dwangsom van € 25.000,-,
5.3.
bepaalt dat, indien de man in gebreke blijft om binnen de gestelde termijn van twee weken een voor de overdracht van de woning vereiste rechtshandeling te verrichten, dit vonnis in de plaats treedt van de voor overdracht van de woning vereiste toestemming/wilsverklaring en/of handtekening van de man, als bedoeld in artikel 3:300 lid 1 BW,
5.4.
compenseert de kosten van de procedure in die zin dat partijen ieder de eigen kosten dragen,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Koekebakker en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2023.3144/1582