ECLI:NL:RBROT:2023:10478

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
10/960021-18 / 23/009085
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nieuwe behandeling klaagschrift beslag ex art. 552a Sv na terugverwijzing door de Hoge Raad

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 september 2023 een beschikking gegeven over een klaagschrift inzake beslag, ingediend door de klager, die als beslagene wordt aangemerkt. Het klaagschrift betreft een contant geldbedrag van € 270.150, dat op 22 januari 2018 in beslag is genomen in een verborgen ruimte van een vrachtwagen. Dit beslag was gelegd in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar de uitvoer van cocaïne en witwassen, waarbij de klager aanvankelijk als verdachte was aangemerkt. De strafzaak tegen de klager is op 10 januari 2021 geseponeerd, wat aanleiding gaf tot de vraag of er nog een belang van strafvordering was bij het voortduren van het beslag.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen strafvorderlijk belang meer is bij het voortduren van het beslag, aangezien de strafzaak tegen de klager is geseponeerd en er geen andere vervolgingen tegen medeverdachten zijn voortgezet. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen andere rechthebbenden zijn die aanspraak maken op het geldbedrag. De klager heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het geldbedrag aan hem toebehoort, en er is geen bewijs dat iemand anders als rechthebbende kan worden aangemerkt.

De rechtbank heeft daarom het beklag gegrond verklaard en gelast dat het in beslag genomen geldbedrag aan de klager wordt teruggegeven. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat beroep in cassatie open voor de klager.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Rotterdam
Parketnummer: 10/960021-18
Raadkamernummer: 23/009085
Datum: 27 september 2023
Beschikkingvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige raadkamer, op het klaagschrift van:

[klager01] , klager,

geboren te [geboorteplaats01] (Ierland) op [geboortedatum01] 1970,
voor deze zaak domicilie kiezende te 5211 TW ‘s-Hertogenbosch, Stationsweg 14, ten
kantore van zijn advocaat mr. M.A. Prins.

Procedure

Op 19 maart 2021 is op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) een klaagschrift ingediend.
Het klaagschrift is op 10 juni 2021 door de raadkamer in het openbaar behandeld. Bij beschikking van 18 juni 2021 heeft de rechtbank het beklag ongegrond verklaard. De klager heeft tegen deze beschikking beroep in cassatie ingesteld. Bij beschikking van 28 maart 2023 (ECLI:NL:HR:2023:480) heeft de Hoge Raad de beschikking van deze rechtbank vernietigd en de zaak naar deze rechtbank terugverwezen, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Het klaagschrift is op 13 september 2023 door de raadkamer in het openbaar behandeld. De officier van justitie mr. G.H. Rip en de advocaat mr. L.M. van Spanjen, die is verschenen namens de advocaat mr. M.A. Prins, zijn gehoord. De klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

Feiten

Op 22 januari 2018 is te [plaats01] , aan de [adres01] , beslag gelegd op een contant geldbedrag van € 270.150,= dat werd aangetroffen in een verborgen accuruimte van een vrachtwagen. Het beslag is gelegd op grond van 94 Sv ten behoeve van de waarheidsvinding.
Dit beslag is gelegd in het kader van het strafrechtelijk onderzoek 26Vicksburg betreffende uitvoer van cocaïne en witwassen. In dit onderzoek was de klager aangemerkt als een van de verdachten. De strafzaak tegen de klager onder bovenstaand parketnummer is op 10 januari 2021 geseponeerd.

Standpunt klager

Het geldbedrag dient aan de klager te worden teruggegeven.
De klager dient als beslagene te worden aangemerkt. Op de kennisgeving van inbeslagneming staat ‘geen beslagene’, maar naderhand is met de hand de naam van de klager en het parketnummer van zijn strafzaak erbij geschreven. Bovenaan staat eveneens in handgeschreven tekst ‘nieuwe KVI’ en onderaan ’09-02-2018’ met daaronder een handtekening. De klager heeft in zijn vierde verhoor verklaard dat het geldbedrag en de vrachtwagen waarin dit is aangetroffen aan hem toebehoren en ook stukken ter onderbouwing overgelegd. Waarschijnlijk is naar aanleiding daarvan de naam van de klager en het parketnummer van zijn strafzaak op de kennisgeving van inbeslagneming erbij geschreven. De kennisgeving van inbeslagname kan dus zo worden geïnterpreteerd dat aanvankelijk niemand als beslagene is aangemerkt, maar dat de klager na zijn vierde verhoor alsnog als beslagene is gaan gelden. Na het seponeren van de stafzaak tegen hem is er geen belang van strafvordering meer bij het voortduren van het beslag. Het geldbedrag moet daarom aan de klager als de beslagene worden teruggegeven. Dit is alleen anders als een ander als rechthebbende moet worden aangemerkt en daarvan is niet gebleken.
Subsidiair (indien hij niet als beslagene heeft te gelden) is aangevoerd dat de klager, gelet op zijn verklaring en de overgelegde stukken, redelijkerwijs als rechthebbende op het geldbedrag moet worden aangemerkt. Hij heeft gesteld en onderbouwd dat het geldbedrag aan hem toebehoort. Hij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij het geldbedrag van zijn broer heeft gekregen en dat dit geldbedrag afkomstig is van in- en verkoop van paarden. Er heeft zich geen andere medeverdachte gemeld die stelt rechthebbende ten aanzien van dit geldbedrag te zijn.

Standpunt officier van justitie

Het beklag dient ongegrond te worden verklaard. De klager kan niet als de beslagene worden aangemerkt omdat het beslag niet onder hem is gelegd. Het geldbedrag is aangetroffen in een verborgen ruimte in een vrachtwagen op de openbare weg. De klager was niet de bestuurder van de vrachtwagen. Hij heeft destijds ook in eerste instantie niet verklaard de eigenaar van de vrachtwagen te zijn en wilde ook niets verklaren over het geldbedrag. Hij beriep zich aanvankelijk op zijn zwijgrecht. Het is daarom volkomen terecht dat er toen niemand als beslagene is aangemerkt. Naderhand is door de parketsecretaris de naam van de klager en het parketnummer van zijn strafzaak erbij geschreven. Dit is alleen gebeurd omdat in het systeem een parketnummer moet worden gekoppeld aan een beslag. Vermoedelijk zijn zijn naam en het parketnummer van klagers zaak gekozen omdat hij in zijn vierde verhoor over het geldbedrag heeft verklaard. Dit betekent echter niet dat hij destijds alsnog als de beslagene is aangemerkt.
Nu de klager niet de beslagene betreft, moet worden uitgegaan van het toetsingskader dat geldt voor beklag door een derde. Dat betreft het toetsingskader dat de rechtbank in de eerdere beschikking ook heeft gehanteerd, namelijk of buiten redelijke twijfel is dat de klager als eigenaar van het geldbedrag moet worden aangemerkt. Zoals de rechtbank destijds ook heeft gemotiveerd, is daarvan geen sprake. Dit geldbedrag dient daarom bewaard te worden ten behoeve van teruggave aan de feitelijk rechthebbende.

Beoordeling klacht

In deze zaak staat ter discussie of de klager als beslagene kan worden aangemerkt. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het dossier en hetgeen in raadkamer naar voren is gebracht blijkt het volgende rondom de inbeslagname. Op 22 januari 2019 kwam [naam01] , als chauffeur van de vrachtwagen waarin later het geldbedrag werd aangetroffen, aan in de haven van Hoek van Holland. Hij parkeerde de vrachtwagen vervolgens op een parkeerterrein bij Schiphol. De klager en zijn broer [naam02] kwamen diezelfde dag met het vliegtuig naar Schiphol en reden vanaf daar met een auto vanaf de luchthaven Schiphol naar het parkeerterrein waar de vrachtwagen stond. Daarna reed de klager in de vrachtwagen (en [naam02] in de bovengenoemde auto) naar het adres [adres01] te [plaats01] . Nadat zij enige tijd -onder observatie- op deze locatie hebben doorgebracht en handelingen in de buurt van- en onder de vrachtwagen hebben verricht, zijn zij door het politieteam aangehouden. Daarna werd bij doorzoeking van de vrachtwagen het betreffende geldbedrag aangetroffen in de accuruimte.
Op het moment van inbeslagname was bij de politie en het Openbaar Ministerie niet bekend aan wie de vrachtwagen of het geldbedrag toebehoorde. Gelet daarop kon toen niet worden vastgesteld onder wie het geldbedrag in beslag genomen was. Kennelijk daarom is op de kennisgeving van inbeslagneming (hierna: KVI) ‘geen beslagene’ vermeld. Op 9 februari 2018 is de KVI gewijzigd, namelijk door achter de tekst ‘geen beslagene’ de naam van klager en het parketnummer van zijn strafzaak te schrijven en bovenaan is ‘nieuwe KVI’ vermeld. Ook is met betrekking tot de beslagprocedure geregistreerd dat het beslag in klagers strafzaak is gelegd.
Verder is relevant dat de klager, tijdens zijn verhoor op 26 februari 2018, heeft verklaard dat het geldbedrag van hem is. Hij heeft verklaard dat hij samen met zijn broer [naam02] naar Nederland was gekomen om een egaliseermachine voor zijn paardenrenbaan en mogelijk ook een camper en twee renpaarden te kopen. Hij heeft alleen contant geld en betaalt alles ook altijd contant. Hij had [naam01] ingehuurd om de vrachtwagen naar Nederland te brengen. [naam01] heeft het geldbedrag in Ierland, voor zijn vertrek naar Nederland met de vrachtwagen, in de accuruimte gestopt. Dat is gedaan uit veiligheidsoverwegingen.
Op basis van al deze omstandigheden, mede bezien in samenhang met elkaar, komt de rechtbank tot de conclusie dat de klager als beslagene kon gelden en kennelijk destijds ook als zodanig is aangemerkt. Dit betekent dat het toetsingskader is dat dient te worden beoordeeld of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert.
De rechtbank is van oordeel dat er geen belang van strafvordering meer is bij het voortduren van het beslag, omdat de strafzaak tegen de klager is geseponeerd en ook niet is gesteld of gebleken dat de vervolging tegen de medeverdachten wel is voortgezet en daarin sprake is van een strafvorderlijk belang als hiervoor genoemd dat zich tegen teruggave aan klager verzet.
Nu geen strafvorderlijk belang aan teruggave in de weg staat, vindt teruggave plaats aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. Dat laatste is hier niet het geval. Geen van de medeverdachten heeft gesteld dat het geldbedrag aan hem toebehoort en er heeft zich ook niemand anders gemeld als rechthebbende ten aanzien van dit geldbedrag. In raadkamer heeft de officier van justitie bevestigd dat geen andere persoon bekend is die redelijkerwijs als rechthebbende op dit geldbedrag kan worden aangemerkt. Daarom moet het geldbedrag aan klager als de beslagene worden teruggegeven.
Gelet daarop wordt het beklag gegrond verklaard en wordt de teruggave van dit geldbedrag aan klager gelast.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beklag gegrond;
- gelast de teruggave aan de klager van het in beslag genomen geldbedrag.
Deze beschikking is gegeven door
mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter,
mrs. P.C. Tuinenburg en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Brouwer, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2023.
Tegen de beschikking van deze rechtbank staat voor de klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beslissing.