ECLI:NL:RBROT:2023:10482

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
C/10/661721 / KG ZA 23-622
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van gezamenlijke woning na echtscheiding en medewerking van de ex-partner

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 4 september 2023, gaat het om een kort geding tussen twee ex-partners, [eiseres] en [gedaagde], die gezamenlijk eigenaar zijn van een woning. Na hun echtscheiding in februari 2020, zijn er afspraken gemaakt over de verkoop van de woning, maar [gedaagde] heeft deze afspraken niet nagekomen. [eiseres] vordert dat [gedaagde] zijn medewerking verleent aan de verkoop van de woning, omdat zij dringend haar financiële verplichtingen moet nakomen en zij nog steeds hoofdelijk aansprakelijk is voor de hypotheeklasten. De voorzieningenrechter oordeelt dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij de verkoop van de woning en dat [gedaagde] zijn medewerking moet verlenen. De rechter wijst de vorderingen van [eiseres] toe en legt [gedaagde] een dwangsom op voor het geval hij niet aan de veroordelingen voldoet. In reconventie vordert [gedaagde] een verbod op de tenuitvoerlegging van het vonnis, maar deze vordering wordt afgewezen. De rechter compenseert de proceskosten, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/661721 / KG ZA 23-622
Vonnis in kort geding van 4 september 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. L.M. Mons en mr. S. van der Spek te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Capelle aan den IJssel,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. S.A. Ray en mr. E. de Jong te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 11 augustus 2023, met producties 1 tot en met 11
  • de conclusie van antwoord, tevens (voorwaardelijke) eis in reconventie, met producties 1 tot en met 7
  • de akte overleggen producties van [eiseres] , met aanvallende producties 12 tot en met 18
  • de pleitnota van de advocaten van [eiseres]
1.2.
Op 21 augustus 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Beide partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Op 18 februari 2020 is de echtscheiding uitgesproken. De echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Rotterdam op 24 maart 2020.
2.2.
Partijen waren gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van een woning gelegen aan de [adres] (hierna: de woning) en een vakantiewoning in [plaatsnaam] , Oostenrijk (hierna: de vakantiewoning).
2.3.
In het echtscheidingsconvenant, dat is opgenomen in de echtscheidingsbeschikking, zijn partijen ten aanzien van de woning overeengekomen dat de woning wordt toegekend aan [gedaagde] onder de opschortende voorwaarde dat [eiseres] wordt ontslagen uit haar hoofdelijke verplichtingen voor de aan de woning verbonden hypotheekschuld, één en ander te realiseren voor 1 juni 2020.
2.4.
Op 5 mei 2021 hebben partijen een addendum op het echtscheidingsconvenant ondertekend, waarin zij nieuwe afspraken hebben gemaakt over de woning. Partijen zijn overeengekomen dat de woning wordt verkocht voor een minimale verkoopprijs van € 925.000,-. Tot de woning is verkocht, blijft [gedaagde] gebruikmaken van de woning waarbij [gedaagde] de eigenaarslasten en gebruikerskosten van de woning voldoet. In het addendum is verder opgenomen dat [eiseres] een (nieuwbouw)woning wenst aan te kopen en dat partijen voornemens zijn om ten behoeve van die aankoop een overbruggingskrediet van € 150.000,- op de woning aan de [adres] af te sluiten bij een geldverstrekker. Partijen zijn tot slot overeengekomen dat indien [gedaagde] de financiering voor de woning alsnog kan realiseren voor 1 mei 2023, de woning aan hem wordt toebedeeld onder uitbetaling van de helft van de fictieve overwaarde aan [eiseres] .
2.5.
[eiseres] heeft in november 2021 een hypotheek afgesloten voor haar nieuwe woning. Zoals ook in het addendum is vermeld, bestaat een deel van de hypotheek voor deze woning uit een overbruggingskrediet van € 150.000,-. Het overbruggingskrediet is oorspronkelijk verstrekt voor de duur van achttien maanden, te weten tot 1 juni 2023. De looptijd van het krediet is inmiddels met een half jaar verlengd tot 1 december 2023. De hypotheekverstrekker heeft aan [eiseres] medegedeeld dat per 1 november 2023 het rentepercentage van het overbruggingskrediet stijgt van 2% per maand naar 5,550% per maand.
2.6.
Op 12 april 2023 heeft [gedaagde] in een e-mail aan [eiseres] (onder andere) geschreven:
‘Zoals vaker gezegd wil ik graag in het huis op de [adres] blijven wonen, in ieder geval nog een aantal jaren. De voornaamste reden daarvoor zijn de kinderen. Het lukt me – en ook dat had ik al vaker aangegeven – in de huidige situatie niet om de hypotheek op het huis geheel over te nemen in een nieuwe hypotheek. (…)
De enige weg die er is om het huis aan de [adres] niet kwijt te raken is als ik een substantieel deel van de hypotheek aflos.
Om dat te doen heb ik mijn deel van de overwaarde van ons huis in [plaatsnaam] nodig. Verder heb ik daarvoor op zo kort mogelijke termijn de lening nodig van mij aan jou. We hadden daarover afgesproken dat je die zou aflossen als het huis in [plaatsnaam] verkocht zou zijn.
Ik wil je daarom vragen mee te werken om ons huis in [plaatsnaam] te verkopen en gezamenlijk Romex daartoe opdracht te geven.’
2.7.
In reactie op deze e-mail heeft [eiseres] onder meer als volgt gereageerd:
‘Voor nu is dit te laat omdat dit een gevaar is voor mijn nieuwe huis. Ik mag geen twee hypotheken hebben en ik heb dit huis gekregen onder de voorwaarde dat de [adres] verkocht wordt. De [adres] moet asap in de verkoop.
(…)
Met het verkopen van spullen of [plaatsnaam] had je minstens twee jaar geleden mee moeten aankomen en/of beginnen. Ik heb je er meerdere keren aan herinnerd. Ik werd steeds aan het lijntje gehouden of monddood gemaakt. (…)
De verkoop van [plaatsnaam] is financieel erg onaantrekkelijk op dit moment vanwege het niet langer sparen door meerwaarde, niet aflossen en een deel van de BTW die niet teruggevorderd kan worden. Jij kunt de helft verkopen aan een andere, ik wil mijn helft behouden omdat dit mijn hard nodige pensioenpot is. Tevens kan ik niet op deze verkoop wachten want de financier van mijn nieuwe huis tolereert dit niet om hierop te wachten.’

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. De man te veroordelen zijn volledige en onverwijlde medewerking te verlenen tot verkoop van de woning, gelegen te [adres], kadastraal bekend als gemeente Capelle aan den IJssel sectie [sectie], nummer [nummer], waaronder begrepen:
- Het ondertekenen van de verkoopopdracht aan [makelaar 1] dan wel het ondertekenen van de verkoopopdracht aan [makelaar 2] en het retourneren van deze verkoopopdracht aan de betreffende makelaar;
- Het telkens op het eerste verzoek van de makelaar verstrekken van de stukken die de makelaar verlangt;
- Het zich telkens conformeren aan alle adviezen van de makelaar, waaronder- maar niet uitsluitend- adviezen met betrekking tot:
  • Het vaststellen en wijzigen van de vraag- en laatprijs van de woning;
  • Stylingadviezen voor de woning en de tuin;
  • Het vaststellen van de advertentietekst en de foto’s van de woning;
  • Het openstellen van de woning voor open dagen;
  • Het accepteren van een bod;
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Zij heeft er recht op en belang bij om uit de onverdeelde gemeenschap van de woning te geraken. Partijen hebben dat ook zo met elkaar afgesproken. Het is [gedaagde] , ondanks de extra tijd die hij heeft gekregen, niet gelukt om de woning op zijn naam te krijgen. Er zijn ook geen aanwijzingen dat het [gedaagde] op korte termijn wel zou lukken, óók niet als de vakantiewoning verkocht zou worden. Dat betekent dat de woning moet worden verkocht. Het belang van [eiseres] is inmiddels ook spoedeisend omdat zij binnen afzienbare termijn het overbruggingskrediet van haar nieuwe woning moet aflossen. Daarnaast dreigt zij in de problemen te raken met haar huidige hypotheekverstrekker omdat zij nog altijd hoofdelijke aansprakelijk is voor de hypotheeklasten van de woning aan de [adres] . Tot slot heeft [eiseres] haar deel van de overwaarde van de woning nodig om aan haar maandelijkse financiële verplichtingen te kunnen voldoen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Hij stelt daartoe kort gezegd het volgende. Er is een andere oplossing mogelijk voor de dreigende problemen van [eiseres] . Voor het overbruggingskrediet geldt dat [gedaagde] voor de aflossing daarvan € 100.000,- heeft gereserveerd. Daarnaast heeft [eiseres] nog een schuld van € 47.000,- bij [gedaagde] die eveneens voor de aflossing kan worden gebruikt. [gedaagde] wil verder de vakantiewoning verkopen, zodat beide partijen de beschikking krijgen over de (helft van de) overwaarde van die woning. Daarmee kan [eiseres] aan haar verplichtingen voldoen en wordt [gedaagde] in staat gesteld de woning aan de [adres] te (her)financieren, zodat hij daar kan blijven wonen. Nu er alternatieve oplossingen zijn, ontbreekt het [eiseres] aan (spoedeisend) belang.
In (voorwaardelijke) reconventie
3.4.
Voor zover [gedaagde] wordt veroordeeld tot het meewerken een de verkoop van de woning, vordert [gedaagde] , samengevat weergegeven, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
  • [eiseres] te verbieden om het vonnis ten uitvoer te leggen voor een periode van zes maanden en te bepalen dat het vonnis kracht verliest indien [eiseres] binnen die periode wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheeklasten voor de woning;
  • [eiseres] te veroordelen om binnen de genoemde zes maanden mee te werken aan het in de verkoop zetten van de vakantiewoning, alsmede – daarna – aan de levering daarvan, waarbij [gedaagde] vordert te bepalen dat dit vonnis in de plaatst treedt van de vereiste toestemming of wilsverklaring indien [eiseres] daartoe niet vrijwillig overgaat en op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5000,- ineens plus € 500,- voor iedere dag dat [eiseres] haar medewerking niet verleent.
3.5.
Daarnaast vordert [gedaagde] onvoorwaardelijk:
- [eiseres] te veroordelen om mee te werken aan het in de verkoop zetten van de vakantiewoning, alsmede – daarna – aan de levering daarvan, waarbij [gedaagde] vordert te bepalen dat dit vonnis in de plaatst treedt van de vereiste toestemming of wilsverklaring indien [eiseres] daartoe niet vrijwillig overgaat en op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5000,- ineens plus € 500,- voor iedere dag dat [eiseres] haar medewerking niet verleent.
3.6.
[gedaagde] legt aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag. Als hij in conventie wordt veroordeeld, verliest hij zijn woning. Dit kan worden voorkomen door de vakantiewoning te verkopen. Ook voor die woning geldt dat partijen niet tegen hun zin in een onverdeelde gemeenschap hoeven te blijven. Aangezien ook [eiseres] de beschikking krijgt over een aanzienlijk bedrag aan overwaarde, is verkoop van de vakantiewoning ook in haar belang.
3.7.
[eiseres] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de (voorwaardelijke) reconventionele vorderingen.
3.8.
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling in conventie

Spoedeisend belang

4.1.
[gedaagde] meent dat [eiseres] geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Hij stelt in dat verband dat het overbruggingskrediet op een andere manier kan worden ingelost en dat onvoldoende is gebleken dat de nieuwe hypotheek van [eiseres] in gevaar is indien zij niet binnen afzienbare tijd uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de woning aan de [adres] wordt ontslagen. Dit verweer wordt verworpen. [gedaagde] ontkent niet dat het overbruggingskrediet op korte termijn moet worden afgelost. De oplossingen die [gedaagde] heeft aangedragen om dat op een andere wijze te doen, missen onderbouwing. Zo stelt [gedaagde] dat hij € 100.000,- heeft gereserveerd voor de inlossing voor dat krediet, maar dat blijkt nergens uit. Bovendien is dat beweerdelijk gereserveerde bedrag onvoldoende om het hele overbruggingskrediet af te lossen. Ten aanzien van de lening van € 47.000,-, waarvan [eiseres] de omvang overigens betwist, heeft [eiseres] onweersproken gesteld dat die lening, conform afspraken tussen partijen, pas hoeft te worden terugbetaald bij de verkoop van de vakantiewoning en dat zij dus op dit moment niet de beschikking heeft over een dergelijk bedrag. Reeds hiermee is het spoedeisend belang van [eiseres] bij verkoop van de woning gegeven.
4.2.
Daar komt bij dat uit het door [eiseres] overgelegde en door [gedaagde] niet weersproken financiële overzicht (productie 9 bij dagvaarding) volgt dat [eiseres] momenteel maandelijks geld tekort komt en inteert op haar spaargeld. Daarmee is voldoende aannemelijk dat [eiseres] onvoldoende financiële draagkracht heeft om beide hypotheken te kunnen betalen. Weliswaar worden de hypotheeklasten van de woning op dit moment door [gedaagde] gedragen maar zodra hij hier niet meer toe in staat zou zijn, zal [eiseres] als hoofdelijk aansprakelijke jegens de geldverstrekker deze lasten moeten kunnen betalen. [eiseres] heeft ook om deze reden een spoedeisend belang bij verkoop van de woning zodat zij uit de hoofdelijke aansprakelijkheid kan worden ontslagen.
In het licht van het voorgaande kan in het midden blijven of, zoals [eiseres] stelt en [gedaagde] betwist, ontslag uit de hoofdelijkheid een harde voorwaarde is (geweest) voor de hypotheekverstrekker bij het verstrekken van de hypotheek aan [eiseres] .
Medewerking verkoop woning
4.3.
[gedaagde] meent dat [eiseres] geen belang, althans een onvoldoende zwaarwegend belang, heeft om hem te dwingen de woning te verkopen, omdat er ook andere opties zijn die kunnen leiden tot hetzelfde resultaat. Ook in dit kader wordt overwogen dat de ‘oplossing’ van [gedaagde] onvoldoende is geconcretiseerd en onderbouwd. Het plan van [gedaagde] bestaat kort gezegd uit de verkoop van de vakantiewoning, zodat met de volgens hem geschatte en te verdelen overwaarde van ongeveer € 500.000,- [eiseres] het overbruggingskrediet kan aflossen en [gedaagde] de woning aan de [adres] helemaal op zijn eigen naam kan zetten. Hoewel aannemelijk is dat partijen uit de verkoop van de vakantiewoning een fors bedrag aan overwaarde kunnen verwachten – ook indien de meer behouden schatting van [eiseres] ten aanzien van de vraagprijs van de vakantiewoning wordt aangehouden – is door [gedaagde] op geen enkele wijze met stukken onderbouwd dat hij daardoor de woning inderdaad kan overnemen en het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van [eiseres] kan worden gerealiseerd. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om dit scenario te laten toetsen door een financieel adviseur en het resultaat daarvan in het geding te brengen ter onderbouwing van zijn standpunt. Nu hij dit heeft nagelaten, is onvoldoende aannemelijk dat het door [gedaagde] geschetste alternatieve scenario, waardoor de woning niet verkocht zou hoeven worden, tot het resultaat leidt dat [eiseres] niet langer hoofdelijk aansprakelijk is voor de woning. De conclusie is dan ook dat het belang van [eiseres] bij het spoedig in gang zetten van de verkoop van de woning, zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] om langer in de woning te kunnen blijven. In dat kader is ook van belang dat, gelet op de te verwachten overwaarde van de woning, [gedaagde] in staat zal zijn om alternatieve woonruimte te kunnen vinden.
4.4.
Het voorgaande leidt tot toewijzing van de vorderingen van [eiseres] ten aanzien van de verkoop van de woning zoals hierna in het dictum is vermeld. De in dit verband gevorderde dwangsom wordt gematigd en gemaximeerd. Ook wordt geen dwangsom bepaald ten aanzien van het ondertekenen van de verkoopopdracht aan de makelaar, nu [eiseres] ten aanzien van dit punt ook reële executie (ex artikel 3:300 BW) heeft gevorderd. De vordering tot ontruiming wordt afgewezen, nu van een concrete koper en leveringsdatum nog geen sprake is en de vordering dus prematuur is. Daarnaast zijn er geen aanwijzingen dat [gedaagde] de woning zal weigeren te verlaten, nadat er een koopovereenkomst is gesloten en een leveringsakte is ondertekend.
Proceskosten
4.5.
De proceskosten worden, zoals gebruikelijk in procedures tussen ex-echtelieden, gecompenseerd, in die zin dat partijen ieder de eigen kosten draagt. Voor een reële proceskostenvergoeding, zoals gevorderd, is alleen plaats indien [gedaagde] misbruik maakt van (proces)recht. Daarvan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake.

5.De beoordeling in reconventie

5.1.
Nu [gedaagde] in conventie wordt veroordeeld, is aan de voorwaarde die hij heeft gesteld aan (een deel van) de reconventionele vorderingen, voldaan, zodat deze worden beoordeeld.
Verbod tenuitvoerlegging
5.2.
Allereerst vordert [gedaagde] een verbod tot tenuitvoerlegging van het vonnis in conventie van zes maanden ten aanzien van de gedwongen verkoop van de woning en te bepalen dat het vonnis kracht verliest indien [eiseres] binnen die periode wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheeklasten voor de woning. Deze vordering wordt afgewezen, nu toewijzing ervan strijdig is met het oordeel in conventie. Immers, in conventie is geoordeeld dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft om de verkoop van de woning in gang te zetten. Dit traject wordt (verder) vertraagd indien [eiseres] het vonnis gedurende een half jaar niet ten uitvoer zou mogen leggen.
Medewerking verkoop vakantiewoning
5.3.
Voor de vakantiewoning geldt, net zozeer als voor de woning aan de [adres] , dat ieder van de deelgenoten het recht heeft om uit de verdeeldheid te geraken. In die zin heeft [gedaagde] belang bij zijn vordering op dit punt. Zijn belang is echter onvoldoende spoedeisend. Daartoe is relevant dat partijen ten tijde van de echtscheiding in 2020 in het convenant hebben afgesproken de vakantiewoning (nog) niet te verkopen, en deze afspraak hebben gehandhaafd in 2021 toen zij nieuwe afspraken maakten die zijn neergelegd in het addendum. Dat [gedaagde] de vakantiewoning nu alsnog op korte termijn wil verkopen, hangt uitsluitend samen met zijn wens om daarmee de woning aan de [adres] te kunnen behouden. Nu in conventie is geoordeeld dat [gedaagde] dient mee te werken aan de verkoop van de woning aan de [adres] aan een derde, is dit belang aan deze vordering in reconventie van [gedaagde] komen te ontvallen. Een aanvullend spoedeisend belang om de vakantiewoning te verkopen los van de door hem gewenste aanschaf van de woning aan de [adres] , heeft [gedaagde] niet gesteld. Dat betekent dat de vorderingen van [gedaagde] worden afgewezen.
5.4.
De proceskosten worden, zoals gebruikelijk in procedures tussen ex-echtelieden, gecompenseerd, in die zin dat partijen ieder de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
In conventie
6.1.
veroordeelt [gedaagde] zijn volledige en onverwijlde medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning gelegen aan de [adres], waaronder begrepen:
  • het ondertekenen van een opdracht tot verkoop aan [makelaar 1] dan wel aan [makelaar 2] en het retourneren van de getekende verkoopopdracht aan de betreffende makelaar, binnen één week na betekening van dit vonnis;
  • het telkens op eerste verzoek van de makelaar verstrekken van stukken binnen een door de makelaar te bepalen (redelijke) termijn;
  • het opvolgen van adviezen van de makelaar met betrekking tot de vraag- en laatprijs van de woning, het vaststellen van de advertentietekst en foto’s van de woning, het openstellen van de woning voor open dagen, het stylen en opgeruimd hebben en houden van de tuin en woning wanneer er foto’s worden gemaakt en bezichtigingen plaatsvinden en de aan- of afwezigheid tijdens bezichtigingen;
  • het zo vaak als nodig toegang verschaffen tot de woning aan de (verkoop)makelaar, potentiële kopers en (hun) aankoopmakelaar, en eventuele derden, zoals bijvoorbeeld een fotograaf of de uitvoerder van een bouwtechnische keuring;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot het betalen van een dwangsom van € 250,- per dag dat hij niet voldoet binnen de genoemde termijnen aan de veroordeling onder 6.1. vanaf het tweede liggende streepje, met een maximaal verschuldigde dwangsom van € 25.000,-;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] om, indien een potentiële koper naar het oordeel van de makelaar op redelijk te achten voorwaarden bereid is tot aankoop van de woning over te gaan, om binnen één week na een daartoe gedaan (schriftelijk) verzoek van de makelaar, over te gaan tot ondertekening van de koopovereenkomst;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] om, in geval er een verkoopovereenkomst is gesloten, op een daartoe stekkende (schriftelijk) verzoek van [eiseres] zijn medewerking te verlenen aan de overdracht van zijn aandeel in de woning en, indien nodig, daarvoor te verschijnen voor de notaris op een door de notaris te bepalen datum en plaats voor de ondertekening van de notariële leveringsakte;
6.5.
bepaalt dat wanneer [gedaagde] in gebreke blijft te voldoen aan de veroordeling onder 6.1 eerste liggende streepje, 6.3 en/of 6.4, dit vonnis in de plaatst treedt van de vereiste medewerking, toestemming of handtekening van [gedaagde] ;
6.6.
compenseert de kosten van de procedure, in die zin dat partijen ieder de eigen kosten dragen;
6.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af;
In reconventie
6.8.
wijst de vorderingen af;
6.9.
compenseert de kosten van de procedure in die zin dat beide partijen ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Koekebakker en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2023.3144/1582