ECLI:NL:RBROT:2023:10533

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
C/10/667702 / KG ZA 23-957
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van behuizingen voor reparatie van gebrekkige e-motoren in kort geding

In deze zaak vordert Huisman Equipment B.V. in kort geding de afgifte van tien behuizingen die nodig zijn voor de reparatie van tien gebrekkige e-motoren, geïnstalleerd in een kraan op een schip in de haven van Taiwan. De vordering wordt toegewezen onder de voorwaarde dat Huisman de koopsom van € 114.000,- voor de behuizingen en een achterstallige factuur van € 702.052,24 betaalt. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen voortvloeien uit de overeenkomsten tussen partijen, waarin een forumkeuze voor de rechtbank Rotterdam is gemaakt. Huisman heeft voldoende spoedeisend belang aangetoond, aangezien de reparaties aan de e-motoren binnen een beperkte tijd moeten plaatsvinden. De voorzieningenrechter wijst de vordering toe, met inachtneming van de belangen van Obeki, die ook een opeisbare vordering op Huisman heeft. De rechtbank legt een dwangsom op voor het geval Obeki niet aan de veroordeling voldoet. De vordering tegen Electromecanica Industrial Obeki wordt afgewezen, omdat deze geen partij is bij de overeenkomsten. De proceskosten worden aan Obeki opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/667702 / KG ZA 23-957
Vonnis in kort geding van 3 november 2023
in de zaak van
HUISMAN EQUIPMENT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaten mrs. R.C. de Mol en R.A. Mulder te 's-Gravenhage,
tegen

1.ELECTROMECANICA INDUSTRIAL OBEKI S.A.,

2.
OBEKI ELECTRIC MACHINES S.L.,
beide gevestigd te Ibarra (Spanje),
gedaagden,
advocaten mrs. L.M. Schat en mr. C.C. Toorenman.
Partijen worden hierna ook Huisman en Obeki c.s. genoemd. Gedaagde sub 1 wordt hierna Electromecanica Industrial Obeki genoemd en gedaagde sub 2 wordt hierna Obeki genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 27 oktober 2023, met producties 1 tot en met 14;
  • de producties G1 tot en met G8 van Obeki c.s.;
  • de pleitaantekeningen van mr. Schat.
1.2.
Op 30 oktober 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden.

2.De feiten

2.1.
Huisman ontwerpt, fabriceert en onderhoudt zware constructie-installaties, waaronder kranen.
2.2.
Electromecanica Industrial Obeki is het moederbedrijf van Obeki.
2.3.
Obeki is specialist in het ontwerpen, produceren en testen van elektrische motoren voor op schepen.
2.4.
Huisman heeft op 12 november 2020 acht elektrische motoren (hierna: e-motoren) van Obeki gekocht op basis van
Purchase OrderPO-163852/NMM. Op deze koop zijn de Huisman Terms & conditions of Purchase 2018 van toepassing. Deze bevatten onder meer de volgende bepaling:
“16. APPLICABLE LAW AND RESOLUTION OF DISPUTES
16.1.
The Terms and any Orders issued hereunder shall be subject to the laws of the Netherlands. The applicability of the United Nations Convention on Contracts for the International Sales of Goods (1980) is explicitly excluded.
16.2.
Any disputes that may arise between Buyer and Supplier in connection with an
Order, which cannot be amicably settled, shall be exclusively brought before the competent court in Rotterdam, The Netherlands.”
2.5.
Huisman heeft op 14 september 2021 twee e-motoren gekocht op basis van
Purchase orderPO-171271/NMM. Op deze koop zijn de Huisman Terms & conditions of Purchase 2021 van toepassing. Deze kennen (in artikel 17) eenzelfde bepaling als onder 2.4 weergegeven.
2.6.
De onder 2.4 en 2.5 genoemde tien e-motoren zijn onderdeel van in totaal 345 door Huisman bij Obeki aangekochte e-motoren. De e-motoren zijn aangekocht voor de exploitatie in verschillende industriële kranen van Huisman, bestemd voor de offshore industrie. Van deze e-motoren heeft Obeki reeds 290 e-motoren aan Huisman geleverd. Tussen partijen is vervolgens een geschil ontstaan over de vraag of de e-motoren voldoen aan de overeenkomst.
2.7.
De onder 2.4 en 2.5 genoemde tien e-motoren zijn geleverd en door Huisman geïnstalleerd in een kraan op het offshore installatieschip ‘ [naam schip01] ’ (hierna: het schip). Het schip bevindt zich in de buurt van Taiwan. In hun overleg over de door Obeki aan Huisman geleverde e-motoren refereren partijen in verband met het schip aan project “ [naam project01] ”.
2.8.
Op 13 juni 2023 heeft een overleg tussen partijen plaatsgevonden. In de minutes of meeting van dit overleg staat hierover het volgende:
“For the refurbishment of the E-Motors installed in the [naam project01] , OBEKI proposed to have new 250 kW Motor stator housings sent to Taiwan to prevent motors needing to be sent to Spain for rewinding. (Dis)assembly of E-Motors should then be done in Taiwan. HUISMAN to advise feasibility & time schedule for replacement of E-Motors.”
2.9.
Obeki heeft naar aanleiding van het voorstel op 13 juni 2023 in totaal tien behuizingen in productie genomen.
2.10.
Obeki heeft aan Huisman voor het produceren van de behuizingen een kostprijs van in totaal € 114.000,- opgegeven. Huisman heeft te kennen gegeven bereid te zijn dit bedrag – onder voorbehoud van rechten – te betalen.
2.11.
Huisman heeft een
Purchase Ordervoor de tien behuizingen aan Obeki afgegeven. Daarin is de prijs van € 114.000,- opgenomen. Obeki heeft aan Huisman laten weten niet akkoord te gaan met de voorwaarden genoemd in deze
Purchase Order.
2.12.
Partijen hebben in september en oktober 2023 verschillende keren en op verschillende manieren met elkaar gesproken over onder andere de levering van de tien behuizingen. In de minutes of meeting van het overleg op 28 september 2023 staat onder meer het volgende:
“FAT for ten housings currently on HOLD, pending outcome of actions defined during 18-SEP meeting between OBEKI & HUISMAN. When resuming, OBEKI will need 1.5 weeks preparation time (sandblasting & painting) before FAT can be performed.”
2.13.
In oktober 2023 hebben enkele medewerkers van Huisman zich bij de fabriek van Obeki gemeld om de behuizingen op te halen. Obeki heeft afgifte van de behuizingen geweigerd.

3.Het geschil

3.1.
Huisman vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad op
alle dagen en uren, weergegeven voor zover van belang:
I. Obeki c.s. te veroordelen om Huisman onverwijld en in detail, via e-mailadressen van de advocaten van Huisman te informeren over de precieze locatie van de behuizingen en alle bijbehorende technische documentatie, zoals omschreven in productie 8 bij dagvaarding, zodat Huisman onmiddellijk in (voorbereidingen van) het transport hiervan kan voorzien;
II. Obeki c.s. te veroordelen het feitelijke bezit van de behuizingen en alle bijbehorende technische documentatie, zoals omschreven in productie 8 bij dagvaarding, onverwijld op eerste verzoek aan Huisman over te dragen, onder betaling door Huisman van € 114.000,- bij overdracht van de behuizingen;
III. Obeki c.s. te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 100.000,-, steeds voor elke dag waarin overdracht van hetgeen is toegewezen uitblijft;
IV. Obeki c.s. te veroordelen in de kosten van deze procedure,
dan wel iedere andere voorziening te treffen die de voorzieningenrechter passend acht.
3.2.
Obeki c.s. voeren gemotiveerd verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Voor alle weren heeft Obeki c.s. zich beroepen op de onbevoegdheid van de Nederlandse rechter. Zij wijst erop dat zij in Spanje is gevestigd en dat de behuizingen waarover het in deze procedure gaat zich in Spanje bevinden en ook in Spanje aan Huisman moeten worden geleverd. Huisman stelt zich op het standpunt dat de vordering voortvloeit uit de overeenkomsten die aan de levering van de e-motoren ten grondslag liggen en dat in die overeenkomsten een forumkeuze is gemaakt voor de rechter in Rotterdam.
4.2.
Niet ter discussie staat dat op de overeenkomsten uit 2020 en 2021 de algemene voorwaarden van Huisman van toepassing zijn en dat die algemene voorwaarden een (rechtsgeldig) forumkeuzebeding bevatten waarin de rechtbank Rotterdam bevoegd is verklaard. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vorderingen die in dit kort geding zijn ingesteld voortvloeien uit (“arise […] in connection with”) de overeenkomsten uit 2020 en 2021. Aan die vorderingen ligt immers ten grondslag het standpunt van Huisman dat Obeki is tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen onder die overeenkomsten door ondeugdelijke e-motoren te leveren. De vordering heeft zo bezien betrekking op de (gestelde) verplichting van Obeki om de tekortkoming te herstellen en alsnog deugdelijk na te komen. Obeki bestrijdt dat zij is tekort geschoten, maar niet ter discussie staat dat er aanleiding is (herstel)werkzaamheden aan de e-motoren te verrichten. Gelet hierop moet worden aangenomen dat het huidige geschil voortvloeit uit de oorspronkelijke overeenkomsten, zodat het daarbij overeengekomen forumkeuzebeding van toepassing is. Dat Huisman een nieuwe
Purchase Ordervoor de behuizingen heeft afgegeven, waarover partijen het niet eens zijn geworden, maakt niet dat de vorderingen niet (langer) voortvloeien uit de oorspronkelijke overeenkomsten uit 2020 en 2021.
4.3.
De voorzieningenrechter verwerpt dus het bevoegdheidsverweer en acht zich bevoegd om van de vorderingen kennis te nemen. Het voorgaande brengt mee dat ook de rechtskeuzeclausule uit de algemene voorwaarden bij de oorspronkelijke overeenkomsten van toepassing is, zodat het onderhavige geschil moet worden beoordeeld naar Nederlands recht.
4.4.
Huisman stelt dat de tien behuizingen waarop de vordering betrekking heeft nodig zijn voor reparatie van de e-motoren die zijn geïnstalleerd in de kraan op de [naam schip01] . Dit schip komt volgens planning op 23 december 2023 aan in een haven in Taiwan, waar het schip tot 13 januari 2024 zal verblijven. In deze korte periode zullen de reparaties moeten worden verricht. Daarvoor is nodig dat de behuizingen tijdig naar Taiwan worden getransporteerd. Voor dat transport is nodig dat de behuizingen aan Huisman ter beschikking worden gesteld. Hierin is het spoedeisend belang gelegen, aldus Huisman. Met dit betoog heeft Huisman het vereiste spoedeisend belang voldoende onderbouwd. Niet van belang is dat, zoals Obeki heeft aangevoerd, Huisman de stellingen met betrekking tot de locatie van de [naam schip01] en het tijdpad niet met stukken heeft onderbouwd. Daarbij speelt een rol dat op zichzelf niet tussen partijen ter discussie staat dat op de [naam schip01] door Obeki geproduceerde e-motoren zijn geïnstalleerd en dat daaraan (herstel)werkzaamheden moeten plaatsvinden (zie daaromtrent nader hierna).
4.5.
Uit de stukken in dit kort geding blijkt dat partijen zijn verwikkeld in een al veel langer lopend debat over de deugdelijkheid van e-motoren die in de loop van de jaren door Obeki aan Huisman zijn geleverd. Het gaat in totaal om ongeveer driehonderd e-motoren die nodig zijn voor de exploitatie van door Huisman geproduceerde industriële kranen. Volgens Huisman vertonen veel van die e-motoren gebreken, waardoor sprake is van non-conformiteit en (dus) sprake is van een tekortkoming van Obeki. Obeki stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van gebreken aan de e-motoren die het gevolg zijn van enig tekortschieten aan haar kant. Bovendien beroept zij zich op de contractuele uitsluiting van aansprakelijkheid voor gevolgschade en meent zij dat klachten buiten de contractuele garantietermijn zijn gemeld. Uit de stukken blijkt ook dat partijen met enige regelmaat overleg met elkaar voeren over de verschillende projecten van Huisman waar sprake is (althans volgens Huisman) van gebrekkig functionerende kranen. Van die overleggen worden notulen (minutes of meeting) opgemaakt, waarin per project de stand van zaken of het actiepunt wordt opgenomen.
4.6.
In dit kort geding gaat het op zichzelf niet over dit ruimere debat. Partijen hebben de voorzieningenrechter (dus) ook niet voorzien van informatie die nodig is om een (voorlopig) oordeel te kunnen vellen over de oorzaak van de problemen met de e-motoren, laat staan over de vraag of Obeki is tekort geschoten in de nakoming van haar verbintenissen en verplicht is om alsnog correct na te komen. Van belang is wel het vaststaande feit
datpartijen in dit debat verwikkeld zijn. De voorzieningenrechter acht daarnaast op zichzelf voldoende aannemelijk dat sprake is van problemen in het functioneren van de door Obeki geleverde e-motoren, daargelaten wat de oorzaak is van die problemen en of die problemen op enigerlei wijze voor rekening van Obeki (moeten) komen. Zou dat anders zijn, dan valt immers niet in te zien waarom partijen al geruime tijd met elkaar discussie voeren over de – zoals aangeduid in de minutes of meeting – “issues” met de door Obeki aan Huisman geleverde e-motoren. Bovendien heeft Obeki zelf voorgesteld om de (in deze zaak relevante) behuizingen voor de e-motoren in de Huisman-kraan op de [naam schip01] nieuw te produceren in plaats van de huidige motoren terug te halen naar Spanje.
4.7.
Tegen de achtergrond van het overwogene in 4.5 en 4.6 overweegt de voorzieningenrechter verder als volgt.
4.8.
Partijen bij een overeenkomst zijn verplicht zich jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid. Uit die eisen kan naar omstandigheden voortvloeien dat een partij haar contractuele wederpartij in staat stelt om handelingen te verrichten waarmee die contractspartij mogelijke (verdere) schade en daarmee eventueel aansprakelijkheid jegens derden (bijvoorbeeld opdrachtgevers van die contractspartij) te voorkomen, ook als tussen partijen het debat over de verdeling van verantwoordelijkheden of de oorzaak van de problemen nog niet is uitgekristalliseerd. Deze situatie doet zich hier voor. Partijen zijn het kennelijk niet eens over de oorzaak van de problemen met de e-motoren en ook niet over de vraag of die oorzaak voor rekening van Obeki komt. Intussen geldt dat die e-motoren, voor zover voor dit geschil van belang, zijn geïnstalleerd in een kraan van Huisman die deel uitmaakt van de [naam schip01] , een schip dat in bedrijf is. Niet ter discussie staat dat aan die e-motoren (herstel)werkzaamheden moeten plaatsvinden. Die herstelwerkzaamheden zullen logischerwijs moeten plaatsvinden binnen een periode waarin de [naam schip01] in de haven is. Huisman heeft gesteld dat het achterwege blijven van noodzakelijke werkzaamheden Huisman blootstelt aan het risico van schadeclaims. Met dit – alleszins voor de hand liggende – risico behoort Obeki binnen redelijke grenzen rekening te houden. Van Obeki mag in deze omstandigheden daarom in beginsel worden verwacht eraan mee te werken dat Huisman daadwerkelijk in staat is de noodzakelijke werkzaamheden te (doen) verrichten. In dit geval behoort die medewerking te bestaan uit het aan Huisman ter beschikking stellen van de benodigde nieuw geproduceerde behuizingen, nu zij (Obeki) zelf heeft voorgesteld op deze wijze de vereiste “refurbishment” van de e-motoren te realiseren. Een ordemaatregel in deze zin is in de gegeven omstandigheden dus in beginsel toewijsbaar.
4.9.
De omstandigheid dat het debat tussen partijen over verdeling van verantwoordelijkheden nog niet is uitgekristalliseerd brengt in dit verband mee dat ook rekening moet worden gehouden met de gerechtvaardigde belangen van Obeki. Zo zal Huisman de koopsom voor de behuizingen moeten voldoen (al dan niet onder voorbehoud van rechten), ook al meent Huisman dat zij geen koopsom is verschuldigd omdat (volgens haar) sprake is van noodzakelijk herstel van een eerdere tekortkoming van Obeki. De discussie daarover moet worden beslecht in het eerder genoemde partijdebat en, eventueel, in een aparte gerechtelijke procedure. Verder heeft Obeki aangevoerd dat zij in verband met eerdere leveringen een opeisbare vordering op Huisman heeft van € 702.052,24 en dat die vordering betrekking heeft op producten waarvan de deugdelijkheid niet ter discussie staat. Huisman heeft dit niet weersproken. Het gerechtvaardigde belang van Obeki vergt dat zij alleen tot medewerking in de onder 4.8 bedoelde zin kan worden verplicht indien deze vordering wordt voldaan. Huisman kan in redelijkheid niet van Obeki verlangen dat zij wel de nieuwe behuizingen levert, maar nog aanzienlijke tijd zal moeten wachten op de voldoening van een onbetwiste en opeisbare vordering.
4.10.
Obeki heeft als verweer nog aangevoerd dat de behuizingen nog niet klaar zijn, zodat zij hoe dan ook niet kan voldoen aan een veroordeling om de behuizingen per direct af te geven. Ook heeft Obeki aangevoerd dat zij niet weet om welke behuizingen het precies zou gaan en dat de in productie 8 van Huisman genoemde “required documentation” niet (volledig) op de behuizingen van toepassing is.
4.11.
De voorzieningenrechter verwerpt deze verweren. Obeki baseert haar stelling dat de behuizingen nog niet gereed zijn op een opmerking in de minutes of meeting van 28 september 2023 dat de “FAT [factory acceptance test; toevoeging vzr.] for ten housings currently ON HOLD” is en dat na hervatting nog anderhalve week nodig is om de behuizingen klaar te maken. Deze onderbouwing volstaat niet. In de eerste plaats niet omdat deze notulen dateren van reeds meer dan een maand geleden. Bovendien heeft de (Spaanse) advocaat van Obeki nog op 11 oktober 2023 aan Huisman laten weten dat Obeki “will continue manufacturing and performing” de behuizingen en op 25 oktober 2023 zelfs dat Obeki “has already […] constructed the New Housings, and will be released as soon as an agreement is reached.” Nu deze uitlatingen van recenter datum zijn dan eerder genoemde notulen, moet in dit kort geding worden aangenomen dat de behuizingen gereed zijn.
Gelet op deze uitlatingen en overigens ook op het feit dat het Obeki zelf is die de behuizingen – kennelijk specifiek ten behoeve van de installatie in de kraan op de [naam schip01] – heeft geproduceerd, kan redelijkerwijs uitgesloten worden geacht dat Obeki niet weet om welke behuizingen het gaat. Daarvoor is in elk geval onvoldoende het enkele feit dat de op een overzicht van Huisman genoemde serienummers mogelijk niet correct zijn. Wat betreft de vereiste documentatie geldt het volgende. Vanzelfsprekend geldt dat Obeki niet kan worden verplicht documentatie bij de behuizingen aan te leveren die daar niet bij hoort. In dit kort geding kan niet worden vastgesteld om welke documentatie het concreet gaat. Aan een verplichting tot afgifte behoeft die onduidelijkheid niet in de weg te staan. Obeki moet geacht worden precies te weten welke documentatie bij de behuizingen geleverd behoort te worden. Als professionele wederpartij moet Huisman op haar beurt geacht worden te kunnen beoordelen of zij alles wat nodig is heeft gekregen. Een eventueel dispuut daarover kan in een executiegeschil over het al dan niet verbeurd zijn van dwangsommen aan de rechter worden voorgelegd.
4.12.
Obeki heeft er ten slotte nog op gewezen dat de behuizingen nog moeten worden getest en dat van haar niet verwacht kan worden de behuizingen zonder afronding van die test al ter beschikking te stellen. Obeki heeft niet gesteld hoeveel tijd nodig is voor die test. Een concretisering op dit punt had in de rede gelegen. Daarom houdt de voorzieningenrechter het ervoor dat de tijd die nodig is voor betekening van dit vonnis voldoende is om de FAT-test uit te voeren. Verder geldt dat (uit de overgelegde mailcorrespondentie tussen partijen volgt dat) sommige testen ook nog in een later stadium, namelijk op de werkplaats in Taiwan, kunnen worden uitgevoerd. De noodzaak van die testen staat dus niet aan afgifte van de behuizingen in de weg.
4.13.
De voorzieningenrechter komt tot de volgende conclusies. Huisman heeft er gerechtvaardigd belang bij dat zij zo spoedig mogelijk kan beschikken over de behuizingen die nodig zijn voor de reparaties van de e-motoren in de kraan op de [naam schip01] . Uit de eisen van redelijkheid en billijkheid vloeit voort dat Obeki daaraan in beginsel haar medewerking moet verlenen, mits voldoende recht wordt gedaan aan haar gerechtvaardigde belangen. Met betaling van de koopsom voor de behuizingen en de voldoening van de achterstallige factuur wordt aan die belangen voldoende tegemoet gekomen. Onder deze voorwaarden zal de vordering onder II worden toegewezen. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat de betalingen zullen worden verricht via de derdengeldrekening van de advocaat van Obeki, waarbij geldt dat de bedragen moeten worden vrijgegeven uiterlijk op het moment van de terbeschikkingstelling van de behuizingen aan Huisman. Op deze manier wordt bereikt dat partijen ‘gelijk oversteken’. Aan de veroordeling van Obeki zal een dwangsom worden verbonden, zoals in het dictum genoemd en gemaximeerd. Voor een veroordeling van Obeki als bedoeld onder I van de vordering bestaat geen grond. Het spreekt vanzelf dat Obeki Huisman zal moeten laten weten waar de behuizingen kunnen worden opgehaald, omdat Obeki anders niet zal kunnen voldoen aan haar verplichting om deze af te geven.
4.14.
Obeki heeft onbetwist aangevoerd dat Electromecanica Industrial Obeki (het moederbedrijf van Obeki) geen partij is bij de overeenkomsten met Huisman en dat zij daarom ten onrechte in dit kort geding is betrokken. De vorderingen jegens haar zullen worden afgewezen.
4.15.
De gevorderde uitvoerbaarverklaring op alle dagen en uren wordt afgewezen, omdat de noodzaak daartoe niet is toegelicht.
4.16.
Obeki wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van Huisman worden begroot op:
- betekening oproeping € 106,73
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat €
1.079,00
Totaal € 1.861,73
De afwijzing van de vordering jegens Electromecanica Industrial Obeki leidt niet tot een afzonderlijke proceskostenveroordeling, omdat niet gebleken is dat zij los van Obeki kosten heeft gemaakt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt Obeki het feitelijke bezit van de 10 behuizingen en de bijbehorende documentatie over te dragen aan Huisman na betekening van dit vonnis, na verzoek daartoe, en nadat Obeki bevestiging heeft ontvangen van betaling van € 114.000,- en € 702.052,24 op de derdengeldrekening van de advocaat van Obeki, onder voorwaarde dat Huisman deze bedragen uiterlijk op het moment van deze terbeschikkingstelling aan Obeki vrijgeeft;
5.2.
veroordeelt Obeki tot betaling van een dwangsom aan Huisman van € 50.000,- voor iedere dag dat Obeki niet voldoet aan de in 5.1 genoemde veroordeling, met een maximum van € 1.000.000,-;
5.3.
veroordeelt Obeki in de proceskosten, aan de zijde van Huisman tot op heden begroot op € 1.861,73;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2023.
1980/106