In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 oktober 2023 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [kind01], geboren op [geboortedatum01] 2018. De Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [kind01] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De ouders van [kind01] zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn ernstige spanningen in de thuissituatie. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. W.H.P. de Jongh, en de vader, vertegenwoordigd door mr. B.J. Bal, hebben hun standpunten naar voren gebracht tijdens de mondelinge behandeling op 26 oktober 2023. De moeder is van mening dat de ondertoezichtstelling niet noodzakelijk is, terwijl de vader het verzoek van de Raad steunt.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [kind01] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd door de spanningen tussen de ouders en het gebrek aan onbelaste omgang met de vader. De moeder heeft een negatief vaderbeeld ontwikkeld en er zijn zorgen over de ontwikkeling van [kind01]. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [kind01] te waarborgen en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Tevens is het voorwaardelijke verzoek van de vader om onderzoek naar het hoofdverblijf, het gezag en de zorgtaken afgewezen, omdat het daarvoor te vroeg is in het kader van de ondertoezichtstelling.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. A. Verweij, kinderrechter, en is op schrift gesteld op 9 november 2023. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.