ECLI:NL:RBROT:2023:10603

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
C/10/665827 JE RK 23-2253
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking ondertoezichtstelling van een minderjarige met ontwikkelingsachterstanden en spanningen in het gezin

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 oktober 2023 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [kind01], geboren op [geboortedatum01] 2018. De Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [kind01] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De ouders van [kind01] zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn ernstige spanningen in de thuissituatie. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. W.H.P. de Jongh, en de vader, vertegenwoordigd door mr. B.J. Bal, hebben hun standpunten naar voren gebracht tijdens de mondelinge behandeling op 26 oktober 2023. De moeder is van mening dat de ondertoezichtstelling niet noodzakelijk is, terwijl de vader het verzoek van de Raad steunt.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [kind01] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd door de spanningen tussen de ouders en het gebrek aan onbelaste omgang met de vader. De moeder heeft een negatief vaderbeeld ontwikkeld en er zijn zorgen over de ontwikkeling van [kind01]. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [kind01] te waarborgen en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Tevens is het voorwaardelijke verzoek van de vader om onderzoek naar het hoofdverblijf, het gezag en de zorgtaken afgewezen, omdat het daarvoor te vroeg is in het kader van de ondertoezichtstelling.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. A. Verweij, kinderrechter, en is op schrift gesteld op 9 november 2023. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/665827 / JE RK 23-2253
Datum uitspraak: 31 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
over
[kind01],
geboren op [geboortedatum01] 2018 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen [kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam01],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats01] ,
advocaat mr. W.H.P. de Jongh te Roosendaal,
[naam02],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats02] ,
advocaat mr. B.J. Bal te Ridderkerk.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van 21 september 2023, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • een bericht met bijlagen van Kwadraad van 9 oktober 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 13 oktober 2023;
  • een verweerschrift van de vader van 26 oktober 2023, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • een bericht van de advocaat van de moeder van 26 oktober 2023, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • een verweerschrift van de moeder van 27 oktober 2023, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • een verweerschrift van de moeder van 30 oktober 2023, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • een bericht met bijlagen van de advocaat van de vader van 30 oktober 2023, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door mr. W.H.P. de Jongh;
  • de vader;
- een vertegenwoordiger van de Raad, te weten [naam03] ;
- [naam04] en
[naam05] , namens de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west (hierna: de GI).

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [kind01] .
2.2.
[kind01] woont bij haar moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [kind01] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Ter zitting heeft de Raad het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. [kind01] is een jong meisje van vijf jaar. Zij heeft sinds lange tijd te maken met spanningen thuis. Het lukt de ouders niet om samen te werken en onbelast contact met hen beiden te laten hebben. [kind01] heeft ontwikkelingsachterstanden en wordt door de moeder vaak thuisgehouden. [kind01] heeft een negatief vaderbeeld ontwikkeld en dat is zorgwekkend. Er moet een reëel beeld komen van beide ouders. Tijdens de omgangsmomenten is grootvader moederszijde aanwezig. Er is afgesproken dat de begeleide omgangsmomenten alleen met de vader zouden plaatsvinden. Ook Kwadraad heeft dit aangegeven.

4.De standpunten

4.1.
Ter zitting heeft de GI het volgende aangevoerd. Op dit moment is er niet direct een jeugdbeschermer beschikbaar. Ook is de vraag of het gedwongen kader de oplossing is voor dit conflict. De moeder heeft veel wantrouwen tegenover de hulpverlening en de vader. Er is sprake van een loyaliteitsconflict waar de begeleide omgang tussen de vader en [kind01] onder lijdt. De inzet van beide ouders is nodig om hierin verandering te brengen. Als de ondertoezichtstelling wordt uitgesproken worden er veiligheidsafspraken gemaakt.
Door en namens de moeder is ter zitting het volgende aangevoerd. De moeder is het niet eens met het verzoek van de Raad. De start van de hulpverlening is niet soepel verlopen, waardoor de motivatie van de moeder is teruggebracht. De beschikking wordt nageleefd door de moeder en er zijn geen harde randvoorwaarden aan verbonden, waardoor er speling is. Op dit moment gaat [kind01] naar school en er is slechts twee keer sprake geweest van schoolverzuim. Een ondertoezichtstelling wordt ongeschikt geacht en zal niet direct leiden tot een positieve verandering. De manier hoe het wordt benaderd zal niet leiden tot verbetering.
4.2.
Ter zitting heeft de vader aangegeven het eens te zijn met het verzoek van de Raad. De moeder erkent de problemen van zichzelf en [kind01] niet, waardoor de hulp stagneert. De vader ziet dat [kind01] achterloopt in haar ontwikkeling in vergelijking met haar leeftijdsgenootjes.
Indien de rechtbank dat noodzakelijk acht, heeft de vader voorwaardelijk verzocht de Raad onderzoek te laten doen naar het hoofdverblijf, het gezag en de zorgtaken over [kind01] .

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [kind01] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Een ondertoezichtstelling is daarom noodzakelijk.
5.3.
Met het beëindigen van de partnerrelatie van de ouders, is de relatie tussen de ouders zodanig verstoord geraakt, dat [kind01] in een loyaliteitsconflict terecht is gekomen. Zij kan geen onbelaste omgang hebben met de vader en heeft last van de onderlinge spanningen tussen de ouders. Momenteel is er geen onbelast contact tussen de vader en [kind01] , omdat de grootvader moederszijde steeds aanwezig is bij het - door een professional - begeleide omgangsmoment. Hierdoor wordt het contact tussen de vader en [kind01] belemmerd en is [kind01] niet in staat om een band met haar vader te hebben en te behouden. Zolang de aangifte van de moeder tegen de vader nog loopt, is het van belang dat de omgang in begeleide vorm wordt voortgezet. De aanwezigheid van de grootvader moederszijde is daarvoor echter niet nodig en werkt belemmerend. Het is van belang voor [kind01] ’s ontwikkeling dat zij zich kan spiegelen aan beide ouders en dus ook een band met de vader kan hebben en behouden. Het is zorgelijk dat de moeder de zorgen over [kind01] niet (h)erkent en dat zij voor instanties, waaronder school, moeilijk bereikbaar is. De komende periode is het van belang dat de GI het vertrouwen van de moeder wint, haar zo mogelijk de begeleiding biedt om te leren om vertrouwen te hebben in hulpverleningsinstanties en ervoor zorgdraagt dat er onbelaste omgang plaatsvindt tussen de vader en [kind01] .
5.4.
Voor wat het verzoek van de vader betreft, ziet de kinderrechter geen aanleiding om de Raad op dit moment te verzoeken een onderzoek in te stellen over het hoofdverblijf, het gezag en de zorgtaken. In het kader van de ondertoezichtstelling is het daarvoor te vroeg.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [kind01] onder toezicht van Jeugdbescherming West, met ingang van 31 oktober 2023 tot 31 oktober 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het voorwaardelijke verzoek van de vader af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2023 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 9 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.