ECLI:NL:RBROT:2023:10610

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
10/150977-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit vuurwapen en munitie en voorbereidingshandelingen voor ontploffing

Op 2 november 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zonder vaste woon- of verblijfplaats was en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, alsook van voorbereidingshandelingen voor het teweegbrengen van een ontploffing. De rechtbank oordeelde dat het alternatief scenario van de verdachte, dat hij onder dwang handelde, ongeloofwaardig was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van voorarrest. De rechtbank vond dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ernstige feiten die een grote bedreiging voor de samenleving vormden, vooral gezien de huidige situatie van geweld en explosies in Rotterdam. De rechtbank verwierp het beroep op psychische overmacht, omdat de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig was en niet ondersteund werd door ander bewijs. De rechtbank legde de straf op met inachtneming van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij ook werd gekeken naar eerdere straffen in soortgelijke zaken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/150977-23
Datum uitspraak: 2 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01] ,
raadsman mr. S. Lodder, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 2
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde, omdat zijn opzet niet gericht was op het verkrijgen van een handgranaat voor het plegen van een ontploffing. De verdachte heeft onder dwang van [naam01] geprobeerd een handgranaat te regelen. Om dat doel te bereiken heeft de verdachte grootspraak gebezigd. De uitspraken die hij ten overstaan van de undercoveragent heeft gedaan moeten in dat kader worden gezien. Het onder 2 subsidiair ten laste gelegde worden bewezen.
4.2.2.
Beoordeling
Op 29 mei 2023 heeft een undercoveragent contact gelegd met de verdachte via Telegram naar aanleiding van een vraag van de verdachte naar een pistool en handgranaten op dat platform. Vervolgens heeft op 6 juni 2023 een verkennende ontmoeting met de verdachte in Rotterdam plaatsgevonden. Tijdens die ontmoeting verklaarde de verdachte onder meer het volgende: dat hij op zoek was naar handgranaten, hij lid was van een syndicaat met een lijntje naar Oostenrijk om cocaïne te vervoeren, dat tijdens een opdracht één van hun mannetjes gestoken is, dat de personen die hiervoor verantwoordelijk zouden zijn winkels zouden hebben, dat hij van plan was wat dingen op te blazen om duidelijk te maken dat hun actie respectloos was, dat hij er 5 á 6 nodig had, en dat hij eerst test maar als het goed was hij het wel zag zitten. Op 9 juli 2023 heeft de undercoveragent een afspraak met de verdachte gemaakt voor de koop van één handgranaat door de verdachte. Laatstgenoemde is met zijn neef bij die afspraak verschenen en heeft verklaard dat de handgranaat voor zijn neef was, waarna zijn neef de undercoveragent het aankoopbedrag overhandigde en vervolgens de handgranaat in ontvangst nam. Daarna liepen de verdachte en zijn neef naar een Volkswagen Golf en spraken met de inzittenden van dat voertuig. De verdachte is met zijn neef weer vertrokken in een BMW en daarna aangehouden. De handgranaat is later in de Volkswagen Golf aangetroffen.
Na bij de politie, de rechter-commissaris en in raadkamer te hebben verklaard “er niets mee te maken te hebben” en verder te hebben gezwegen, heeft de verdachte in een later verhoor de gang van zaken met de undercoveragent bevestigd en aangegeven, kort gezegd, dat hij onder dwang van ene [naam01] heeft gehandeld. Daarbij heeft hij uitvoerig uiteengezet hoe één en ander kon gebeuren.
Deze verklaring van de verdachte over hoe het in zijn werk is gegaan bevat geen te verifiëren informatie en vindt geen steun in ander bewijs. Daarnaast vindt de rechtbank de verklaring niet geloofwaardig. De verdachte heeft de verklaring eerst afgelegd nadat hij over al het verzamelde bewijs beschikte en dus alle gelegenheid had gehad om daarop af te stemmen. Daarnaast komt het van de vermeende opdrachtgever “ [naam01] ” als een wel erg ingewikkelde en daarom vergezochte manier om aan een handgranaat te komen voor. De verdachte betoont zich voorts bij de undercoveragent een doorgewinterde afnemer die gericht lijkt op een langer durende handelsrelatie en de verdachte heeft het verhaal ten overstaan van die agent met allerlei details aangekleed. Dit past niet bij een angstige stroman die onder druk is gezet om een granaat te kopen, zoals de verdachte wil doen geloven. Daarbij past bovendien niet dat de verdachte met een aantal kennissen, die naar zijn zeggen van niets weten, naar de afspraak voor het afnemen van de granaat komt, die granaat laat betalen door zijn neef en die vervolgens – de door de undercover geleverde dummy – meegeeft aan zijn kennissen in een andere auto. Dát die kennissen van niets weten wordt (ten aanzien van tenminste één van hen) overigens geloochenstraft door een chatgesprek dat door de politie op het telefoontoestel van één van hen is aangetroffen, waarin de verdachte en deze kennis de dag voorafgaand aan het moment van de afname van de granaat spreken over het ophalen van ‘de appel’ (de granaat) de volgende dag.
Gelet hierop verwerpt de rechtbank het door de verdachte geschetste scenario en het daarop gestoelde verweer dat de opzet van de verdachte niet gericht was op het verkrijgen van een handgranaat voor het teweegbrengen van een ontploffing. Het onder 2 primair ten laste gelegde is dus bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 9 juli 2023 te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en
munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de
vorm van een pistool met kaliber 9 mm en
(voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet
wapens en munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te
weten kogelpatronen, kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad;
2
hij in de periode van 08 mei 2023 tot en met 09 juli 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren
of meer is gesteld, te weten het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is (als omschreven in artikel 157
Wetboek van Strafrecht),
opzettelijk voorwerpen,
te weten
- een mobiele telefoon om via Telegram te communiceren met anderen over de
aankoop van handgranaten en
- een geldbedrag om een handgranaat te kopen en
- personenauto‘s om een
handgranaat te vervoeren,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad
( art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
2.
voorbereiding van het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is ten aanzien van feit 2 een beroep gedaan op psychische overmacht. Daartoe is aangevoerd dat sprake was van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden, namelijk dat [naam01] de verdachte had bedreigd dat hij zijn ongeboren kind uit de buik van zijn vrouw zou snijden en haar verkrachten als de verdachte geen handgranaat voor hem zou regelen. Hierdoor vreesde de verdachte voor het leven van zijn gezin.
6.2.
Beoordeling
Zoals hiervoor al uiteengezet laat de rechtbank de verklaring van de verdachte over de door de vermeende [naam01] uitgeoefende dwang als ongeloofwaardig buiten beschouwing. Aldus is er geen onderbouwing voorhanden voor het beroep op psychische overmacht. Het verweer van de verdediging wordt daarom verworpen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie in zijn woning. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie leidt veelal tot het plegen van ernstige geweldsdelicten en voedt gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van dergelijke voorwerpen. Daarnaast heeft de verdachte voorbereidingshandelingen verricht om een ontploffing teweeg te brengen door een handgranaat te bemachtigen. Een dergelijke ontploffing kan ernstig letsel of erger veroorzaken en grote schade aanrichten. Daar komt bij dat het land, en met name Rotterdam, momenteel wordt geteisterd door een golf aan explosies met alle ingrijpende gevolgen vandien. De verdachte heeft zich daardoor echter niet laten weerhouden en dat valt hem zeer te verwijten. Dat hij daarnaast ook nog een geladen vuurwapen in huis had is bepaald zorgelijk te noemen. Bij dit alles past een forse sanctie.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 september 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor misdrijven.
Gezien de ernst van de feiten kan echter niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank ook acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Zij vindt daarnaast de oplegging van een voorwaardelijk deel aangewezen om de verdachte nog gedurende langere tijd in te prenten dat hij niet opnieuw feiten pleegt.
Alles afwegend vindt de rechtbank de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 46, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter,
en mrs. A.M.G. van de Kragt en L.R. Bhalla, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Roman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 2 november 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging - ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 9 juli 2023 te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en
munitie. te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de
vorm van een pistool met kaliber 9 mm en/of
(voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet
wapens en munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te
weten meerdere, althans een, kogelpatro(o)n(en), kaliber 9 mm,
voorhanden heeft gehad;
( art. 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
2
hij in of omstreeks de periode van 08 mei 2023 tot en met 09 juli 2023 te Rotterdam,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren
of meer is gesteld, te weten het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is (als omschreven in artikel 157
Wetboek van Strafrecht),
opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen,
te weten
- een mobiele telefoon (om via Telegram te communiceren met anderen over de
aankoop van meerdere, althans een, handgrana(a)t(en) en/of om het vervoer voor
aan te kopen handgrana(a)t(en) te regelen) en/of
- een geldbedrag (om meerdere, althans een, handgrana(a)t(en) te kopen) en/of
- meerdere, althans een, perso(o)nenauto('s) (om meerdere, althans een,
handgrana(a)t(en) te vervoeren),
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd,
doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad
( art. 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 8 mei 2023 tot en met 09 juli 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 Çategorie II onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van een ontploffing namelijk een handgranaat voorhanden te krijgen,
- ( telegram)berichten heeft gestuurd over de afname van de wapens/handgranaten, en/of
- met de (pseudo)verkoper een afspraak heeft gemaakt over de aankoop en/of verkoop van handgranaten, en/of
- met de (pseudo)verkoper een overeenkomst heeft gesloten om een handgranaat te kopen, en/of
- ter overdracht van de handgranaat op 9 juli 2023 is verschenen op een afspraak met de (pseudo)verkoper terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
( art. 26, lid 1 Wet wapens en munitie, art 45 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden hij in of omstreeks 09 juli 2023 te Rotterdam, althans in Nederland, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 7° van de Wet wapens en munitie gelet op gelet op 3, onder a van de Regeling wapens en munitie,
te weten een door de Minister van Justitie aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, namelijk een:
nabootsing van een voor ontploffing bestemd voorwerp, namelijk een granaat
voorhanden heeft gehad
( art 13 lid 1 Wet wapens en munitie )