ECLI:NL:RBROT:2023:10611

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
10/091864-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige benadering van een vrouwelijke collega op de werkvloer

Op 2 november 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het ontuchtig benaderen van een vrouwelijke collega. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 december 2021 in Rotterdam, door feitelijkheden, de benadeelde partij heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De verdachte heeft herhaaldelijk de borsten van de benadeelde betast en op haar billen getikt, wat een ernstige inbreuk op haar lichamelijke integriteit vormde. De verdachte heeft deze feiten bekend en er is geen verweer gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden.

De officier van justitie heeft een taakstraf van 60 uur geëist, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank heeft bepaald dat de verdachte € 750,- aan immateriële schadevergoeding moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 december 2021. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in het resterende deel van haar vordering, dat enkel bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is niet eerder veroordeeld en het recidiverisico is laag, wat heeft geleid tot de beslissing om een taakstraf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/091864-22
Datum uitspraak: 2 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. R. Mons, advocaat te Alphen aan den Rijn.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak.
Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 27 december 2021 te Rotterdam,
door feitelijkheden iemand, te weten [slachtoffer01]
, heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, namelijk het
meermalen betasten van de borsten en tikken op de billen van die [slachtoffer01] ,
de feitelijkheden hebben bestaan uit het onverhoeds aanraken en vastpakken en knijpen
in de borsten en/ tikken op de billen van die [slachtoffer01] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op 27 december 2021 een vrouwelijke collega meerdere malen op ontuchtige wijze benaderd door haar borsten te betasten en op haar billen te tikken. Toen zijn collega, na dat betasten wegliep, is hij nog achter haar aangelopen en bij haar in de lift gestapt. In de lift heeft hij haar opnieuw betast. Daarbij heeft de verdachte tegen haar gezegd dat als meerdere mannen haar zouden aanraken ze dit fijn zou vinden en zeker verkracht zou worden. Dit heeft plaatsgevonden op de werkvloer. Met dit handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Ook heeft de verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zijn jongere, vrouwelijke, collega in hem had. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 september 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten en ook na het gepleegde feit niet meer met justitie in aanraking is gekomen.
Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 september 2022. Dit rapport houdt – samengevat en voor zover van belang in dat het recidiverisico wordt ingeschat als laag en dat er daarom geen noodzaak is tot het inzetten van verdere interventies. Geadviseerd wordt om, indien het feit is bewezen, een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de conclusie dat de door de officier van justitie geëiste taakstraf van 60 uur passend en geboden is.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] ter zake van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 385,- aan materiële schade en een vergoeding van € 1.500,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering van materiële schade niet ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de schade onvoldoende is onderbouwd. De immateriële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 500,- en voor het overige dient zij in die vordering ook niet ontvankelijk te worden verklaard.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met dien verstande dat, indien de materiële schade wordt toegewezen, de wettelijke rente wordt verschuldigd met ingang van 1 januari 2023. Met betrekking tot de immateriële schade volgt zij het standpunt van de officier van justitie.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij wordt in haar vordering van materiële schade niet ontvankelijk verklaard nu die schade niet is onderbouwd en verder onderzoek daarnaar het strafproces onevenredig belast.
Verder is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 750,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag over de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 27 december 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk is toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 750,-vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 246 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
60 (zestig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 750,- (zegge: zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 750,- (zegge: zevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 december 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 750,-niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
15 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter,
en mrs. A.M.G. van de Kragt en L.R. Bhalla, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Roman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 2 november 2023.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 27 december 2021 te Rotterdam,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld
en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer01]
, heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, namelijk het
(meermalen) betasten en/of aanraken van de borsten en/of betasten en/of tikken
op/tegen de billen van die [slachtoffer01] , het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en)
heeft/hebben bestaan uit het onverhoeds aanraken en/of vastpakken en/of knijpen
in de borsten en/of tikken op/tegen de billen van die [slachtoffer01] ;
( art 246 Wetboek van Strafrecht )