ECLI:NL:RBROT:2023:10634

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
83-163795-22/ 83-312294-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift ex art. 552a Sv van meerdere klagers tegen beslagen op grond van economische delicten

Op 26 september 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin meerdere klagers een klaagschrift hebben ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De klagers, die betrokken zijn bij een onderzoek naar economische delicten, hebben bezwaar gemaakt tegen de inbeslagnames die zijn gelegd op grond van de artikelen 94 en 94a Sv. De rechtbank heeft vastgesteld dat er op 20 december 2022 doorzoekingen hebben plaatsgevonden in Nederland en Duitsland, waarbij een aanzienlijke hoeveelheid vuurwerk en andere goederen in beslag zijn genomen. De klagers zijn verdacht van het opzettelijk ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk aan Nederlandse consumenten, wat in strijd is met de geldende wet- en regelgeving. De rechtbank heeft geoordeeld dat drie klagers niet-ontvankelijk zijn in hun beklag, omdat er reeds beslissingen tot teruggave of opheffing van de beslagen waren genomen. Vijf andere klagers zijn ook niet-ontvankelijk verklaard voor zover hun beklag betrekking had op vuurwerk dat aan klanten toebehoorde. Het beklag van de overige klagers is ongegrond verklaard, omdat het belang van strafvordering zich verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de beslagen noodzakelijk zijn voor de waarheidsvinding en dat er een redelijk vermoeden bestaat dat de klagers zich schuldig hebben gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummers: 83-163795-22 ( [klager 1] )
83-312294-22 ( [klager 5] )
Raadkamernummers: 23-005381 ( [klager 1] )
23-005382 ( [klager 2] )
23-005383 ( [klager 3] )
23-005384 ( [klager 4] )
23-005385 ( [klager 5] )
23-005387 ( [klager 6] )
23-005388 ( [klager 7] )
23-005389 ( [klager 8] )
Beschikkingvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische raadkamer, op het klaagschrift van:

[klager 1] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres 1] ,

[klager 2] ,

geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres 1] ,

[klager 3] ,

geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedatum 3] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres 2] ,

[klager 4] ,

geboren te [geboorteplaats 4] op [geboortedatum 4] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres 3] ,

[klager 5] ,

gevestigd te [adres 4] ,

[klager 6] ,

gevestigd te [adres 5] ,

[klager 7] ,

gevestigd te [adres 6] ,

[klager 8] ,

gevestigd te [adres 5] ,
allen voor deze zaak domicilie kiezende te [adres 7] , ten kantore van hun advocaat mr. drs. R.J.H van der Wal, kantoorhoudende te Hengelo,
hierna ook tezamen aangeduid als: de klagers.

Procedure

Op 27 februari 2023 is op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) namens de klagers een klaagschrift ingediend.
De officier van justitie mr. K. Broere heeft op 15 augustus 2023 (voorafgaand aan de behandeling van het klaagschrift door de raadkamer) haar standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt en daarbij een aantal stukken overgelegd.
Het klaagschrift is op 15 augustus 2023 door de meervoudige economische raadkamer in het openbaar behandeld. De officier van justitie mr. K. Broere, de klagers [klager 1] en [klager 3] en de advocaat mr. drs. R.J.H van der Wal zijn gehoord. Naar de rechtbank begrijpt, is (zijn) [klager 1] (en/of [klager 3] ) ook verschenen namens de klager [klager 5] (als de eigena(a)r(en)/wettelijk vertegenwoordiger(s) van deze rechtspersoon) en is [klager 1] ook verschenen namens de klagers [klager 6] , [klager 7] en [klager 8] (als de eigenaar/wettelijk vertegenwoordiger van deze rechtspersonen). De klaagsters [klager 2] en [klager 4] zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

Feiten

Op 20 december 2022 hebben op verschillende locaties in Nederland en Duitsland doorzoekingen plaatsgevonden. Daarbij zijn een groot aantal goederen (onder andere een grote hoeveelheid vuurwerk, digitale gegevensdragers, administratie en contante geldbedragen) in beslag genomen.
De doorzoekingen in Duitsland werden verricht door de Duitse politie op basis van een Europees Onderzoeksbevel (EOB) in het bijzijn van leden van het Nederlandse onderzoeksteam. Na de inbeslagnemingen door de Duitse politie werden alle in beslag genomen voorwerpen overgedragen aan het Nederlandse onderzoeksteam.
De beslagen zijn gelegd op grond van artikel 94 Sv. De beslagen op de contante geldbedragen zijn tevens gelegd op grond van artikel 94a Sv krachtens de door de rechter-commissaris op 14 december 2022 verleende schriftelijke machtigingen als bedoeld in artikel 103, eerste lid, Sv.
Daarnaast zijn op grond van artikel 94a Sv krachtens de genoemde door de rechter-commissaris verleende schriftelijke machtigingen beslagen gelegd op meerdere bankrekeningen bij banken in Nederland en Duitsland.
Deze beslagen zijn gelegd in het kader van de onder de parketnummers 83-163795-22 en 83-312294-22 ingeschreven strafzaken tegen respectievelijk de klagers [klager 1] en [klager 5] (de onderneming van [klager 1] en zijn vader [klager 3] ). Zij zijn verdachten in het onderzoek onder de naam AAL. Medeverdachten in dit onderzoek zijn [naam] en zijn Duitse onderneming [bedrijf 1] . De klager [klager 1] is (evenals [naam] ) op 20 december 2022 aangehouden. Zijn voorlopige hechtenis is met ingang van 1 februari 2023 door de raadkamer van deze rechtbank geschorst.
[klager 1] en [klager 5] worden verdacht van het in strijd met de daarvoor geldende regels in het Vuurwerkbesluit opzettelijk op grote schaal ter beschikking stellen van vuurwerk aan Nederlandse particulieren. Het gaat daarbij om de verkoop en levering van professioneel vuurwerk dat in Nederland niet is toegestaan voor consumenten (F2-vuurwerk) en van consumentenvuurwerk buiten de toegestane verkoopdagen en in hoeveelheden van meer dan 25 kilogram. Ook worden zij verdacht van het opslaan en/of voorhanden hebben van grote hoeveelheden professioneel vuurwerk dat bestemd is voor particulier gebruik. De verdenking is dat [klager 1] en [klager 5] deze feiten hebben gepleegd in nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte [naam] .
De beslagen op grond van artikel 94a Sv zijn gelegd ter bewaring van het recht tot verhaal voor een op te leggen geldboete en/of verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, dat wordt geschat op € 165.815,= voor [klager 1] en € 165.815,= voor [klager 5] .
Een groot deel van de in beslag genomen goederen is reeds teruggegeven aan de betreffende beslagenen (de klagers). Ten aanzien van een deel van het vuurwerk dat in beslag is genomen bij de doorzoeking van de door [klager 5] gehuurde bunkers op het bunkercomplex [complex] aan de [adres 8] (locatie N) heeft de officier van justitie (blijkens haar e-mail van 30 juni 2023; bijlage 3 bij haar schriftelijke standpunt) ook een last tot teruggave aan de beslagene gegeven.
Ook heeft zij (zoals zij heeft verklaard in raadkamer) ten aanzien van andere delen van het in die bunkers in beslag genomen vuurwerk lasten gegeven tot teruggave aan derden (bedrijven/personen) die hebben gesteld en onderbouwd dat zij rechthebbenden zijn op dat vuurwerk. Voor een deel is dit vuurwerk ook al daadwerkelijk aan deze derden teruggegeven.
Op het moment van de behandeling van het klaagschrift door de raadkamer rust er - voor zover relevant voor de beoordeling van het klaagschrift - nog beslag op grond van artikel 94 Sv op de volgende voorwerpen:
- de onder de klager [klager 1] (bij de doorzoeking van zijn toenmalige woning aan de [adres 9] ; locatie C), in beslag genomen:
o Apple MacBook Air 13-inch (iMac) (met IBN-code C.02.01.004), en;
o Apple iPhone 13 Pro, zwart (met IBN-code C.01.01.001);
- het F2-vuurwerk dat in beslag is genomen onder [klager 5] (bij de doorzoeking van de door dit bedrijf gehuurde bunkers op het bunkercomplex [complex] aan de [adres 8] (locatie N);
- het F2-vuurwerk dat in beslag is genomen onder [klager 5] , [klager 6] en/of [klager 8] (bij de doorzoeking van het pand aan de [adres 5] , het afhaalpunt van [klager 5] en vestigingsadres van [klager 6] en [klager 8] (locatie I).
Daarnaast is - voor zover van belang - nog sprake van de volgende beslagen op grond van artikel 94a Sv:
- het onder/ten laste van de klager [klager 1] (bij de doorzoeking van zijn toenmalige woning aan de [adres 9] ) gelegde beslag op de volgende contante geldbedragen:
o € 302,= (met IBN-code C.02.01.007);
o € 300,= (met IBN-code C.02.01.008);
o € 590,= (met IBN-code C.02.05.003);
o € 850,85 (met IBN-code C.02.05.004);
o € 850,= (met IBN-code C.02.08.001);
o € 4735,= (met IBN-code C.02.09.001);
o € 1450,= (met IBN-code C.02.10.001);
- het onder/ten laste van de klager [klager 5] (bij de doorzoeking van het bedrijfspand aan de [adres 5] ) gelegde beslag op de volgende contante geldbedragen:
o € 150,= (met IBN-code I.2.4.3.14);
o € 1700,= (met IBN-code I.2.4.3.15);
- het onder/ten laste van de klager [klager 5] (bij doorzoeking van het bedrijfspand van [klager 5] aan [adres 4] ; locatie K) op de volgende contante geldbedragen:
o € 2050,= (met IBN-code K.2.3.4.39);
o € 90,= (met IBN-code K.2.3.4.40);
o € 205,= (met IBN-code K.2.3.4.41);
- de ten laste van klager [klager 1] gelegde beslagen op de tegoeden van de volgende bankrekeningen in Nederland:
o [bankrekening 1] t.n.v. [klager 1] ;
o [bankrekening 2] t.n.v. [klager 1] ;
o [bankrekening 3] t.n.v. [klager 1] ( [klager 7] );
- de ten laste van de klager [klager 5] en/of de klager [klager 1] gelegde beslagen op de tegoeden van de volgende bankrekeningen in Duitsland:
o De bankrekening in Duitsland bij Sparkasse Westmünsterland [bankrekening 4] t.n.v. [klager 5] ;
o De bankrekeningen in Duitsland bij Volksbank Gronau-Ahaus;
 [bankrekening 5] t.n.v. [klager 5] ;
 [bankrekening 6] t.n.v. [klager 5] ;
 [bankrekening 7] t.n.v. [klager 5] ;
 [bankrekening 8] t.n.v. [klager 5] ;
 [bankrekening 9] t.n.v. [klager 1] ;
 [bankrekening 10] t.n.v. [klager 1] ;
 [bankrekening 11] t.n.v. [klager 1] ;
 [bankrekening 12] t.n.v. [klager 6] ;
 [bankrekening 13] t.n.v. [klager 6] ;
 [bankrekening 14] t.n.v. [klager 8] ;
 [bankrekening 15] t.n.v. [klager 2] ;
 [bankrekening 16] t.n.v. [klager 2] ;
 [bankrekening 17] t.n.v. [klager 2] .

Standpunt klagers

Het klaagschrift strekt, na wijziging van het petitum in raadkamer, tot opheffing van de voornoemde beslagen op grond van artikel 94 Sv en artikel 94a Sv, met last tot teruggave van de in beslag genomen goederen en geldbedragen aan de klagers onder wie deze in beslag genomen zijn. Ten aanzien van het vuurwerk is subsidiair verzocht om de teruggave daarvan te gelasten onder de voorwaarden dat dit vuurwerk alleen bestemd mag zijn voor de (groot)handel in Duitsland en verkoop aan Nederlanders alleen mag plaatsvinden als het gaat om vuurwerk van niet meer dan 25 kilogram en producten die in de Regeling Aanwijzing Consumenten- en Theatervuurwerk (RACT) staan.
Daartoe is aangevoerd dat het belang van strafvordering zich niet (langer) tegen de gevraagde teruggave verzet en dat de klagers zich door het voortduren van de beslagen bezwaard voelen, omdat de bedrijven hierdoor grotendeels plat liggen en de klagers daardoor enorme schade lijden. Ter onderbouwing daarvan is het volgende gesteld.
De klagers zijn met de in Duitsland gevestigde bedrijven [klager 5] , [klager 6] en [klager 8] reeds vele jaren actief in de vuurwerkbranche. Zij verkopen vuurwerk in Duitsland. Alle activiteiten, de verkoop en levering van het vuurwerk, hebben plaatsgevonden op Duits grondgebied en conform de aldaar geldende wet- en regelgeving. Ook de verkoop van F2-vuurwerk gedurende het hele jaar was legaal. Dit is in Duitsland toegestaan en heeft in overeenstemming met het Duitse recht plaatsgevonden. Dat in de door [klager 5] geëxploiteerde vuurwerkwinkels ook vuurwerk werd verkocht aan Nederlanders, betekent niet dat die winkels ook gebonden zijn aan de Nederlandse wet- en regelgeving. Op de websites van de klagers wordt aangegeven waar kopers aan moeten voldoen volgens Duitse wet- en regelgeving en wordt ook expliciet vermeld welke producten in Nederland niet zijn toegestaan. Als verkoper zijn de klagers (na instructie) volgens het Duitse recht niet verantwoordelijk voor eventuele invoer van vuurwerk in Nederland door Nederlandse klanten. Voor veel Nederlandse klanten geldt bovendien dat zij de producten überhaupt niet over de grens brengen, omdat zij in Duitsland wonen. Gelet hierop wordt [klager 1] ten onrechte als verdachte aangemerkt. Aan hem wordt overtreding van artikel 1.2.2 lid 1 Vuurwerkbesluit juncto artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer verweten, maar hetgeen hem ten laste wordt gelegd valt niet onder artikel 1.2.2 lid 1 Vuurwerkbesluit. Bij het onder 2 en 3 ten laste gelegde opzettelijk opslaan en/of voorhanden hebben van een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk is als pleegplaats vermeld Ochtrup respectievelijk [plaatsnaam], hetgeen steden in Duitsland zijn. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde opzettelijk aan één of meer anderen ter beschikking stellen van een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk is wel ten laste gelegd dat dit mede in Nederland heeft plaatsgevonden, maar uit de processtukken blijkt evident dat, voor zover daarvan sprake is, ook dit uitsluitend in Duitsland heeft plaatsgevonden.
Tevens valt niet in te zien dat er na acht maanden nog steeds onderzoek moet plaatsvinden aan het F2-vuurwerk en de MacBook en iPhone van [klager 1] . Ten aanzien van het F2-vuurwerk geeft het Openbaar Ministerie aan dat het meeste van dit vuurwerk ook in Nederland legaal is, maar toch zou alleen dat deel terug kunnen worden gegeven voor zover dit aan Duitsers is verkocht. Dit is bijzonder, aangezien er pallets vol voorraad staan zonder bestemming, terwijl dit vuurwerk voor 80% de bestemming Duitsland heeft.
Verder geldt dat een deel van de klagers schade lijdt door de inbeslagnemingen terwijl zij niet te maken hebben met de handel en verkoop van vuurwerk aan Nederlanders. [klager 8] verkoopt alleen aan Duitse partijen en [klager 6] verpakt alleen vuurwerk voor Duitse en Oostenrijkse ondernemers. [klager 7] is een Nederlands bedrijf dat in het geheel niet in de vuurwerkbranche actief is.
De klager [klager 1] heeft in raadkamer gesteld dat een deel van het in beslag genomen vuurwerk van klanten is. Het gaat daarbij volgens hem om vuurwerk dat bij [klager 6] in beslag is genomen en - naar de rechtbank begrijpt - ook (een deel van) het vuurwerk dat in de bunkers op het bunkercomplex [complex] lag en daar in beslag genomen is. Hij verzoekt ook teruggave van dit deel van het vuurwerk.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klagers in het beklag voor zover het (nog) ziet op goederen die al zijn teruggegeven. Voor het overige heeft zij geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beklag. Daartoe is het volgende gesteld.
Ten aanzien van het beslag op grond van artikel 94 Sv
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave van de MacBook, de iPhone en het F2-vuurwerk. Het beslag op deze voorwerpen dient voort te duren met het oog op de waarheidsvinding. Het onderzoek aan de MacBook en de iPhone is nog niet afgerond, omdat het Openbaar Ministerie en de politie niet beschikken over de inloggegevens daarvan (nu de klager [klager 1] die niet beschikbaar wenst te stellen) en daardoor tot op heden geen toegang hebben tot deze gegevensdragers en deze dus nog niet hebben kunnen uitlezen.
Ook het F2-vuurwerk moet nog nader worden onderzocht. In het onderzoek is vastgesteld dat grote hoeveelheden van dit vuurwerk op illegale wijze ter beschikking werden gesteld aan Nederlandse particulieren. Deze particulieren bestelden dit vuurwerk via websites die op de Nederlandse particuliere markt waren gericht. Een deel van dit vuurwerk is in Nederland niet toegestaan voor consumenten. Een ander deel is dat wel maar werd in strijd met de daarvoor geldende regels aan Nederlandse consumenten ter beschikking gesteld, namelijk buiten de toegestane verkoopdagen en in hoeveelheden van meer dan 25 kilogram. Omdat de klagers ook beschikken over een Duitse markt, vindt thans nog onderzoek plaats naar de omvang van de Nederlandse markt ten opzichte van hun Duitse afzetmarkt van dit vuurwerk. Dit onderzoek is echter nog niet afgerond omdat de ter beschikking staande administratie niet heel overzichtelijk is en vergeleken moet worden met bijvoorbeeld de informatie op de websites en het in beslag genomen vuurwerk en andere onderzoeksbevindingen. Zolang dit onderzoek nog niet is afgerond is er met het oog op de waarheidsvinding nog grondslag voor het beslag.
Tevens blijkt uit de huidige stand van het onderzoek dat het overgrote deel van het in beslag genomen F2-vuurwerk was bestemd voor de Nederlandse markt. Om die reden komt het vuurwerk voor verbeurdverklaring in aanmerking en verzet het belang van strafvordering zich ook om die reden tegen teruggave van deze goederen.
Verder heeft de officier van justitie aangevoerd dat er ten aanzien van de verdenkingen tegen de klagers [klager 1] en [klager 5] - anders dan de advocaat stelt - wel sprake is van dubbele strafbaarheid.
In reactie op het verzoek van [klager 1] om teruggave van vuurwerk dat aan klanten toebehoort, heeft zij opgemerkt dat met betrekking tot het vuurwerk dat in beslag is genomen bij de doorzoeking van de bunkers op het bunkercomplex [complex] niet inzichtelijk is van wie dit vuurwerk is. Het vuurwerk ligt door elkaar en er is niets vastgelegd ten aanzien van onderhuur. Er kan alleen teruggave aan derden worden gelast als zij zich zelf melden. Zij kunnen dan zelf een verzoek doen om teruggave. Daarbij moeten zij stellen en onderbouwen dat zij rechthebbende zijn op het vuurwerk.
Ten aanzien van het beslag op grond van artikel 94a Sv
Het onderzoek naar de klagers [klager 1] en [klager 5] is nog niet afgerond. De conservatoire beslagen moeten worden gehandhaafd, omdat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat ter zake van de verdenkingen aan de verdachten een geldboete of ontnemingsmaatregel zal worden opgelegd. Daarnaast is het beslag niet disproportioneel in het licht van het voorlopig berekende wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het conservatoir beslag op de rekeningen van [klager 6] en [klager 8] betreft conservatoir anderbeslag. Ten aanzien daarvan geldt dat de situatie als bedoeld in artikel 94a, vierde of vijfde lid Sv zich voordoet.
De conservatoire beslagen op de rekeningen [klager 2] zijn door de Duitse autoriteiten ten onrechte gelegd en zullen daarom worden opgeheven. Ten aanzien hiervan dient het beklag daarom niet ontvankelijk te worden verklaard.

Ontvankelijkheid

Vooropgesteld wordt dat op grond van artikel 552a Sv uitsluitend belanghebbenden zich kunnen beklagen over inbeslagneming.
In de zaak van [klager 3] en [klager 4]
Na teruggave van de voorwerpen die bij doorzoekingen van de woningen en/of auto’s van klagers [klager 3] en [klager 4] zijn aangetroffen of voorwerpen waarvan zij stellen dat zij rechthebbende daarop zijn, zijn deze klagers niet meer als belanghebbenden aan te merken en zij zullen daarom niet ontvankelijk worden verklaard in het beklag.
In de zaak van [klager 2]
De officier van justitie heeft aangegeven dat de conservatoire beslagen op de bankrekeningen van [klager 2] zullen worden opgeheven. Gelet hierop heeft de klaagster geen belang meer bij de behandeling van het beklag. Zij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in het beklag.
In de zaken van de andere klagers
Voor zover door (een deel van) deze klagers is verzocht om teruggave van vuurwerk van klanten, zullen deze klagers niet-ontvankelijk worden verklaard in het beklag. Ten aanzien daarvan zijn zij niet als belanghebbende aan te merken omdat wordt gesteld dat niet zij de rechthebbende ten aanzien daarvan zijn, maar de klanten (dus derden).
Ook indien hetgeen [klager 1] in raadkamer heeft opgemerkt is bedoeld als verzoek om vuurwerk aan de betreffende klanten terug te geven, zijn de klagers voor deze voorwerpen niet ontvankelijk in het beklag. De wet kent namelijk niet de mogelijkheid dat op verzoek van een klager teruggave van een in beslag genomen voorwerp aan een ander dan die klager wordt gelast.
De officier van justitie heeft opgemerkt dat als zich tussen het in beslag genomen vuurwerk nog vuurwerk van derden bevindt, deze derden zich bij het Openbaar Ministerie kunnen melden en zelf om teruggave kunnen verzoeken.
Voor het overige zijn deze klagers wel ontvankelijk in het beklag.

Beoordeling klacht

Vooropgesteld moet worden dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
Beklagen tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag
Met betrekking tot het beslag op grond van artikel 94 Sv is sprake van beklag door de beslagenen [klager 1] (ten aanzien van de MacBook en de iPhone) en [klager 5] (ten aanzien van het vuurwerk).
In geval van een beklag van de beslagene tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechter eerst te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Als het strafvorderlijk belang voortduring van het beslag vordert, wordt geen teruggave gelast.
Als er geen strafvorderlijk belang aan teruggave in de weg staat, vindt teruggave plaats aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen - ook in een zaak betreffende een ander dan de klager - of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het belang van strafvordering zich tegen teruggave wanneer niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
Onder de feiten is beschreven waarvan de klagers [klager 1] en [klager 5] worden verdacht. Hierbij gaat daarbij om overtreding van artikel 1.2.2 lid 1 van het Vuurwerkbesluit juncto artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer juncto artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
De advocaat verwijst ten aanzien van deze verdenkingen tegen de klager [klager 1] - naar de rechtbank begrijpt - naar de vordering inbewaringstelling (dan wel een eventuele (concept)tenlastelegging) in de strafzaak. Deze bevindt zich niet in het raadkamerdossier. Uit hetgeen de advocaat hierover heeft opgemerkt, bezien in samenhang met de beschrijving van de verdenkingen in de processen-verbaal in het raadkamerdossier, begrijpt de rechtbank dat hem wordt verweten:
(medeplegen van) het opzettelijk aan één of meer anderen ter beschikking stellen van een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, gepleegd in de periode van 28 oktober 2021 tot en met 20 december 2022 in Nederland en/of Duitsland;
(medeplegen van) het opzettelijk opslaan en/of voorhanden hebben van grote hoeveelheden professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, in Ochtrup (in de gehuurde bunkers op het bunkercomplex [complex] );
(medeplegen van) het opzettelijk opslaan en/of voorhanden hebben van grote hoeveelheden professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, in [plaatsnaam] (in het bedrijfspand aan de [adres 5] ).
In de zich in het raadkamerdossier bevindende processen-verbaal zijn de feiten en omstandigheden opgenomen waarop deze verdenkingen jegens [klager 1] en [klager 5] zijn gebaseerd. Beschreven is dat is gebleken dat [klager 1] en zijn vader [klager 3] eigenaar zijn van een aantal vuurwerkondernemingen in Duitsland, die vallen onder de koepelnaam [klager 5] , gevestigd op het adres [adres 4] . [klager 5] exploiteert onder de naam [bedrijf 2] diverse vuurwerkwinkels in de grensstreek van Duitsland, waaronder op het adres [adres 5] . Dit betreft het afhaalpunt voor het door hen verkochte vuurwerk. Op dit adres zijn ook de bedrijven [klager 6] en [klager 8] gevestigd en [klager 1] is ook eigenaar van deze bedrijven. Voor de opslag van vuurwerk maakt hij gebruik van door [klager 5] gehuurde bunkers op het bunkercomplex [complex] gevestigd te Ochtrup in Duitsland.
Uit de in processen-verbaal beschreven feiten en omstandigheden lijkt te volgen dat [klager 1] via zijn onderneming [klager 5] (en ook de medeverdachte [naam] via zijn onderneming [bedrijf 1] ) het hele jaar door, dus ook buiten de drie vastgestelde verkoopdagen van 29 t/m 31 december, vuurwerk aan Nederlandse particuliere consumenten verkocht. Het vuurwerk dat werd verkocht, betrof volgens de bevindingen van de politie ten aanzien van het onderzoek hiernaar, zowel consumentenvuurwerk als vuurwerk aangemerkt als vuurwerk van categorie F2 (F2-vuurwerk) dat niet is aangewezen als consumentenvuurwerk in de RACT en derhalve professioneel vuurwerk betreft. Onder meer is bij doorzoekingen bij particuliere afnemers in Nederland F2-vuurwerk aangetroffen.
Met betrekking tot de bestelling, verkoop en aflevering van het vuurwerk lijkt uit de onderzoeksbevindingen het volgende naar voren te komen:
De Nederlandse particuliere consumenten konden het vuurwerk aanschaffen via de websites van de bedrijven van de verdachten, door middel van het aanmaken van een zakelijk account. Deze websites waren speciaal gericht op de Nederlandse particuliere consument. De enige voorwaarde om het zakelijke account te kunnen verkrijgen was het uploaden van een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (hierna: KvK-uittreksel), van een eigen bedrijf of een bedrijf van iemand anders. Na het uploaden vond er enkel een controle plaats op de eventuele echtheid van het uittreksel. Het is niet duidelijk geworden hoe dit op echtheid werd gecontroleerd. Ten aanzien van de door de politie in de administratie van de bedrijven aangetroffen KvK-uittreksels is gebleken dat deze qua bedrijfsactiviteit geen enkele relatie hebben tot vuurwerk. De Nederlandse particuliere consumenten werden door de verdachten niet gewezen op de voorwaarde dat zij dit vuurwerk alleen zouden mogen aanschaffen voor doorverkoop en niet voor eigen gebruik. Zij konden het vuurwerk afhalen (onder andere) op het adres [adres 5] . De Nederlandse particuliere consumenten moesten bij het afhalen een zogenaamd Gewerbe Verkauf Formulier ondertekenen. Dit formulier was opgesteld in de Duitse taal. In dit formulier werden verwijzingen gemaakt naar de Duitse wet- en regelgeving. Er werd door de verdachten en medewerkers geen uitleg gegeven met betrekking tot de inhoud van het formulier dat uiteindelijk moest worden ondertekend en ook geen Nederlandse vertaling van het document geboden. Dit ondanks dat de verkoop voor de rest in zijn geheel in de Nederlandse taal werd afgehandeld. In veel gevallen werd er door de verdachten, of door de medewerkers in dienst bij de verdachten, een andere uitleg gegeven met betrekking tot de inhoud van het formulier. In sommige gevallen werd het formulier half ingevuld of niet ondertekend of slechts voorzien van een paraaf.
Voornoemde omstandigheden, mede in onderlinge samenhang bezien, rechtvaardigen eerdergenoemde verdenking. Ook is sprake van dubbele strafbaarheid, in ieder geval ten aanzien van de verdenking van het ter beschikking stellen van (professioneel) vuurwerk aan de Nederlandse particulieren (feit 1). Er is een redelijk vermoeden dat de handel in onder meer professioneel vuurwerk (F2-vuurwerk) door [klager 1] en [klager 5] mede was gericht op de Nederlandse particulieren en zij er (gelet op de KvK-uittreksels) ook mee bekend waren dat het geen handelaren in vuurwerk waren, maar particulieren die het vuurwerk vervolgens mee terug namen (en dus importeerden) naar Nederland. Ook bestaat een redelijk vermoeden dat ook het vuurwerk dat werd opgeslagen (in onder meer de bunkers) en voorhanden was op het adres [adres 5] onder meer professioneel vuurwerk betreft dat was bestemd voor de Nederlandse particulieren.
Gelet daarop en gelet op het standpunt van de officier van justitie, waaruit volgt dat nog steeds (nader) onderzoek dient plaats te vinden aan de MacBook en de iPhone en het F2-vuurwerk, verzet het belang van strafvordering zich tegen opheffing van deze beslag.
Ook wettigen de voornoemde omstandigheden, mede in onderlinge samenhang bezien, tevens de conclusie dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van (een deel van) het F2-vuurwerk zal bevelen. Gelet op het voorgaande is er een redelijk vermoeden dat dit (deels) vuurwerk is dat te relateren is aan de strafbare feiten waarvan de klagers [klager 1] en [klager 5] worden verdacht en dat op grond van artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht vatbaar is voor verbeurdverklaring. Ook gelet daarop verzet het belang van strafvordering zich tegen opheffing van het beslag op dit vuurwerk.
De rechtbank heeft in deze procedure niet de mogelijkheid om teruggave van het vuurwerk onder voorwaarden te gelasten, zoals subsidiair is verzocht.
Beklagen tegen het op grond van artikel 94a Sv gelegde beslag
Met betrekking tot het beslag op grond van artikel 94a Sv is sprake van beklag door de beslagenen [klager 1] en [klager 5] (ten aanzien van de contante geldbedragen en het beslag op de op hun naam gestelde bankrekeningen) en ook beklag van derden, namelijk de klagers [klager 6] , [klager 8] , [klager 7] (de eenmanszaak van [klager 1] ) en [klager 2] (de moeder van [klager 1] ).
De rechtbank overweegt ten aanzien daarvan het volgende.
-
T.a.v. het beklag van de beslagenen [klager 1] en [klager 5] :
Bij de beoordeling van een klaagschrift van de beslagene gericht tegen een beslag op grond van artikel 94a, eerste of tweede lid, Sv dient de rechter eerst te onderzoeken of er ten tijde van zijn beslissing sprake is van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd. Als er geen sprake is van een dergelijke verdenking moet teruggave worden gelast.
Als er wel sprake is van een dergelijke verdenking moet de rechter onderzoeken of het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.
De feiten waarvan de klagers worden verdacht betreffen misdrijven waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte [klager 1] en/of [klager 5] een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag op de contante geldbedragen en de bankrekeningen ten name van [klager 1] en [klager 5] . Het beklag van deze klagers dient daarom ongegrond te worden verklaard.
-
T.a.v. het beklag van de derden [klager 6] , [klager 8] en [klager 7] :
Indien een derde - als zodanig kan ook gelden degene onder wie het beslag feitelijk is gelegd, maar tegen wie het strafrechtelijk onderzoek niet is gericht - die stelt eigenaar te zijn, op grond van artikel 552a Sv een klaagschrift indient moet worden beoordeeld of zich het geval voordoet dat buiten redelijke twijfel is dat de klager als eigenaar van het voorwerp moet worden aangemerkt. Indien de klager buiten redelijke twijfel als eigenaar kan worden aangemerkt, is vervolgens de vraag aan de orde of zich de situatie van artikel 94a, vierde of vijfde lid, Sv voordoet.
De klachten van [klager 6] en [klager 8] zien op de beslagen op de op hun namen gestelde bankrekeningen. Het beklag van [klager 7] ziet op een bankrekening die op naam is gesteld van [klager 1] , maar gelet op het feit dat [klager 7] een eenmanszaak van [klager 1] betreft, is aannemelijk dat dit een zakelijke rekening van [klager 7] betreft. Ten aanzien van deze klager is daarom buiten redelijke twijfel dat hij als eigenaar van de betreffende bankrekening moeten worden aangemerkt.
Zoals hiervoor overwogen, acht de rechtbank het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte [klager 1] en/of [klager 5] een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.
De officier van justitie heeft gewezen op de volgende uit de proces-verbaal blijkende omstandigheden: uit het onderzoek komt naar voren dat bestelling van vuurwerk van Nederlandse consumenten tevens plaatsvonden via de rechtspersonen [klager 6] en [klager 8] en dat de betaling van deze bestellingen van dit vuurwerk op de rekeningen van deze rechtspersonen werden overgemaakt gedaan. Deze rechtspersonen en hun bankrekeningen werden derhalve gebruikt bij de strafbare feiten.
[klager 1] was gemachtigde op voor deze rekeningen, waardoor wetenschap ten aanzien van de strafbare handelingen kan worden aangenomen. Nu [klager 7] een eenmanszaak van [klager 1] betreft en [klager 1] de gemachtigde is voor deze bankrekening, kan ook wetenschap bij [klager 7] ten aanzien van de strafbare handelingen worden aangenomen.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, zal aannemen dat er voldoende aanwijzingen bestaan dat sprake is van het wegsluizen van geldbedragen, namelijk dat deze geheel of ten dele aan die ander zijn gaan toebehoren met het kennelijke doel de uitwinning daarvan te bemoeilijken of te verhinderen, en dat die ander dit wist of redelijkerwijze kon vermoeden. De situatie als bedoeld in artikel 94a, vierde of vijfde lid Sv doet zich dus voor.
Proportionaliteit en subsidiariteit
De rechter is bij de beoordeling van het beklag over de inbeslagneming niet verplicht ambtshalve te onderzoeken of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Als echter door of namens de klager wordt aangevoerd dat zijn persoonlijke belangen bij de opheffing van het beslag zwaarder moeten wegen dan het met artikel 94 en/of 94a Sv nagestreefde strafvorderlijk belang bij het voortduren daarvan, kan de rechter gehouden zijn blijk te geven van een onderzoek naar de vraag of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met genoemde vereisten. Bij een beslag dat is gelegd op grond van artikel 94a Sv kan de rechter daarnaast gehouden zijn blijk te geven van zo’n onderzoek als door of namens de klager wordt aangevoerd dat geen redelijke verhouding bestaat tussen de waarde van de in beslag genomen voorwerpen en de te verwachten hoogte van de eventuele betalingsverplichting(en).
Gelet op de redelijke verdenking die er bestaat ten aanzien van de illegale handel in vuurwerk, waarbij er aanwijzingen zijn dat het hierbij om grootschalige handel gaat gedurende een lange periode is de rechtbank thans van oordeel dat voortzetting van de beslagen in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Bij de beslagen op grond van artikel 94a Sv worden daarbij meegewogen de geschatte bedragen aan wederrechtelijk verkregen voordeel.
Conclusie
De beklagen van de klagers [klager 1] , [klager 5] , [klager 6] , [klager 8] en [klager 7] zullen daarom ongegrond worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank:
In de zaken van [klager 2] (23-005382), [klager 3] (23-005383) en [klager 4] (23-005384):
- verklaart de klagers niet ontvankelijk in het beklag;
In de zaken van [klager 1] (23-005381), [klager 5] (23-005385), [klager 6] (23-005387), [klager 7] (23-005388) en [klager 8] (23-005389):
- verklaart de klagers niet ontvankelijk in het beklag voor zover het ziet op vuurwerk dat aan klanten toebehoort;
- verklaart de klager voor het overige ontvankelijk in het beklag;
- verklaart het beklag ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door:
mr. E.A. Poppe-Gielesen, voorzitter,
en mrs. C.H. van Breevoort-de Bruin en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2023.
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.