ECLI:NL:RBROT:2023:10807

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
10511311 CV EXPL 23-13989
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van geleend geld en huurachterstand tussen vader en dochter

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 17 november 2023, heeft de vader een vordering ingesteld tegen zijn dochter. De vader stelt dat de dochter nog een bedrag van € 4.200,00 aan geleend geld moet terugbetalen, evenals een huurachterstand van € 1.175,00, en daarnaast nog € 420,00 aan reparatie- en schoonmaakkosten en € 100,00 voor de opslag van haar spullen. De dochter betwist deze vordering en heeft als tegeneis ingediend dat de vader haar persoonlijke eigendommen moet teruggeven. De kantonrechter heeft de eis van de vader gedeeltelijk toegewezen en de tegeneis van de dochter ook, maar met een lagere dwangsom. De kantonrechter oordeelt dat de dagvaarding, hoewel minimalistisch, voldoet aan de eisen en dat de dochter € 3.375,00 aan de vader moet betalen. De vordering voor buitengerechtelijke incassokosten en rente is afgewezen, omdat de vader niet aan de wettelijke eisen voldeed. De vader moet de spullen van de dochter aan haar afgeven, met een dwangsom voor het geval hij dit niet tijdig doet. De proceskosten worden gecompenseerd, omdat de partijen familie zijn. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10511311 CV EXPL 23-13989
datum uitspraak: 17 november 2023 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats 1],
eiser,
die zelf procedeert,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats 2],
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.W. Huijzer.
De partijen worden hierna ‘de vader’ en ‘de dochter’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 3 mei 2023, met bijlagen;
  • het antwoord met eis in reconventie (tegeneis), met bijlagen;
  • de e-mail van 11 oktober 2023 van de vader, met een bijlage;
  • de e-mail van 13 oktober 2023 om 14:28 uur van de vader, met bijlagen;
  • de e-mail van 13 oktober 2023 om 14:31 uur van de vader;
  • de e-mail van 13 oktober 2023 om 18:38 uur van de vader.
1.2.
Op 24 oktober 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was de vader aanwezig, vergezeld van [naam] (dochter). Verder was de dochter aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde.

2.De beoordeling

in conventie en in reconventie
Waar gaat de zaak over?
2.1.
De dochter heeft geld van de vader geleend en zij heeft een kamer van hem gehuurd. Volgens de vader (1) moet de dochter nog € 4.200,00 van het geleende geld terugbetalen, (2) heeft de dochter een huurachterstand van € 1.175,00 laten ontstaan, (3) moet de dochter nog € 420,00 aan reparatie- en schoonmaakkosten betalen en (4) moet de dochter nog € 100,00 betalen voor de opslag van haar spullen. In deze zaak eist de vader betaling van deze bedragen (te vermeerderen met rente en een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten). De dochter is het niet eens met de eis. Daarnaast eist de dochter als tegeneis dat de vader wordt veroordeeld om de persoonlijke eigendommen van haar en haar partner af te geven, op straffe van een dwangsom. De kantonrechter wijst de eis van de vader gedeeltelijk toe. Daarnaast wijst de kantonrechter de tegeneis van de dochter toe, maar met een lagere dwangsom. Hierna wordt uitgelegd waarom.
De aan de dagvaarding te stellen eisen
2.2.
Hoewel aan de dochter kan worden toegegeven dat de dagvaarding bijzonder minimalistisch is en in de dagvaarding ook niet naar (delen van) de daarbij gevoegde bijlagen wordt verwezen, is de kantonrechter toch van oordeel dat de dagvaarding niet nietig is. Bij de kantonrechter hoeft een partij niet met een gemachtigde of advocaat te procederen en de vader heeft tijdens de zitting toegelicht dat hij de dagvaarding - om proceskosten te besparen - zelf heeft opgesteld. Daarnaast blijkt uit de conclusie van antwoord dat het de dochter duidelijk is wat de vader van haar eist en bovendien zijn alle eisen tijdens de zitting van een nadere toelichting voorzien. Onder deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat de dagvaarding (net) aan de daaraan te stellen eisen voldoet.
De dochter moet € 3.375,00 aan de vader betalen
2.3.
De dochter heeft erkend dat zij nog een bedrag van € 2.200,00 aan geleend geld aan de vader moet terugbetalen. Daarnaast heeft de dochter tijdens de zitting erkend een bedrag van € 750,00 aan huurachterstand verschuldigd te zijn en heeft zij onvoldoende gemotiveerd betwist dat zij daarnaast ook nog een bedrag van € 425,00 aan huurachterstand moet betalen. Tijdens de zitting heeft de dochter gezegd dat zij nog zou moeten uitzoeken of zij het bedrag van € 425,00 over de maand januari 2022 aan de vader heeft betaald, maar dat had zij voorafgaand aan de zitting al moeten doen. Het totaal van deze bedragen à € 3.375,00 moet de dochter aan de vader betalen. Daar staat voor wat betreft de huurachterstand - anders dan de dochter heeft aangevoerd - het bepaalde in artikel 6:15 lid 2 BW niet aan in de weg. De vader is in gemeenschap van goederen getrouwd en de vordering op de dochter is een goed dat tot de gemeenschap behoort. De vader is zelfstandig bevoegd tot bestuur van goederen die tot de gemeenschap behoren, daaronder begrepen het innen van een vordering zoals deze (artikelen 1:97 lid 1 en 90 lid 2 BW).
2.4.
Voor het overige worden de eisen van de vader afgewezen. De vader heeft zelf op enig moment aan de dochter bevestigd dat zij nog slechts € 2.200,00 van de lening moest terugbetalen. Daarmee heeft de vader afstand gedaan van de rest van de vordering; dat betekent dat het bedrag dan niet ineens weer met € 2.000,00 kan worden verhoogd. Verder heeft de dochter de reparatie-, schoonmaak- en opslagkosten gemotiveerd weersproken. De vader had die kosten daarom nader (met stukken) moeten onderbouwen, maar dat heeft hij niet gedaan. Hij heeft - samengevat weergegeven - volstaan met de toelichting dat hij een aantal zaken in de woning waar de dochter een kamer in huurde moest repareren en/of schoonmaken en dat hij een aantal spullen van de dochter heeft opgeslagen. Daaruit blijkt echter niet op grond waarvan de dochter daar een vergoeding voor verschuldigd is en waar de door de vader geëiste vergoeding dan precies op is gebaseerd.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen
2.5.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen. De vader heeft pas recht op een vergoeding als een brief is gestuurd waarin de dochter de kans heeft gekregen om binnen vijftien dagen na ontvangst van de brief alsnog zonder extra kosten te betalen (artikel 6:96 lid 6 BW). De vader heeft weliswaar zo’n brief aan de dochter laten sturen, maar die brief vermeldt een hogere hoofdsom dan op dat moment toewijsbaar was en dan in deze zaak wordt toegewezen. De brief voldoet daarom niet aan de wet.
De rente wordt ook afgewezen
2.6.
De vader eist betaling van een bedrag van € 29,67 aan rente. Dit gedeelte van de eis wordt afgewezen. De vader heeft namelijk niet gesteld waarom de dochter rente zou zijn verschuldigd, waarover de geëiste rente is berekend en welk rentepercentage is gehanteerd.
De vader moet de spullen van de dochter aan haar afgeven
2.7.
De kantonrechter begrijpt het standpunt van de vader zo, dat hij de spullen van de dochter onder zich houdt totdat zij zijn vordering volledig heeft voldaan. De vader doet dus een beroep op een retentierecht zoals bedoeld in artikel 3:290 BW. Het doel van een retentierecht is om druk uit te oefenen om zo nakoming van een vordering af te dwingen. Omdat de dochter wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag dat zij verschuldigd is, heeft de vader geen belang meer bij het uitoefenen van enig retentierecht, als hij al zo’n retentierecht zou hebben.
2.8.
De vader moet de spullen van de dochter dus aan haar afgeven. De lijst die de dochter als bijlage 7 bij haar antwoord in het geding heeft gebracht, bevat betrekkelijk vage omschrijvingen van de spullen die zij van de vader overhandigd wil krijgen. Voor partijen is echter kennelijk duidelijk welke spullen precies worden bedoeld, aangezien de vader tijdens de zitting heeft verklaard dat alle op de lijst van de dochter genoemde spullen in zijn woning staan. De kantonrechter gaat er dan ook vanuit dat de vader op basis van de lijst in staat is om alle spullen te overhandigen. Daarom veroordeelt de kantonrechter de vader onder de beslissing om de spullen die op de lijst staan aan de dochter te overhandigen. De kantonrechter geeft de vader daar een termijn voor van twee weken na betekening van dit vonnis. Als de spullen dan nog niet door de dochter zijn opgehaald door een omstandigheid die voor rekening en risico van de vader komt, moet de vader een dwangsom van € 100,00 betalen voor iedere dag dat de dochter de spullen later kan komen ophalen. De dwangsom wordt gelet op de totale waarde van alle spullen gemaximeerd op € 5.000,00.
De proceskosten
2.9.
De proceskosten in conventie en in reconventie worden gecompenseerd, omdat partijen familie van elkaar zijn.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
3.1.
veroordeelt de dochter om aan de vader te betalen € 3.375,00;
in reconventie
3.2.
veroordeelt de vader om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de spullen die zijn genoemd in bijlage 7 bij de conclusie van antwoord in conventie, tevens van eis in reconventie aan de dochter af te geven, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat hiertoe niet wordt overgegaan door een omstandigheid die voor rekening en risico van de vader komt, met dien verstande dat de vader maximaal € 5.000,00 aan dwangsommen kan verbeuren;
in conventie en in reconventie
3.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
38671