ECLI:NL:RBROT:2023:10821

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
10-067274-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereidingshandelingen van een plofkraak en het voorhanden hebben van explosieven

Op 9 november 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor een plofkraak en het voorhanden hebben van explosieven. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte samen met anderen op of omstreeks 6 maart 2023 in Vlaardingen betrokken was bij de voorbereiding van een plofkraak. De verdachte had explosieve stoffen, waaronder een zogenaamde pizzaschuif en flitspoeder, voorhanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn betrokkenheid bij de voorbereidingen, een reëel gevaar voor levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor anderen heeft gecreëerd. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank weegt daarbij de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee. De verdachte is eerder veroordeeld voor een strafbaar feit uit de Wet wapens en munitie, wat de rechtbank in haar beslissing heeft meegenomen. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf omgezet in jeugddetentie, omdat de verdachte de voorwaarden van die straf had geschonden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-067274-23
Parketnummer vordering TUL: 10-259803-20
Datum uitspraak: 9 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te Curaçao op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het:
[detentieadres01] ,
raadsman mr. J.E.F.K. Liauw, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 oktober 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10-259803-20, omgezet in een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Er bevindt zich te weinig in het dossier om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking en om te kunnen vaststellen dat de verdachte de explosieven voorhanden heeft gehad. Ook kan niet worden vastgesteld dat er levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is geweest omdat de plofkraak zou worden gezet bij een geldautomaat waar in de nabije omgeving geen woningen stonden.
4.1.2.
Beoordeling
Uit het procesdossier en wat is besproken tijdens de zitting blijkt het volgende. De medeverdachten [medeverdachte01] en [medeverdachte02] hebben bekend rondom 6 maart 2023 in Vlaardingen samen met anderen een plofkraak te hebben voorbereid. Ter voorbereiding van deze plofkraak waren explosieve stoffen in de woning van [medeverdachte01] voorhanden, te weten een metalen plaat (een zogenaamde pizzaschuif) en een wit plastic doosje met flitspoeder allebei met een zichtbaar lont eraan bevestigd. Deze explosieven zijn nadien aangetroffen in de omgeving van de woning in een witte bestelbus, waarin de spullen vanuit de woning van [medeverdachte01] waren geplaatst. In de bestelbus zijn ook een scooter zonder kentekenplaat, handschoenen, bivakmutsen en een zwarte sporttas met daarin een moker en een breekijzer aangetroffen. Na een melding dat vier mannen een scooter in een bestelbusje aan het inladen waren, zijn de verdachte (met in zijn jaszak een zwarte bivakmuts), [medeverdachte02] , [medeverdachte03] en [medeverdachte04] (met in zijn jaszak zwarte handschoenen en een aansteker en geheel in het zwart gekleed) in de nacht van 6 maart 2023 vlakbij de bestelbus aangehouden.
De rol van de verdachte
De verdachte is over deze plofkraak benaderd. De verdachte heeft hiermee ingestemd en is op de avond dat de plofkraak zou worden gezet samen met [medeverdachte03] en [medeverdachte04] naar de woning van [medeverdachte01] gegaan. [medeverdachte02] was daar al eerder. Dit wordt ondersteund door onderzoek aan de inhoud van inbeslaggenomen telefoontoestellen van meerdere verdachten. Uit de verklaringen van [medeverdachte01] en [medeverdachte02] kan worden afgeleid dat de feitelijke plofkraak door de verdachte, [medeverdachte04] en [medeverdachte03] zou worden gezet (twee personen op de scooter en een derde als uitkijk). Dit wordt ook ondersteund door het feit dat [medeverdachte04] geheel in het donker was gekleed en hij onder andere een paar zwarte handschoenen en een aansteker bij zich had en door het feit dat de verdachte een bivakmuts bij zich had en later in het politievoertuig nog heeft geprobeerd een paar handschoenen weg te maken. Dergelijke kleding is immers bij uitstek geschikt om in het donker onherkenbaar te blijven bij het plegen van een dergelijk misdrijf.
Uit de verklaringen van [medeverdachte01] en [medeverdachte02] volgt ook dat [medeverdachte01] met de witte bestelbus die avond nog een voorverkenning met de verdachte en [medeverdachte04] heeft gedaan, zodat zij goed op de hoogte zouden zijn van de route naar de plaats waar de plofkraak plaats zou moeten vinden. Nadat het [medeverdachte01] te heet onder de voeten was geworden omdat er ruzie was ontstaan en de buurman onwenselijk veel aandacht voor het huis van [medeverdachte01] leek te hebben, heeft [medeverdachte01] de verdachte, [medeverdachte02] , [medeverdachte03] en [medeverdachte04] , en alle voor de plofkraak benodigde spullen, de explosieven, de zwarte tas met inhoud en de scooter uit zijn huis gezet.
Uit de meldingen van buurtbewoners bij de politie volgt dat vier mannen een scooter en spullen in een bestelbusje aan het inladen waren. Uit het aantreffen van de verdachte en zijn drie medeverdachten bij die bestelbus leidt de rechtbank af dat de verdachte ook toen nog steeds betrokken was bij het inladen van de spullen in die bus en de verdere voorbereiding van de plofkraak.
Op basis van dit alles stelt de rechtbank vast dat de verdachte samen met anderen een plofkraak als tenlastegelegd heeft voorbereid. Een plofkraak kan bezwaarlijk zonder explosieven plaatsvinden. Uit de verklaringen van [medeverdachte01] en [medeverdachte02] volgt ook dat deze explosieven daadwerkelijk in de woning aanwezig zijn geweest, waar ook de verdachte binnen is geweest en volgt ook dat deze explosieven daarna in aanwezigheid van de verdachte in de bus zijn geladen. Gelet op dat alles kan de verdachte worden verondersteld van de aanwezigheid van explosieven op de hoogte te zijn geweest. Het ter zake strekkende verweer wordt dan ook verworpen.
Levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander
Uit het dossier blijkt ten aanzien van het tenlastegelegde levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander nog het volgende.
De ter plaatse gekomen Teamleider Explosieven Veiligheid heeft de explosieven in de bestelbus onderzocht en geconstateerd dat het om een zogenaamde pizzaschuif ging, een explosief om de geldlade van geldautomaten op te blazen. De inhoud van een pizzaschuif bestaat meestal uit flitspoeder of tatp. Deze stoffen zijn zeer gevoelig op ontbranding, hoogst explosief, zeer gevoelig voor statische elektriciteit en zeer instabiel. Deze stoffen kunnen bij een kleine schok of wrijving tot ontbranding komen en kunnen door scherfwerking vermoedelijk tot 50 meter tot zwaar lichamelijk letsel dan wel de dood van personen tot gevolg hebben. Ook in het witte plastic doosje blijkt dit flitspoeder te zitten.
De explosieven zijn ook onderzocht door het NFI. Het blijkt inderdaad te gaan om een ‘pyrotechnisch mengsel op basis van hoofdzakelijk kaliumperchloraat, aluminium en zwavel’, dat wordt getypeerd als flitspoeder. Het NFI merkt daarbij op dat flitspoeder gevoelig is voor (onbedoelde) ontsteking door bijvoorbeeld vuur, hitte, een vonk of wrijving. Al bij geringe opsluiting zal het ontsteken van flitspoeder leiden tot een explosieve verbranding.
Anders dan de verdediging stelt is de rechtbank van oordeel dat bij de (voorbereiding van de) plofkraak wel levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is of zou zijn geweest. Uit het hiervoor genoemde onderzoek van het NFI in combinatie met de bevindingen van de Teamleider Explosieven Veiligheid blijkt voldoende dat het flitspoeder zeer gevoelig is voor onbedoelde ontsteking, al bij geringe opsluiting zal leiden tot een explosieve verbranding en bij een kleine schok of wrijving tot ontbranding kan komen, en door scherfwerking tot een afstand van 50 meter tot zwaar lichamelijk letsel dan wel de dood van personen tot gevolg kan hebben. Dat gevaar is er dus niet alleen bij het plegen van de plofkraak zelf, maar ook bij het in huis hebben van die explosieven en het vervoeren daarvan (zoals op weg naar de bestelbus is gedaan en op weg naar de plofkraak zou zijn gedaan).
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen en het voorhanden hebben van explosieven. Gelet op ieders taakverdeling was daarbij sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Bewezen is dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde en het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde en het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
feit 1
hij op of omstreeks 6 maart 2023 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het medeplegen van de in artikel 157 eerste lid van het Wetboek van Strafecht omschreven ontploffing in een geldautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten is, opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en vervoermiddelen, te weten een moker, breekijzer, een metalen plaat (zogenaamde pizzaschuif) en een plastic doosje bevattende flitspoeder , een (vlucht)scooter, een bestelbus en bivakmutsen bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en voorhanden heeft gehad;
feit 2
hij op of omstreeks 6 maart 2023 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met anderen, een voorwerp van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een metalen plaat (zogenaamde pizzaschuif) en een plastic doosje
bevattende flitspoeder
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
medeplegen van voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een voorwerp van categorie II, onderdeel 7º.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte is betrokken geweest bij de voorbereiding van een plofkraak, waarvoor hij - samen met de medeverdachten - twee explosieven voorhanden heeft gehad. Zoals hiervoor is overwogen, gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte een van de uitvoerders zou zijn. Een plofkraak zorgt voor veel onrust en schade bij omwonenden en in de samenleving. Dat geldt des te meer in een stad als Rotterdam, die wordt geteisterd door explosieven. Bij een plofkraak wordt doorgaans een grote ravage aangericht. Dat het risico bestaat dat personen gewond - of erger - raken, wordt daarbij op de koop toegenomen. In dit geval was dat risico zeer reëel. Er is gebruik gemaakt van flitspoeder. Dat is zeer explosief. De explosieven zijn bewaard in een woning in een woonwijk, zijn vervolgens verplaatst en in een bestelbus gelegd. Een klein ongeluk had hierbij grote gevolgen kunnen hebben. De verdachte heeft zich daar in het geheel niet om bekommerd. Daarnaast waren de voorbereidingen voor de plofkraak vergevorderd. Dat het plan niet is uitgevoerd, is enkel te danken aan de opmerkzaamheid van buurtbewoners en het snelle ingrijpen van de politie.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit uit de Wet wapens en munitie.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding. De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient als stok achter de deur om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 27 januari 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van opzetheling veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uur voorwaardelijk subsidiair 30 dagen jeugddetentie, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 10 februari 2021.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft verzocht om – indien de voorwaardelijke straf ten uitvoer wordt gelegd – deze niet om te zetten in een gevangenisstraf.
8.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf. Gelet op de straf die de rechtbank oplegt, zal de taakstraf worden omgezet in de jeugddetentie voor de duur van 30 dagen. Nu de verdachte, gelet op zijn leeftijd en naar het oordeel van de rechtbank, niet meer voor jeugddetentie in aanmerking komt, gelast de rechtbank dat deze jeugddetentie ten uitvoer zal worden gelegd als gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 46, 47, 55 en 157 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde en het onder feit 2 ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 60 uren, van de bij vonnis van 27 januari 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde taakstraf;
bepaalt dat deze taakstraf wordt omgezet in de jeugddetentie voor de duur van 30 dagen;
gelast dat deze jeugddetentie ten uitvoer zal worden gelegd als gevangenisstraf, nu de veroordeelde gelet op zijn leeftijd en naar het oordeel van de rechtbank niet meer voor jeugddetentie in aanmerking komt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en J. van de Klashorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.F. Meekhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 6 maart 2023 te Vlaardingen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving
een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten het medeplegen van de in artikel 157 eerste lid van het Wetboek van
Strafecht omschreven brandstichting en/of ontploffing (in een geldautomaat),
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten is,
opzettelijk
voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten
een of meerdere moker(s), breekijzer(s), een metalen plaat (zogenaamde
pizzaschuif) en/of een plastic doosje bevattende flitspoeder en/of tatp, althans een
vooralsnog onbekende explosieve stof, een (vlucht)scooter, een bestelbus en/of
bivakmuts(en)
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of
voorhanden heeft gehad
( art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 6 maart 2023 te Vlaardingen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorwerp
van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie,
te weten een metalen plaat (zogenaamde pizzaschuif) en/of een plastic doosje
bevattende flitspoeder en/of tatp, althans een vooralsnog onbekende explosieve
stof,
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door
vuur of door middel van ontploffing
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )