ECLI:NL:RBROT:2023:10822

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
10-067025-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereidingshandelingen van een plofkraak en het voorhanden hebben van explosieven

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 9 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren op Curaçao, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor een plofkraak en het voorhanden hebben van explosieven. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte samen met anderen op 6 maart 2023 in Vlaardingen betrokken was bij de voorbereiding van een plofkraak, waarbij explosieven zoals flitspoeder en een zogenaamde pizzaschuif voorhanden waren. De verdachte werd op de avond van de plofkraak aangehouden, terwijl hij zich in de nabijheid van een bestelbus bevond waarin explosieven en andere voorwerpen waren aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de explosieven en dat hij een actieve rol speelde in de voorbereidingen voor de plofkraak. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het gevaar dat de explosieven met zich meebrachten voor de omgeving. De verdachte had geen strafblad, maar de rechtbank vond het noodzakelijk om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gezien de ernst van de feiten en de risico's voor de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-067025-23
Datum uitspraak: 9 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01]
geboren te Curaçao op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01], [postcode01] te [plaats01] ,
raadsman mr. G.A.S. Maduro, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 oktober 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte opzet had op het voorbereiden van het beoogde feit en dat hij wist dat de in de tenlastelegging omschreven middelen bestemd waren tot het begaan van dat misdrijf. De verdachte wist niet van de (verboden) voorwerpen en had daar geen beschikking over. Daarnaast kan niet van medeplegen worden gesproken.
4.1.2.
Beoordeling
Uit het procesdossier en wat is besproken tijdens de zitting blijkt het volgende. De medeverdachten [medeverdachte01] en [medeverdachte02] hebben bekend rondom 6 maart 2023 in Vlaardingen samen met anderen een plofkraak te hebben voorbereid. Ter voorbereiding van deze plofkraak waren explosieve stoffen in de woning van [medeverdachte01] voorhanden, te weten een metalen plaat (een zogenaamde pizzaschuif) en een wit plastic doosje met flitspoeder allebei met een zichtbaar lont eraan bevestigd. Deze explosieven zijn nadien aangetroffen in de omgeving van de woning in een witte bestelbus, waarin de spullen vanuit de woning van [medeverdachte01] waren geplaatst. In de bestelbus zijn ook een scooter zonder kentekenplaat, handschoenen, bivakmutsen en een zwarte sporttas met daarin een moker en een breekijzer aangetroffen. Na een melding dat vier mannen een scooter in een bestelbusje aan het inladen waren, zijn de verdachte (met in zijn jaszak zwarte handschoenen en een aansteker en geheel in het zwart gekleed), [medeverdachte02] , [medeverdachte03] (met in zijn jaszak een zwarte bivakmuts) en [medeverdachte04] in de nacht van 6 maart 2023 vlakbij de bestelbus aangehouden.
De rol van de verdachte
De verdachte is over deze plofkraak benaderd. De verdachte heeft hiermee ingestemd en is op de avond dat de plofkraak zou worden gezet samen met [medeverdachte03] en [medeverdachte04] naar de woning van [medeverdachte01] gegaan. [medeverdachte02] was daar al eerder. Dit wordt ondersteund door onderzoek aan de inhoud van inbeslaggenomen telefoontoestellen van meerdere verdachten. Uit de verklaringen van [medeverdachte01] en [medeverdachte02] kan worden afgeleid dat de feitelijke plofkraak door de verdachte, [medeverdachte03] en [medeverdachte04] zou worden gezet (twee personen op de scooter en een derde als uitkijk). Dit wordt ook ondersteund door het feit dat de verdachte geheel in het donker was gekleed en hij onder andere een paar zwarte handschoenen en een aansteker bij zich had en door het feit dat [medeverdachte03] een bivakmuts bij zich had en later in het politievoertuig nog heeft geprobeerd een paar handschoenen weg te maken. Dergelijke kleding is immers bij uitstek geschikt om in het donker onherkenbaar te blijven bij het plegen van een dergelijk misdrijf.
Uit de verklaringen van [medeverdachte01] en [medeverdachte02] volgt ook dat [medeverdachte01] met de witte bestelbus die avond nog een voorverkenning met de verdachte en [medeverdachte03] heeft gedaan, zodat zij goed op de hoogte zouden zijn van de route naar de plaats waar de plofkraak plaats zou moeten vinden. Nadat het [medeverdachte01] te heet onder de voeten was geworden omdat er ruzie was ontstaan en de buurman onwenselijk veel aandacht voor het huis van [medeverdachte01] leek te hebben, heeft [medeverdachte01] de verdachte, [medeverdachte02] , [medeverdachte03] en [medeverdachte04] , en alle voor de plofkraak benodigde spullen, de explosieven, de zwarte tas met inhoud en de scooter uit zijn huis gezet.
Uit de meldingen van buurtbewoners bij de politie volgt dat vier mannen een scooter en spullen in een bestelbusje aan het inladen waren. Uit het aantreffen van de verdachte en zijn drie medeverdachten bij die bestelbus leidt de rechtbank af dat de verdachte ook toen nog steeds betrokken was bij het inladen van de spullen in die bus en de verdere voorbereiding van de plofkraak.
Op basis van dit alles stelt de rechtbank vast dat de verdachte samen met anderen een plofkraak als tenlastegelegd heeft voorbereid. Een plofkraak kan bezwaarlijk zonder explosieven plaatsvinden. Uit de verklaringen van [medeverdachte01] en [medeverdachte02] volgt ook dat deze explosieven daadwerkelijk in de woning aanwezig zijn geweest, waar ook de verdachte binnen is geweest en volgt dat deze explosieven daarna in aanwezigheid van de verdachte in de bus zijn geladen. Gelet op dat alles kan de verdachte worden verondersteld van de aanwezigheid van explosieven op de hoogte te zijn geweest. Het ter zake strekkende verweer wordt dan ook verworpen.
Levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander
Uit het dossier blijkt ten aanzien van het tenlastegelegde levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander nog het volgende. De ter plaatse gekomen Teamleider Explosieven Veiligheid heeft de explosieven in de bestelbus onderzocht en geconstateerd dat het om een zogenaamde pizzaschuif ging, een explosief om de geldlade van geldautomaten op te blazen. De inhoud van een pizzaschuif bestaat meestal uit flitspoeder of tatp. Deze stoffen zijn zeer gevoelig op ontbranding, hoogst explosief, zeer gevoelig voor statische elektriciteit en zeer instabiel. Deze stoffen kunnen bij een kleine schok of wrijving tot ontbranding komen en kunnen door scherfwerking vermoedelijk tot 50 meter tot zwaar lichamelijk letsel dan wel de dood van personen tot gevolg hebben. Ook in het witte plastic doosje blijkt dit flitspoeder te zitten.
De explosieven zijn ook onderzocht door het NFI. Het blijkt inderdaad te gaan om een ‘pyrotechnisch mengsel op basis van hoofdzakelijk kaliumperchloraat, aluminium en zwavel’, dat wordt getypeerd als flitspoeder. Het NFI merkt daarbij op dat flitspoeder gevoelig is voor (onbedoelde) ontsteking door bijvoorbeeld vuur, hitte, een vonk of wrijving. Al bij geringe opsluiting zal het ontsteken van flitspoeder leiden tot een explosieve verbranding.
Anders dan de verdediging stelt is de rechtbank van oordeel dat bij de (voorbereiding van de) plofkraak wel levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is of zou zijn geweest. Uit het hiervoor genoemde onderzoek van het NFI in combinatie met de bevindingen van de Teamleider Explosieven Veiligheid blijkt voldoende dat het flitspoeder zeer gevoelig is voor onbedoelde ontsteking, al bij geringe opsluiting zal leiden tot een explosieve verbranding en bij een kleine schok of wrijving tot ontbranding kan komen, en door scherfwerking tot een afstand van 50 meter tot zwaar lichamelijk letsel dan wel de dood van personen tot gevolg kan hebben. Dat gevaar is er dus niet alleen bij het plegen van de plofkraak zelf, maar ook bij het in huis hebben van die explosieven en het vervoeren daarvan (zoals op weg naar de bestelbus is gedaan en op weg naar de plofkraak zou zijn gedaan).
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen en het voorhanden hebben van explosieven. Gelet op ieders taakverdeling was daarbij sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Bewezen is dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde en het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde en het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
feit 1
hij op of omstreeks 6 maart 2023 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het medeplegen van de in artikel 157 eerste lid van het Wetboek van Strafecht omschreven ontploffing in een geldautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten is, opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en vervoermiddelen, te weten een moker, breekijzer, een metalen plaat (zogenaamde pizzaschuif) en een plastic doosje bevattende flitspoeder , een (vlucht)scooter, een bestelbus en bivakmutsen bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en voorhanden heeft gehad;
feit 2
hij op of omstreeks 6 maart 2023 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met anderen, een voorwerp van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een metalen plaat (zogenaamde pizzaschuif) en een plastic doosje
bevattende flitspoeder
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
medeplegen van voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een voorwerp van categorie II, onderdeel 7º.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte is betrokken geweest bij de voorbereiding van een plofkraak, waarvoor hij - samen met de medeverdachten - twee explosieven voorhanden heeft gehad. Zoals hiervoor is overwogen, gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte een van de uitvoerders zou zijn. Een plofkraak zorgt voor veel onrust en schade bij omwonenden en in de samenleving. Dat geldt des te meer in een stad als Rotterdam, die wordt geteisterd door explosieven. Bij een plofkraak wordt doorgaans een grote ravage aangericht. Dat het risico bestaat dat personen gewond - of erger - raken, wordt daarbij op de koop toegenomen. In dit geval was dat risico zeer reëel. Er is gebruik gemaakt van flitspoeder. Dat is zeer explosief. De explosieven zijn bewaard in een woning in een woonwijk, zijn vervolgens verplaatst en in een bestelbus gelegd. Een klein ongeluk had hierbij grote gevolgen kunnen hebben. De verdachte heeft zich daar in het geheel niet om bekommerd. Daarnaast waren de voorbereidingen voor de plofkraak vergevorderd. Dat het plan niet is uitgevoerd, is enkel te danken aan de opmerkzaamheid van buurtbewoners en het snelle ingrijpen van de politie.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 september 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. Hiervoor bestaat gelet op de ernst van de feiten echter geen aanleiding. De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient als stok achter deur om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerpen

Onder de verdachte is in beslag genomen een telefoontoestel van het merk Motorola.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen telefoontoestel zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. Uit onderzoek aan de telefoon is niet gebleken van enig verband tussen de bewezen feiten en de telefoon. Zo is niet gebleken dat de bewezen feiten met behulp van dit voorwerp is begaan, dat het door middel van een strafbaar feit is verkregen of dat het telefoontoestel tot het begaan van de bewezen feiten is vervaardigd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 46, 47, 55 en 157 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde en het onder feit 2 ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van: het telefoontoestel, van het merk Motorola.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en J. van de Klashorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.F. Meekhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 6 maart 2023 te Vlaardingen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving
een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten het medeplegen van de in artikel 157 eerste lid van het Wetboek van
Strafecht omschreven brandstichting en/of ontploffing (in een geldautomaat),
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten is,
opzettelijk
voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten
een of meerdere moker(s), breekijzer(s), een metalen plaat (zogenaamde
pizzaschuif) en/of een plastic doosje bevattende flitspoeder en/of tatp, althans een
vooralsnog onbekende explosieve stof, een (vlucht)scooter, een bestelbus en/of
bivakmuts(en)
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of
voorhanden heeft gehad
( art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 6 maart 2023 te Vlaardingen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorwerp
van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie,
te weten een metalen plaat (zogenaamde pizzaschuif) en/of een plastic doosje
bevattende flitspoeder en/of tatp, althans een vooralsnog onbekende explosieve
stof,
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door
vuur of door middel van ontploffing
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )