ECLI:NL:RBROT:2023:10918

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
10.042543.23, 10/091734-23 en 10/140745-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermalen gepleegde diefstal van fietsen en oprijplaat met verwerping van beroep op psychische overmacht

Op 18 oktober 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meermalen gepleegde diefstal van fietsen en een oprijplaat. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken. De tenlastelegging omvatte drie dagvaardingnummers, waarbij de verdachte onder andere werd beschuldigd van het stelen van meerdere fietsen in januari 2023 en een oprijplaat in april 2023. De officier van justitie had een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in aanmerking kwam voor de ISD-maatregel, omdat niet aan de wettelijke voorwaarden was voldaan. Het beroep op psychische overmacht werd verworpen, omdat de rechtbank niet aannemelijk achtte dat de verdachte niet in staat was om weerstand te bieden aan de drang om te stelen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat de bewezen feiten diefstal opleverden. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 650,- toegewezen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis werd afgewezen, omdat de voorwaardelijk opgelegde straf al was uitgevoerd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek en eerdere veroordelingen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10.042543.23 (dagvaarding I), 10/091734-23 (dagvaarding II) en 10/140745-23 (dagvaarding III) (ttz. gev.)
Parketnummer vordering TUL VV: 10/191622-22
Datum uitspraak: 18 oktober 2023
Tegenspraak (gemachtigd raadsman)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres01] [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. J.J.A. Bosch, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 oktober 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.K. Nanhkoesingh heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het op dagvaarding I, dagvaarding II en dagvaarding III ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, en een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer
10/191622-22.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van diefstal van de fietsen van aangeefsters [aangeefster01] en [aangeefster02] (ten laste gelegd op dagvaarding II) wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.1.2.
Beoordeling
Over de diefstal van de fiets van aangeefster [aangeefster03] (ten laste gelegd op dagvaarding I) heeft de verdachte bij de politie verklaard dat het wel zou kunnen dat hij rijdend op de gestolen groene Cortina fiets op de foto van getuige [getuige01] te zien is. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij dacht dat hij de fiets had “geleend” en vervolgens had verkocht. In het proces-verbaal van bevindingen met nummer [proces-verbaalnummer01] heeft de verbalisant opgetekend dat hij de verdachte rijdend op de gestolen fiets op de foto’s van getuige [getuige01] heeft herkend. Ook heeft de verbalisant opgetekend dat hij de verdachte heeft herkend op de camerabeelden van [naam complex01] van 19 augustus 2022 waarop een persoon te zien is die met een grijsgroene fiets van het merk Cortina de fietsenstalling verlaat. Dit maakt dat de rechtbank geen reden heeft om eraan te twijfelen dat de verdachte de fiets van aangeefster [aangeefster03] heeft gestolen. De diefstallen van vier fietsen in januari 2023 zoals tenlastegelegd op dagvaarding II hebben plaatsgevonden op dezelfde locatie, te weten de fietsenstalling van het appartementencomplex [naam complex01] . Van deze fietsendiefstallen bevinden zich aangiftes in het dossier en processen-verbaal waarin verbalisanten hebben opgetekend dat zij de verdachte op de camerabeelden hebben herkend als de persoon die op die beelden fietsen uit de fietsenstalling wegneemt. In onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank ook de diefstal van de fietsen van de aangeefsters [aangeefster01] en [aangeefster02] wettig en overtuigend bewezen.
Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft dan wel de fietsen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking dan wel inklimming. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
De verweren van de verdediging worden verworpen. Het ten laste gelegde op dagvaarding I en dagvaarding III als ook de diefstal van de vier fietsen zoals ten laste gelegd op dagvaarding II, is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
10-042543-23
hij op 1
9augustus 2022 te Rotterdam
een fiets, die aan [slachtoffer01] toebehoorde heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
De tenlastelegging is op verzoek van de officier van justitie met instemming van de raadsman op de zitting door de rechtbank verbeterd gelezen. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
10-091734-23
hij in de periode van 26 januari 2023 tot en
met 31 januari 2023 te Rotterdam,
meerdere fietsen, die aan [slachtoffer02]
en [slachtoffer03] en [slachtoffer04] en [slachtoffer05] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich
wederrechtelijk toe te eigenen;
10-140745-23
hij op 11 april 2023 te Rotterdam,
een oprijplaat, die aan [naam01]
, toebehoorde heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Dagvaarding I
diefstal
Dagvaarding II
diefstal, meermalen gepleegd
Dagvaarding III
diefstal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft een beroep gedaan op psychische overmacht, waardoor de verdachte zou moeten worden ontslagen van rechtsvervolging. De acute stress, veroorzaakt door de noodzaak om aan geld te komen om zijn verslaving te bekostigen, vormt een van buiten komende drang die de verdachte steeds minder beheersbaar kan houden.
6.2.
Beoordeling
De rechtbank acht zich op basis van het stukken, waaronder de rapporten van de reclassering en de toelichting hierop van de deskundige ter terechtzitting, voldoende
voorgelicht om tot een beslissing te kunnen komen.
Voor een geslaagd beroep op psychische overmacht moet sprake zijn van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Op de zitting zijn geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht ter onderbouwing van de gestelde psychische overmacht. Omdat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden, kan het beroep op psychische overmacht niet slagen.
6.3.
Conclusie
De rechtbank verwerpt het beroep op psychische overmacht. Omdat ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, is hij strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich in een periode van acht maanden schuldig gemaakt aan vijf fietsendiefstallen vanuit een fietsenstalling van een appartementencomplex en de diefstal van een oprijplaat. Voor de gedupeerden heeft dit veel overlast en schade veroorzaakt. De verdachte heeft kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin en zich geen rekenschap gegeven van de gevolgen van zijn handelen voor de gedupeerden. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 september 2023, waaruit blijkt dat de verdachte al meermalen is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met een rapport dat Reclassering Nederland over de verdachte heeft opgemaakt, gedateerd 29 augustus 2023. Dit rapport houdt onder meer in dat uit dossierinformatie blijkt dat bij de verdachte sprake is van schizofrenie, verslavingsproblematiek en een vermoedelijke verstandelijke beperking. In de laatste jaren is er sprake van een problematische cocaïneverslaving. Naar inschatting van de zorgverleners is dit de grootste bepalende factor voor het huidige delictgedrag. De verdachte is onverschillig, niet begeleidbaar, komt zijn afspraken niet na, weigert medicatie en verkeert mede daardoor in een continue rand psychotische conditie. Het risico op recidive en het onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. Bij een veroordeling wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd. Er worden geen mogelijkheden gezien om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. Het op 4 november 2022 aan de verdachte opgelegde reclasseringstoezicht werd retour gezonden, omdat de verdachte niet bereikbaar was en dus niet voldeed aan de meldplicht. De leefsituatie, het middelengebruik, de pro-criminele houding en negatieve houding van de verdachte ten opzichte van de huidige hulpverlening, maken dat het terugdringen van de recidivekans alleen kans van slagen heeft als de verdachte klinisch wordt behandeld. Bij een veroordeling wordt een onvoorwaardelijke ISD-maatregel geadviseerd om het patroon te doorbreken.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de aanvullende rapportage die door Reclassering Nederland is uitgebracht, gedateerd 15 september 2023. Dit rapport houdt het volgende in.
De psychiatrisch verpleegkundige staat al enkele jaren in goed behandelcontact met de verdachte. De psychiatrische klachten blijven redelijk gelijk. De verdachte ontvangt antipsychotica in depotvorm en aanvullende medicatie. Het drugsgebruik van de verdachte is nog niet zozeer een aandachtspunt binnen de behandeling geweest. Er loopt een zorgmachtiging tot 2024.
[naam02] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, is op de zitting als deskundige gehoord. Het advies tot oplegging van de ISD-maatregel wordt gehandhaafd. Oplegging van een voorwaardelijke straf met oplegging van bijzondere voorwaarden heeft een te vrijblijvend karakter, gelet op de ernst van de verslavingsproblematiek en het verloop van het eerder opgelegde toezicht. Er zijn eerder verschillende behandelpogingen ondernomen, maar die zijn niet toereikend gebleken. De verdachte zou baat hebben bij een detox-behandeling, waarna het psychiatrisch beeld kan stabiliseren. Vervolgens kan worden gewerkt aan de verslavingsproblematiek. Het is echter maar de vraag of de verdachte hiervoor voldoende gemotiveerd is.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De reclassering heeft oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel geadviseerd.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd. De ISD-maatregel is zeer ingrijpend en artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht verbindt daar dan ook strenge voorwaarden aan. Een van deze eisen is dat de verdachte in de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf is veroordeeld en dat de desbetreffende vonnissen onherroepelijk zijn. Ook is vereist dat de onderhavige feiten zijn begaan na volledige tenuitvoerlegging van deze straffen en/of maatregelen. Gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 29 september 2023 is aan die laatste voorwaarde niet voldaan. Nu niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van de ISD-maatregel, zal de rechtbank deze maatregel niet opleggen.
Omdat de verdachte al meermalen is veroordeeld voor vermogensdelicten, acht de rechtbank het opleggen van een taakstraf, zoals gevorderd door de officier van justitie, niet opportuun. De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat het taakstrafverbod van toepassing is.
Gelet op het voorgaande kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de justitiële documentatie van de verdachte en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Nu er door de reclassering geen mogelijkheden worden gezien om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen, zal de rechtbank geen (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden opleggen. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes weken passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij01] ter zake van het op dagvaarding II (parketnummer 10-091734-23) ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 716,27 aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de vordering, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De materiële schade is voldoende onderbouwd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot vergoeding van materiële schade gelet op de bepleite vrijspraak dient te worden afgewezen. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de schade onvoldoende is onderbouwd, zodat de vordering ook om die reden moet worden afgewezen.
8.3.
Beoordeling
Het verzoek betreffend geleden materiële schade, is opgebouwd uit de volgende posten:
Fiets (€ 525,-)
Slot (€ 109,-)
Kinderzitje (€ 82,27)
De benadeelde partij heeft de vordering onderbouwd met een bevestigd betaalverzoek (“tikkie”) met onderwerp “Bike” voor een bedrag van € 525,-,- en twee facturen van Bol.com voor € 109,- voor een vouwslot respectievelijk € 82,27 voor een fietsstoeltje.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit op dagvaarding II rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De geleden schade is voldoende onderbouwd en door de verdediging niet (voldoende gemotiveerd) weersproken.
De vordering is daarom voor toewijzing vatbaar. Nu het schade betreft in de vorm van een in januari 2022 aangeschafte tweedehands fiets met daarbij behorende onderdelen, zal de schade naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 650,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 januari 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 650,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 1 augustus 2022 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van opzetheling, meermalen gepleegd, veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 15 augustus 2022.
9.2.
Standpunt officier van justitie en standpunt verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging. De verdediging heeft zich ook op het standpunt gesteld dat de vordering tenuitvoerlegging moet worden afgewezen.
9.3.
Beoordeling
De rechtbank zal het openbaar ministerie in de vordering tot tenuitvoerlegging nietontvankelijk verklaren, nu een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 september 2023 blijkt dat deze voorwaardelijk opgelegde straf reeds ten uitvoer is gelegd in de strafzaak met parketnummer 10/214968-22.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de op dagvaarding I, dagvaarding II en dagvaarding III ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] te betalen een bedrag van
€ 650,- (zegge: zeshonderdvijftig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 650,-(hoofdsom,
zegge: zeshonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 650,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
13 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 10/191622-22.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.M. Ketelaar, voorzitter,
en mrs. K.Th. van Barneveld en M.J.M. van Beckhoven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 18 oktober 2023.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10-042543-23
hij op of omstreeks 16 augustus 2022 te Rotterdam
een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk
geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
10-091734-23
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 januari 2023 tot en
met 31 januari 2023 te Rotterdam,
meerdere fietsen, in elk geval enige goederen, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer02]
en/of [slachtoffer03] en/of [slachtoffer04] en/of [slachtoffer05] , in elk geval aan
een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
10-140745-23
hij op of omstreeks 11 april 2023 te Rotterdam,
een oprijplaat, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam01]
, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.