ECLI:NL:RBROT:2023:11064

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
FT EA 23/1011 / FT EA 23/1012
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een voorlopige voorziening in het kader van een huurconflict met betrekking tot ontruiming

In deze zaak heeft verzoeker op 17 oktober 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. Dit volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank van 20 januari 2023, waarin de huurovereenkomst tussen verzoeker en verweerster, Stichting Woonbron, werd ontbonden. Verweerster had op 24 mei 2023 de ontruiming van de woning aangezegd, en op 17 augustus 2023 werd een moratorium van zes maanden afgegeven, op voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig werden voldaan. Verzoeker heeft echter de huur voor augustus, september en oktober 2023 niet volledig betaald, wat leidde tot de conclusie dat het moratorium was vervallen. Verzoeker heeft ter zitting erkend dat dit zijn laatste kans is om zijn woning te behouden en heeft een bewijs van betaling voor november 2023 overgelegd. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en verweerster afgewogen en besloten om een tweede moratorium toe te wijzen, maar voor een kortere termijn dan verzocht, met voorwaarden. De rechtbank heeft verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort tot 17 februari 2024, mits de huurtermijnen tijdig worden voldaan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 30 oktober 2023
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 17 oktober 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 17 oktober 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 30 oktober 2023.
Ter zitting van 23 oktober 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer M.M. Draër, werkzaam bij kredietbank Rotterdam (hierna: SHV)
  • de heer D. de Waard, werkzaam bij Flanderijn Gerechtsdeurwaarders, namens Stichting Woonbron, gevestigd te Rotterdam (hierna: verweerster).
De heer D. de Waard, werkzaam bij Flanderijn, heeft namens verweerster voorafgaand aan de zitting aan de rechtbank een verweerschrift toegezonden.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.De feiten

Bij vonnis van 20 januari 2023 heeft de kantonrechter de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden. Verweerster heeft vervolgens middels een deurwaarderexploot van 24 mei 2023 de ontruiming van de woning per 21 juni 2023 aangezegd.
Bij vonnis van 17 augustus 2023 is ex artikel 287b Fw een voorlopige voorziening bij voorraad voor zes maanden afgegeven, waarmee de tenuitvoerlegging van het vonnis van
20 januari 2023 is opgeschort. Daarbij is bepaald dat het moratorium slechts geldt zolang de lopende huurtermijnen gedurende deze zes maanden tijdig worden voldaan.
Verweerster heeft op 10 oktober 2023 wederom de ontruiming van de woning aangezegd. Zij beschouwt het eerder afgegeven moratorium als vervallen, omdat de eerdergenoemde voorwaarde uit het vonnis van 17 augustus 2023 – betreffende het tijdig voldoen van de lopende huurtermijnen – is geschonden. Verweerster heeft de nieuwe ontruimingsdatum bepaald op 18 oktober 2023.
Verzoeker heeft op 17 oktober 2023 opnieuw een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend samen met een verzoekschrift ex artikel 284 Fw.

3.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 20 januari 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Verzoeker heeft op de zitting te kennen gegeven dat hij de huurtermijn over augustus 2023, september 2023 en oktober 2023 niet (volledig) voor de eerste dag van de maand heeft voldaan omdat hij in die periode is gekort op zijn uitkering. Daarnaast heeft verzoeker de afgelopen maanden geen huurtoeslag ontvangen. Het expertiseteam Financiën van de gemeente Rotterdam zal samen met verzoeker contact opnemen met de Belastingdienst om dit probleem op te lossen. Op dit moment heeft verzoeker zich aangemeld voor budgetbeheer en de benodigde stukken ingeleverd. Schuldhulpverlening verwacht dat het budgetbeheer eind november 2023 zal zijn opgestart. De uitkering over de maand oktober 2023 wordt nog rechtstreeks aan verzoeker uitbetaald.
Verzoeker heeft ter zitting erkend dat hem duidelijk is dat dit zijn allerlaatste kans is om zijn woning te behouden. Hij heeft op 25 oktober 2023 een betaalbewijs aan de rechtbank toegezonden, waaruit blijkt dat de huur voor de maand november 2023 is voldaan.

4.Het verweer

Verweerster stelt zich op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen. Zij heeft gesteld dat de lopende huurtermijnen tot en met oktober 2023 niet volledig en niet tijdig zijn betaald. Verzoeker heeft zes maanden zijn huur niet betaald. De huurachterstand bedraagt op dit moment € 3.612,84. Bij vonnis van 17 augustus 2023 was een voorlopige voorziening getroffen voor de duur van zes maanden. Nu verzoeker de voorwaarden van die voorlopige voorziening heeft geschonden – door de huur van augustus 2023, september 2023 en oktober 2023 niet volledig en niet tijdig te voldoen – ontbreekt het verweerster aan vertrouwen dat de lopende huurtermijnen in de toekomst wel tijdig en volledig betaald zullen worden. Daarbij stelt verweerster zich op het standpunt dat de omstandigheden waarin verzoeker thans verkeert, gelijk zijn aan de omstandigheden tijdens de eerste moratoriumzitting in augustus 2023. Er is immers nog geen schuldhulpverleningstraject opgestart. De verhuurder heeft bij bericht van 26 oktober 2023 bevestigd dat de huur voor de maand november 2023 is voldaan.

5.De beoordeling

Verval van het eerste moratorium
Bij de toekenning van het moratorium van 17 augustus 2023 is de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis van 20 januari 2023 opgeschort. Ter waarborging van de belangen van de verhuurder is in het dictum van die uitspraak aan het moratorium de voorwaarde verbonden dat de lopende huurtermijnen tijdig betaald dienen te worden. Tussen partijen is niet in geschil dat verzoeker deze voorwaarde heeft geschonden. Ter zitting is gebleken dat verzoeker de huur van augustus 2023 en september 2023 slechts gedeeltelijk en de huur van oktober 2023 nog niet had voldaan. Daarmee is de op 17 augustus 2023 afgegeven voorziening komen te vervallen.
Toewijzing van het tweede moratorium
Bij de beoordeling van dit tweede moratoriumverzoek wordt vooropgesteld dat artikel 287b Fw zich niet verzet tegen een herhaalde aanvraag. In het vijfde lid van artikel 287b Fw is enkel de eis opgenomen dat een moratorium maximaal voor de duur van zes maanden wordt uitgesproken. Daaruit volgt overigens wel dat bij een tweede moratorium in ieder geval de (reeds verstreken) looptijd van het eerdere moratorium dient te worden betrokken, waarover nog hierna.
De rechtbank zal tegen deze achtergrond het voorliggende verzoek beoordelen.
Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu het eerste moratorium is vervallen, wordt de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van
20 januari 2023 tot ontruiming van de woning niet langer opgeschort. In het verlengde hiervan is door verweerster op 10 oktober opnieuw de ontruiming aangezegd, waarbij is aangekondigd dat verweerster op 18 oktober 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker. Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve sprake van een bedreigende situatie.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 20 januari 2023 ten uitvoer kan leggen.
Omdat het onderhavige verzoek een tweede moratoriumverzoek betreft, terwijl de huurachterstand sinds het eerste moratoriumverzoek is opgelopen, dient naar het oordeel van de rechtbank voorts beoordeeld te worden of de omstandigheden nu dusdanig zijn dat geoordeeld kan worden dat tijdige betaling van de lopende huurtermijnen nu wel voldoende gewaarborgd is en een minnelijke regeling een (relevante) kans van slagen heeft. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Daarbij weegt voor de rechtbank mee dat verzoeker zich heeft aangemeld voor budgetbeheer en met behulp van de gemeente Rotterdam de problematiek rondom de huurtoeslag zal oplossen.
De schuldhulpverlener heeft ter zitting toegezegd dat het minnelijk traject in combinatie met budgetbeheer nu met voortvarendheid zal worden opgepakt. Ontruiming van de woonruimte brengt de situatie waarin verzoeker zich thans, mede door de ondersteuning van schuldhulpverlening, bevindt, in gevaar. Gelet hierop laat de rechtbank het belang van verzoeker zwaarder wegen dan het belang van verweerster.
Nu het eerste moratorium is komen te vervallen en mede gelet op artikel 287b lid 5 Fw ziet de rechtbank aanleiding om het tweede moratorium voor een kortere termijn uit te spreken, in plaats van de verzochte termijn van zes maanden.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

6.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 20 januari 2023 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan [adres], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt tot 17 februari 2024;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening, die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Damsteegt, rechter, en in aanwezigheid van
A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2023.