ECLI:NL:RBROT:2023:11075

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
FT EA 23-459
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de toepassing van de schuldsaneringsregeling met betrekking tot verzoeker na faillissement en herstel van financiële stabiliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 juli 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van een verzoeker tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker had eerder, in december 2020, faillissement aangevraagd, dat in mei 2022 werd opgeheven. De rechtbank heeft de verzoeker op de zitting van 9 juni 2023 gehoord en vastgesteld dat hij in een toestand verkeert waarin hij heeft opgehouden te betalen, en dat er onvoldoende grond is voor afwijzing van het verzoek. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de goede trouw van de verzoeker, met name naar de schulden die zijn ontstaan in de drie jaar voorafgaand aan het verzoek. De verzoeker had schulden aan de belastingdienst en het CJIB, die voortvloeiden uit zijn onderneming. Ondanks het ontbreken van goede trouw, heeft de rechtbank geoordeeld dat de verzoeker zijn omstandigheden onder controle heeft gekregen. Hij heeft zijn alcoholverslaving overwonnen, heeft een fulltime baan gevonden en laat geen nieuwe schulden ontstaan. De rechtbank heeft daarom besloten om de schuldsaneringsregeling toe te wijzen, met een termijn van 18 maanden, en heeft mr. B.A. Cnossen benoemd tot rechter-commissaris. De rechtbank heeft ook een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder toegekend, voor zover de boedel dit toelaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 5 juli 2023
[verzoeker],
[adres],
[woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker is gehoord ter zitting van 9 juni 2023.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoeker verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met betaling van zijn schulden. Er is geen, althans onvoldoende grond gebleken voor afwijzing van het verzoek.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. Voorts dient voldoende aannemelijk te zijn dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
In dit geval heeft de rechtbank in het bijzonder gekeken naar de schulden die zijn ontstaan binnen de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, meer specifiek omzetbelastingschulden en motorrijtuigenbelasting en schulden aan het CJIB. Deze schulden vloeien voort uit de onderneming van verzoeker, [naam bedrijf].
Deze schulden zijn naar hun aard niet te goeder trouw ontstaan, althans onbetaald gelaten, en staan in beginsel aan toelating in de weg.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid, van de Faillissementswet, ondanks het ontbreken van goede trouw, wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat verzoeker de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van de schulden, onder controle heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. Verzoeker is in december 2020 failliet verklaard. Zijn faillissement is in mei 2022 opgeheven. De onderneming van verzoeker is al geruime tijd gestaakt. Uit de overgelegde stukken en de ter zitting gegeven verklaring van verzoeker is verder gebleken dat verzoeker de behandeling voor zijn alcoholverslaving heeft voltooid en dat van die verslaving al meer dan een jaar geen sprake meer is. Bovendien heeft verzoeker een fulltime baan gevonden, waar hij binnenkort zal beginnen en 40 uur in de week zal werken. Ten slotte laat verzoeker geen nieuwe schulden ontstaan en is zijn financiële situatie stabiel.
Verzoeker toont een zeer gemotiveerde indruk en laat zien dat zijn situatie voldoende is gestabiliseerd. Door het vorenstaande is bij de rechtbank het vertrouwen ontstaan dat verzoeker de verplichtingen uit de wettelijke schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoeker in Nederland ligt.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt per de datum van dit vonnis toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats],
voorheen handelend onder de naam [naam bedrijf];
- stelt de termijn van de regeling op 18 maanden, te rekenen vanaf 5 juli 2023, waardoor deze termijn eindigt op 5 januari 2025;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. B.A. Cnossen,
en tot bewindvoerder M. Klarenbeek,
gevestigd [postadres]
;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/19e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van
A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023.