ECLI:NL:RBROT:2023:11086

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
FT EA 23-105
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de toepassing van de schuldsaneringsregeling met betrekking tot de goede trouw van de verzoeker en de beoordeling van zijn financiële situatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 april 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft op 29 maart 2023 een verzoekschrift ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen en dat er onvoldoende grond is voor afwijzing van het verzoek. De beoordeling van de goede trouw van de verzoeker is cruciaal, waarbij de rechtbank rekening houdt met de omstandigheden waaronder de schulden zijn ontstaan.

De rechtbank heeft in het bijzonder gekeken naar een schuld aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, die eind 2019 is ontstaan en een bedrag van € 49.881,43 betreft. De verzoeker heeft impulsief gehandeld door zijn bankgegevens aan onbekenden te geven, wat heeft geleid tot het verlies van geld. Ondanks het ontbreken van goede trouw, heeft de rechtbank geoordeeld dat de verzoeker zijn situatie onder controle heeft gekregen. Hij is in behandeling bij Fivoor voor zijn trauma's en maakt gebruik van budgetbeheer, wat zijn financiële stabiliteit aantoont.

De rechtbank heeft besloten de schuldsaneringsregeling toe te wijzen, onder de voorwaarde dat de verzoeker zijn verplichtingen zal nakomen. De rechter-commissaris is benoemd en er zijn maatregelen getroffen om de financiële situatie van de verzoeker te waarborgen. De rechtbank heeft het vertrouwen dat de verzoeker de schuldsaneringsregeling naar behoren zal naleven, gezien zijn saneringsgezinde houding en de stabiliteit in zijn financiële situatie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer01]
uitspraakdatum: 3 april 2023
[verzoeker01],
[adres01] ,
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker is gehoord ter zitting van 29 maart 2023.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoeker verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met betaling van zijn schulden. Er is geen, althans onvoldoende grond gebleken voor afwijzing van het verzoek.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. Voorts dient voldoende aannemelijk te zijn dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
In dit geval heeft de rechtbank in het bijzonder gekeken naar de schulden aan Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Deze schuld, ontstaan eind 2019, bedraagt in totaal
€ 49.881,43 en ziet op een schuld uit de onderneming van verzoeker. Uit de overgelegde stukken en de verklaring van verzoeker ter zitting is gebleken dat verzoeker destijds impulsief heeft gehandeld. Verzoeker heeft zijn KvK nummer, bankpas en bankrekeningnummer gegeven aan twee mannen. Deze mannen hadden toegezegd dat verzoeker hiermee geld kon verdienen. Vervolgens werd er een bedrag op de rekening van verzoeker gestort en waren de mannen onvindbaar. Ook het bedrag was verdwenen.
Deze schulden zijn naar hun aard niet te goeder trouw ontstaan, althans onbetaald gelaten, en staan in beginsel aan toelating in de weg.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid, van de Faillissementswet, ondanks het ontbreken van goede trouw, wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat verzoeker de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van de schulden, onder controle heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. Verzoeker is zich ervan bewust dat hij in het verleden verkeerde beslissingen heeft genomen. Daarnaast is verzoeker in behandeling bij Fivoor voor zijn trauma’s, hier gaat hij wekelijks heen. Dit blijkt eveneens uit de door verzoeker overgelegde verklaring van [GZ-psycholoog01] , GZ-psycholoog bij Fivoor. Ten slotte maakt verzoeker gebruik van budgetbeheer. Verzoeker heeft tijdens het minnelijk traject geen nieuwe schulden laten ontstaan en is financieel stabiel. Ter zitting is door de schuldhulpverlener verklaard dat het budgetbeheer goed verloopt en dat dit tijdens de regeling kan worden gecontinueerd.
Verzoeker erkent zijn verantwoordelijkheid voor het ontstaan van de schulden en laat zien dat zijn situatie voldoende is gestabiliseerd. Verzoeker toont een saneringsgezinde houding. Door het vorenstaande is bij de rechtbank het vertrouwen ontstaan dat verzoeker de verplichtingen uit de wettelijke schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoeker in Nederland ligt.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker01],
geboren op [geboortedatum01] -1974 te [geboorteplaats01] ,
wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
voorheen handelend onder de naam [handelsnaam01] ;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M.C. Snel-van den Hout
en tot bewindvoerder mr. W.P. Groenendijk,
gevestigd te Postbus 324,
3330 AH Zwijndrecht;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/37e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen.
- bepaalt dat schuldenaar tijdens de schuldsaneringsregeling gebruik blijft maken van budgetbeheer.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, in het openbaar uitgesproken op 3 april 2023.