ECLI:NL:RBROT:2023:11088

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
FT EA 23-155
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de toepassing van de schuldsaneringsregeling met betrekking tot de goede trouw van de verzoeker

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft op 29 maart 2023 een verzoekschrift ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker in een toestand verkeert waarin hij heeft opgehouden te betalen, en dat er onvoldoende gronden zijn voor afwijzing van het verzoek. De rechtbank heeft daarbij de goede trouw van de verzoeker beoordeeld, waarbij gekeken is naar de omstandigheden waaronder de schulden zijn ontstaan. De verzoeker had aanzienlijke schulden aan het Centraal Justitieel Incassobureau, die voortvloeiden uit verkeersboetes. Deze schulden zijn niet te goeder trouw ontstaan, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeker zijn situatie voldoende heeft gestabiliseerd. Hij heeft een behandeling gevolgd voor middelengebruik en beschikt over een sociaal netwerk en een fulltime baan. De rechtbank heeft het vertrouwen dat de verzoeker de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen. De rechtbank is bevoegd deze procedure te openen, aangezien het centrum van voornaamste belangen van de verzoeker in Nederland ligt. De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken en mr. M.C. Snel-van den Hout benoemd tot rechter-commissaris. Tevens zijn er beslissingen genomen over de vergoeding van de bewindvoerder en de opening van brieven gericht aan de schuldenaar.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer01]
uitspraakdatum: 3 april 2023
[verzoeker01],
[adres01] ,
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker is gehoord ter zitting van 29 maart 2023.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoeker verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met betaling van zijn schulden. Er is geen, althans onvoldoende grond gebleken voor afwijzing van het verzoek.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. Voorts dient voldoende aannemelijk te zijn dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
In dit geval heeft de rechtbank in het bijzonder gekeken naar de schulden aan het Centraal Justitieel Incassobureau. Deze schuld bedraagt in totaal € 4.430,20 en ziet op diverse verkeersboetes die aan verzoeker in de jaren 2018 tot 2021 zijn opgelegd.
Deze schulden zijn naar hun aard niet te goeder trouw ontstaan, althans onbetaald gelaten, en staan in beginsel aan toelating in de weg.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid, van de Faillissementswet, ondanks het ontbreken van goede trouw, wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat verzoeker de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van de schulden, onder controle heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. Er staat immers geen auto meer op naam van verzoeker. Daarnaast heeft verzoeker vrijwillig een behandeling gevolgd in de periode van maart 2021 tot juli 2022 bij het forensisch FACT team van Antes / Fivoor. Deze behandeling was gericht op middelengebruik. Verzoeker heeft deze behandeling goed doorlopen en positief afgesloten. Dit wordt bevestigd door de door verzoeker overgelegde verklaring van dr. [GZ-psycholoog01] , GZ-psycholoog bij Fivoor. Daarnaast beschikt verzoeker over een sociaal netwerk en werkt hij fulltime.
Verzoeker erkent zijn verantwoordelijkheid voor het ontstaan van de schulden en laat zien dat zijn situatie voldoende is gestabiliseerd. Verzoeker toont een saneringsgezinde houding. Door het vorenstaande is bij de rechtbank het vertrouwen ontstaan dat verzoeker de verplichtingen uit de wettelijke schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoeker in Nederland ligt.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker01],
geboren op [geboortedatum01] -1979 te [geboorteplaats01] ,
wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
handelend onder de naam [handelsnaam01] ;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M.C. Snel-van den Hout
en tot bewindvoerder J.M. Hoogland,
gevestigd te Postbus 81145,
3009 GC Rotterdam;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/37e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, in het openbaar uitgesproken op 3 april 2023.