ECLI:NL:RBROT:2023:11224

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
FT EA 23/589 en FT EA 23/590
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurbetalingen en schuldsanering

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 287b van de Faillissementswet (Fw) van verzoeker, die een voorlopige voorziening vroeg om ontruiming van zijn huurwoning te voorkomen. Verzoeker had op 20 juni 2023 een verzoekschrift ingediend, waarin hij vroeg om een moratorium van zes maanden, omdat hij door miscommunicatie tussen de IND en de gemeente gedurende een jaar geen Participatiewet (PW)-uitkering had ontvangen. Hierdoor had hij financiële steun van derden moeten vragen om in zijn levensonderhoud te voorzien. Inmiddels ontvangt verzoeker zowel een PW-uitkering als huurtoeslag, waardoor hij in staat is om zijn huurtermijnen te voldoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker de huur voor juli en augustus 2023 tijdig heeft betaald, wat de aannemelijkheid van zijn verzoek ondersteunt.

Verweerster, Stichting Woonbron, heeft echter betoogd dat verzoeker zich niet aan eerdere betalingsregelingen heeft gehouden en dat er een huurachterstand van € 2.842,- is. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien verweerster op het punt stond om over te gaan tot ontruiming van de woning van verzoeker. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker, die in zijn huurwoning wil blijven en een minnelijk schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, zwaarder laten wegen dan die van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wilde uitvoeren.

De rechtbank heeft daarom de tenuitvoerlegging van het vonnis tot ontruiming opgeschort voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat verzoeker gedurende deze periode zijn huurtermijnen tijdig blijft betalen. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De uitspraak is gedaan door mr. B.A. Cnossen, rechter, en is openbaar uitgesproken op 17 augustus 2023.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer01] – [nummer02]
uitspraakdatum: 17 augustus 2023
[verzoeker01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 20 juni 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 20 juni 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 10 augustus 2023.
Ter zitting van 10 augustus 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer [naam01] , werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: SHV);
  • de heer mr. [naam02] , werkzaam bij Flanderijn, gemachtigde namens Stichting Woonbron, gevestigd te Rotterdam (hierna: verweerster).
De heer [naam02] heeft namens verweerster voorafgaand aan de zitting aan de rechtbank een verweerschrift toegezonden.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op 17 augustus 2023.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 januari 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat hij – als gevolg van miscommunicatie tussen de IND en de gemeente – gedurende één jaar geen Participatiewet (PW)-uitkering heeft ontvangen. Verzoeker heeft aangegeven dat hij tijdens die periode genoodzaakt was om financiële steun van anderen te verkrijgen om in zijn kosten van levensonderhoud te kunnen voorzien. Verzoeker heeft met terugwerkende kracht alsnog de PW-uitkering ontvangen, maar heeft daarmee degenen die hij om financiële steun had verzocht terugbetaald, en niet zijn verhuurder. Verder kon verzoeker de huur niet betalen omdat verzoeker nog geen huurtoeslag kreeg. Op dit moment ontvangt verzoeker zowel een PW-uitkering als huurtoeslag, waardoor hij de lopende huurtermijnen kan voldoen. Zo snel als mogelijk zal SHV voor verzoeker budgetbeheer opstarten.

3.Het verweer

Verweerster stelt zich – kort samengevat – op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen. Zij heeft gesteld dat de lopende termijnen niet volledig en tijdig betaald worden en dat de huidige huurachterstand € 2.842,- bedraagt. In het vonnis van 20 januari 2023 is een maandelijkse betalingsregeling vastgelegd. Verzoeker heeft zich niet aan deze noch aan een latere betalingsregeling gehouden en heeft ook geen inzicht gegeven in zijn financiële situatie. Toewijzing van het verzoek zou ten aanzien van Woonbron onredelijk zijn. Daarnaast is ook onbekend op welke manier gewaarborgd blijft dat de lopende termijnen worden nagekomen. Ter zitting heeft verweerster bevestigd dat de huur voor juli en augustus 2023 tijdig is betaald.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 januari 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 24 mei 2023 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 21 juni 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 januari 2023 ten uitvoer kan leggen.
Gezien het feit dat verzoeker momenteel een PW-uitkering en huurtoeslag ontvangt en de termijnen voor juli en augustus 2023 tijdig heeft betaald, is voldoende aannemelijk dat de lopende termijnen kunnen worden betaald. In september zal budgetbeheer zijn opgestart bij verzoeker, waardoor ook voldoende gewaarborgd wordt dat de termijnen tijdig zullen worden betaald. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 20 januari 2023 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan de [adres01] te Rotterdam voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat SHV die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van D. Kaymak, griffier, in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2023.