ECLI:NL:RBROT:2023:11273

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
10558433 CV EXPL 23-17194
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg huurovereenkomst bedrijfsruimte en vorderingen op basis van beëindigde huurovereenkomst

Op 12 oktober 2023 heeft de kantonrechter mr. J.W. Langeler een mondeling vonnis uitgesproken in de zaak tussen [eiser01] en [gedaagde01], vertegenwoordigd door hun respectieve gemachtigden. De zaak betreft een geschil over een huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte in Gouderak, die door [gedaagde01] werd gehuurd van [eiser01]. De huurovereenkomst is beëindigd, waarna [eiser01] verschillende vorderingen heeft ingesteld tegen [gedaagde01].

De kantonrechter heeft de vorderingen van [eiser01] beoordeeld, waaronder de vergoeding van energiekosten, schoonmaakkosten en een vergoeding voor het ter beschikking stellen van de bedrijfsruimte aan een netwerkclub. De rechter oordeelde dat de energiekosten niet apart in rekening konden worden gebracht, omdat deze volgens de huurovereenkomst in de huurprijs waren begrepen. Ook de vordering voor schoonmaakkosten werd afgewezen, omdat [gedaagde01] gerechtvaardigd mocht vertrouwen op een eerder voorgestelde huurkorting.

Daarnaast werd een aanpassing van de factuur voor het gebruik van de bedrijfsruimte aan de netwerkclub toegewezen, waarbij rekening werd gehouden met het aantal aanwezige personen. De kantonrechter kende ook een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten toe en wees de gevorderde handelsrente toe. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat [gedaagde01] de verschuldigde bedragen direct moet betalen, ondanks eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10558433 CV EXPL 23-17194
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de kantonrechter op 12 oktober 2023
in de zaak van
[eiser01] .,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: Van Houwelingen & Partners, Gerechtsdeurwaarders en Incasso,
tegen
[gedaagde01]handelend onder de naam
[bedrijf01]
,
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. B.J. de Deugd.
De partijen worden ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.
De kantonrechter is mr. J.W. Langeler en de griffier is mr. F.C. de Ceuster.
Aanwezig zijn:
  • [naam01] (directeur en eigenaar [eiser01] ) met [naam02] .
  • [gedaagde01] met de gemachtigde.

1.De beoordeling

Waar gaat de zaak over
1.1.
[gedaagde01] huurde van [eiser01] een bedrijfsruimte aan het [adres01] in Gouderak (hierna [naam bedrijfsruimte01] ). De huurovereenkomst tussen partijen is beëindigd. [eiser01] heeft op basis van die huurovereenkomst een aantal vorderingen ingesteld tegen [gedaagde01] . Die worden hierna besproken. [gedaagde01] concludeert tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [eiser01] in de volledige proceskosten.
Energiekosten
1.2.
[eiser01] stelt dat zij recht heeft op vergoeding van gemaakte energiekosten. De huurovereenkomst voorziet volgens [eiser01] niet in een all-in huurprijs en [gedaagde01] heeft geen zorg gedragen voor een eigen aansluiting op de nutsvoorzieningen. [gedaagde01] heeft gebruik gemaakt van de nutsvoorzieningen van [eiser01] en moet daarvoor nog een vergoeding betalen van € 2.807,45.
1.3.
Volgens [gedaagde01] was de vergoeding voor energie begrepen in de betalingen die zij maandelijks deed aan [eiser01] . De kantonrechter overweegt als volgt. De letterlijke tekst van de overeenkomst biedt geen duidelijkheid over de vraag of er sprake is van een all-in huurprijs. Voor beantwoording van de vraag wat partijen zijn overeengekomen komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Haviltex).
1.4.
De kantonrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling gevraagd hoe de huurprijs tot stand is gekomen. [gedaagde01] heeft daarover het volgende verklaard. Bij het bepalen van de huurprijs hebben partijen een berekening gemaakt van de kosten van elektra. Uit een mail van 28 februari 2021 van [naam01] (directeur en eigenaar [eiser01] ) volgt dat hij de huur inclusief stroomverbruik vaststelde op € 1.550,- (exclusief btw) per maand. [gedaagde01] verwachtte dat zij meer gebruik zou maken van de keuken in [naam bedrijfsruimte01] en het stroom- en energieverbruik hoger zou uitpakken dan zoals [naam01] het inschatte. Omdat [gedaagde01] discussies in de toekomst wilde voorkomen heeft zij voorgesteld het huurbedrag wat hoger vast te stellen. De huur is toen bepaald op € 1.650,- (exclusief btw) per maand.
1.5.
[eiser01] heeft slechts verklaard dat partijen, na de mail van 28 februari 2021, verder hebben onderhandeld en een andere huurprijs zijn overeengekomen. Hij heeft niet goed kunnen uitleggen waarom én de huurprijs is verhoogd én de energiekosten ineens voor rekening van [gedaagde01] zouden komen. Hij heeft daarmee de stellingen van [gedaagde01] onvoldoende gemotiveerd betwist. De kantonrechter volgt daarom de stelling van [gedaagde01] dat de energielevering in de huurprijs is begrepen. Zij mocht de overeenkomst redelijkerwijs ook op die manier begrijpen. Dit betekent dat de gevorderde energiekosten worden afgewezen.
Schoonmaakkosten
1.6.
Onderdeel van de huurprijs was dat [eiser01] zou zorgen voor de schoonmaak van [naam bedrijfsruimte01] en de schoonmaakmiddelen. In oktober 2021 is [eiser01] hiermee gestopt. [gedaagde01] heeft toen om een huurkorting gevraagd. In een mail van 25 oktober 2021 heeft [naam01] voorgesteld om een korting van € 56,- per maand toe te passen. [gedaagde01] vond dit bedrag te laag en stelde een bedrag voor van € 102,10 per maand. [naam01] reageert per mail van 30 oktober 2021 als volgt:
“(…) Als je het bedrag wilt inhouden zoals door jou voorgesteld is dat wat mij betreft te veel. Maar gelet op het feit dat het over een paar maanden gaat ga ik daar verder niet moeilijk over doen (…).”Gelet hierop mocht [gedaagde01] er gerechtvaardigd op vertrouwen dat [eiser01] instemde met een korting van
€ 102,10 per maand. Dit betekent dat de vordering ook op dit punt wordt afgewezen.
Netwerkbijeenkomsten
1.7.
[gedaagde01] heeft [naam bedrijfsruimte01] ter beschikking gesteld aan haar netwerkclub.
Op grond van artikel 10.3 van de toepasselijke algemene bepalingen moet [gedaagde01] aan [eiser01] een vergoeding betalen indien zij [naam bedrijfsruimte01] ter beschikking stelt aan gasten. Die vergoeding bedraagt € 1,- per persoon per bijeenkomst (dagdeel). Dat [gedaagde01] de ruimte aan haar netwerkclub kosteloos ter beschikking stelde betekent niet dat zij deze vergoeding aan [eiser01] niet hoeft te betalen. Gesteld noch gebleken is dat partijen afwijkende afspraken hebben gemaakt.
1.8.
[eiser01] heeft een factuur gestuurd voor 25 personen per bijeenkomst. Vanwege de coronaregels was het aantal aanwezige personen bij een bijeenkomst gemaximeerd tot 20 personen. [gedaagde01] heeft dit gesteld en [eiser01] heeft dit niet bestreden. Het door [eiser01] gevorderde bedrag wordt daarom aangepast op basis van 20 personen. Dit betekent dat [gedaagde01] aan [eiser01] moet betalen € 501,40 (4/5 van € 626,75). Het enkele feit dat de factuur op een later moment aan [gedaagde01] is verstuurd betekent niet dat [eiser01] haar recht op dit punt zou hebben verwerkt.
Buitengerechtelijke incassokosten
1.9.
Als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt € 75,21 toegewezen. Dit bedrag correspondeert met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
Rente
1.10.
De gevorderde handelsrente over de hoofdsom wordt als onbetwist toegewezen.
Proceskosten
1.11.
[gedaagde01] vordert een volledige proceskostenvergoeding. Er is pas recht op volledige vergoeding van proceskosten indien sprake is van onrechtmatig procederen of misbruik van procesrecht. Hiervan is in dit geval geen sprake. Partijen zijn over en weer in het (on)gelijk gesteld. De proceskosten worden daarom gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
1.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

2.De beslissing

De kantonrechter:
2.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te betalen € 576,61 met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 501,40 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van betaling;
2.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
2.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
2.4.
wijst al het andere af.
Dit proces-verbaal is op 16 oktober 2023 opgemaakt en ondertekend door de kantonrechter.