ECLI:NL:RBROT:2023:11358

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
ROT 23/232
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.C.W. van der Feltz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking naheffingsaanslag parkeerbelastingen en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Vlaardingen. De eiser had een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen ontvangen op 1 november 2022, welke hij betwistte. Na een aanmaning en een dwangbevel, verklaarde de heffingsambtenaar het bezwaar van de eiser ongegrond bij een uitspraak op bezwaar op 3 januari 2023. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Op 30 mei 2023 heeft de heffingsambtenaar echter de naheffingsaanslag ingetrokken, waarna eiser een reactie indiende waarin hij een schadevergoeding verzocht vanwege de geleden stress en pijn door de procedure.

De rechtbank overweegt dat de intrekking van de naheffingsaanslag de onrechtmatigheid van de aanslag bevestigt. Eiser stelt materiële en immateriële schade te hebben geleden, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk schade heeft geleden die voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat de stellingen van eiser onvoldoende zijn onderbouwd. Tevens verklaart de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk, aangezien eiser zijn doel heeft bereikt met de intrekking van de aanslag. De rechtbank merkt op dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, aangezien de heffingsambtenaar heeft aangegeven het griffierecht te vergoeden.

De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/232

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 december 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], te [plaatsnaam], eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Vlaardingen, verweerder,

gemachtigde: mr. M.P. Meurs.

Procesverloop

Verweerder heeft eiser bij beschikking van 1 november 2022 een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen opgelegd (vorderingsnummer [nummer]).
Per brief van 5 december 2022 heeft verweerder eiser een aanmaning gestuurd.
Per brief van 23 december 2022 heeft verweerder eiser een dwangbevel gestuurd.
Bij uitspraak op bezwaar van 3 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de beschikking en de aanslag ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld.
Verweerder heeft per brief van 30 mei 2023 eiser meegedeeld de naheffingsaanslag in te trekken.
Eiser heeft per e-mail van 6 november 2023 een reactie ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2023.
Eiser is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Aan eiser is een naheffingsaanslag opgelegd waarop staat vermeld dat 11 juni 2021 om 17:28 uur een parkeercontroleur geconstateerd heeft dat de auto van eiser (kenteken [kenteken]) stond geparkeerd op locatie Schoutplein te Vlaardingen zonder dat er aan de betaalplicht is voldaan.
2. Bij brief van 30 mei 2023 heeft verweerder eiser meegedeeld dat de naheffingsaanslag zal worden ingetrokken en hem verzocht zijn beroep in te trekken.
3. De rechtbank heeft op 6 november 2023 een reactie ontvangen van eiser. Eiser stelt dat de onderhavige procedure hem pijn en verdriet heeft gedaan en een paar maanden van zijn leven heeft bedorven. Hij stelt meerdere keren informatie te hebben opgevraagd bij verweerder omtrent de naheffing maar telkens werd een verhoogd bedrag toegestuurd ter betaling. Dit leverde eiser stress en benauwdheid op. Er zijn meerdere fouten gemaakt en eisers privacy-rechten zijn geschonden door de gemaakte foto’s. Eiser verzoekt de rechtbank een redelijke schadevergoeding toe te kennen vanwege de vrij genomen dagen.
4. Artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat de bestuursrechter bevoegd is op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit of een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit. Artikel 8:90, eerste lid, van de Awb bepaalt dat het verzoek schriftelijk wordt ingediend bij de bestuursrechter die bevoegd is kennis te nemen van het beroep tegen het schadeveroorzakende besluit. Dat kan op grond van artikel 8:91, eerste lid, van de Awb ook gedurende het beroep tegen het schadeveroorzakende besluit.
5. Vaststaat dat verweerder de naheffingsaanslag heeft ingetrokken en daarmee het opleggingsbesluit heeft vernietigd. Verweerder heeft daarbij gesteld dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd maar dat omstandigheden van het geval aanleiding gaven om het dossier te sluiten. Nu verweerder deze stelling niet nader heeft geconcretiseerd en gemotiveerd staat naar het oordeel van de rechtbank de onrechtmatigheid van de naheffingsaanslag vast. De rechtbank zal hieronder toelichten of de schade van eiser voor vergoeding in aanmerking komt.
5.1.
Voor zover eiser bedoeld heeft te stellen materiële schade te hebben geleden vanwege tijdsverzuim door het voeren van de procedure (waaronder het opstellen van een bezwaarschrift en/of beroepschrift en lezen van stukken) geldt het volgende. Werkzaamheden die buiten reguliere werktijden kunnen plaatsvinden komen niet voor vergoeding in aanmerking. Eiser wordt dus geacht een bezwaarschrift en beroepschrift in zijn vrije tijd te schrijven en stukken in zijn vrije tijd te lezen, tijdverzuim daarvoor komt voor zijn eigen rekening. Daarbij komt dat gesteld noch gebleken is dat hij, ondanks het voorgaande, betaalde werkzaamheden heeft moeten verzuimen of onderbreken voor het opstellen van het bezwaarschrift of beroepschrift.
5.2.
Voor zover eiser bedoeld heeft te stellen (ook) immateriële schade te hebben geleden, zoekt de rechtbank aansluiting bij artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft een benadeelde overeenkomstig dit artikel recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De wetgever heeft daarbij het oog gehad op ernstige inbreuken op de persoonlijke levenssfeer alsook op andere persoonlijkheidsrechten van de betrokkene. Minder ernstige immateriële schade ziet de wetgever als een zaak, die helaas wel eens voorkomt in de botsingen die zich voordoen in het maatschappelijke verkeer, maar die voor rekening moeten blijven voor de burgers die daarbij zijn betrokken. De enkele stelling van eiser dat hij stress, verdriet en pijn heeft ondervonden door de procedure acht de rechtbank onvoldoende voor vergoeding van immateriële schade. Gelet hierop heeft eiser niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast.
5.3.
De stelling van eiser dat zijn privacy is geschonden door de door verweerder gemaakte foto’s van de auto van eiser (op moment van de naheffingsaanslag) kan de rechtbank niet volgen, nu de foto’s zijn gemaakt op de openbare weg. Dit kan niet leiden tot een schadevergoeding.
5.4.
Gezien het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek om schadevergoeding af.
6. Nu verweerder de naheffingsaanslag heeft ingetrokken en eiser daarmee heeft bereikt wat hij wilde, heeft hij geen belang meer bij een beoordeling van het beroep in zoverre. Het beroep tegen het bestreden besluit zal wegens het ontbreken van procesbelang daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
7. Voor een proceskosten veroordeling bestaat geen aanleiding. De rechtbank merkt op dat verweerder in zijn brief van 30 mei 2023 heeft vermeld het griffierecht dat door eiser is betaald te zullen vergoeden. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat dit gebeurt.

Beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit niet ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.C.W. van der Feltz, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Tchang, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 december 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).