Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
2.De beoordeling
.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 december 2023 uitspraak gedaan over het verzet van een opposant tegen zijn faillietverklaring. De opposant had op 28 november 2023 een verzetschrift ingediend, waarin hij verzocht om vernietiging van het vonnis van 14 november 2023, waarbij hij in staat van faillissement was verklaard. De rechtbank oordeelde dat de opposant niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzet. Dit oordeel is gebaseerd op de bepalingen van de Faillissementswet, specifiek artikel 8, dat het recht van verzet regelt. De rechtbank stelde vast dat de opposant op de aanvraag tot faillietverklaring was gehoord en dat hij tijdens de eerste behandeling op 31 oktober 2023 aanwezig was en inhoudelijk verweer heeft gevoerd. De rechtbank had de opposant op de hoogte gesteld van de voortgezette behandeling op 14 november 2023, waar hij niet is verschenen. De rechtbank concludeerde dat de opposant niet kon stellen dat hij niet op de hoogte was van deze behandeling en dat hij derhalve geen recht op verzet had, maar enkel op hoger beroep. De opposant had inmiddels ook hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag, met een zitting gepland op 12 december 2023.