Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering (met uitzondering van het in dat advies opgenomen contactverbod).
4.Bewijsoverwegingen
wetenschap’. De verdachte heeft verklaard dat hij wist dat het pand als versnijdingspand werd gebruikt en dat hij soms ook drugs kreeg van de medeverdachten. Hieruit kan worden geconcludeerd dat hij wist van de aanwezigheid van verdovende middelen in de versnijdingsruimte, waardoor hij zich tevens bewust moet zijn geweest van de mogelijkheid dat er verdovende middelen buiten zijn directe zicht lagen. De verdachte woonde naar eigen zeggen in de woonkamer en kreeg ook met regelmaat heroïne om te gebruiken toegeschoven. In verhoor met de politie heeft hij verklaard dat het aquarium van hem is en hij de verzorging zelf doet, zodat hij ook moet hebben geweten – zeker in het licht van het voorgaande - van de aanwezigheid van de verdovende middelen die in de aquariumkast zijn aangetroffen.
middelenals bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
engelegenheid tot het plegen van
- een drugspers en stofmaskers en een blender en een koffiemolen en persmallen en plastic zakken en teilen voorhanden te hebben;
5.Strafbaarheid feiten
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
8.In beslag genomen voorwerpen
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 22 (tweeëntwintig) maanden;
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
2 jaar;
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 en 2:
1Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub
1