ECLI:NL:RBROT:2023:11482

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
10/156530-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van medeplegen van het voorhanden hebben van grote hoeveelheden heroïne, cocaïne en MDMA, en voorbereidingshandelingen voor de productie en handel in verdovende middelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorhanden hebben van ongeveer 22 kilogram heroïne, 748 gram cocaïne en 188 gram MDMA, alsook van voorbereidingshandelingen voor de productie en handel in verdovende middelen. De verdachte werd op 25 juni 2023 aangehouden in een pand dat als versnijdingsruimte voor drugs werd gebruikt. Tijdens de instap door de politie werden meerdere medeverdachten aangetroffen en werd een sterke geur van verdovende middelen waargenomen. In de versnijdingsruimte werden diverse goederen aangetroffen die in verband konden worden gebracht met de bewerking van drugs, waaronder versnijdingsmiddelen en een drugspers. De verdachte had wetenschap en beschikkingsmacht over de aangetroffen verdovende middelen, ondanks zijn verklaring dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van deze middelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een reële functionele betrokkenheid had bij de productie van verdovende middelen en dat hij zich bewust was van de aanwezigheid van deze middelen in het pand. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, met verbeurdverklaring van de in beslag genomen telefoons.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/156530-23
Datum uitspraak: 11 oktober 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de:
[detentieadres01] ,
raadsman mr. S.R. Bordewijk, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 september 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding.
De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring feit 2
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard. Voor zover op een onderdeel wel verweer is gevoerd zal daarop in het navolgende worden beslist.
4.2
Bewijswaardering feit 1
4.2.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde. De verdachte is aangetroffen in de versnijdingsruimte, evenals zijn telefoons. Op de witte iPhone zijn contacten te zien met medeverdachten, uit de telefoon van de medeverdachte [medeverdachte01] blijkt op 62 momenten. Er zijn met de telefoon diverse foto’s en video’s gemaakt in de versnijdingsruimte in de periode 15 oktober 2022 t/m 23 juni 2023. Ook zijn op de telefoon honderden afbeeldingen aangetroffen van verdovende middelen, waaronder een video van de verdachte met een Actiontas met hierin 2 blokken vermoedelijk verdovende middelen en een foto van witte brokken met daarbij de tekst:
“top gemaakte wittie ook aanwezig”.Op zijn telefoon zijn drugsgerelateerde chatgesprekken aangetroffen. Van belang zijn de hiervan deel uitmakende drugsgerelateerde zinnetjes die met Google translate zijn vertaald.
4.2.2.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is partiële vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde. De verdachte deed wat hem werd gevraagd en had geen wetenschap van alle aanwezige goederen in de woning en wat daarmee gebeurde, zodat enkel kan worden bewezen dat de verdachte
‘een hoeveelheid’verdovende middelen voorhanden heeft gehad. Daarnaast is verzocht om de bewezenverklaring te wegen in het licht van hetgeen de verdachte over zijn rol heeft verklaard, en dus niet aan de hand van de inhoud van hetgeen op zijn telefoon is aangetroffen.
4.2.3.
Beoordeling
Vaststaande feiten
Op 25 juni 2023 doet de politie een zogenoemde instap in de woning gelegen aan de [adres02] te [plaats01] , na een tweetal meldingen van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) over mannen die in het pand drugs zouden versnijden. Er zouden ook mixgeluiden te horen zijn. Twee medeverdachten worden aangetroffen in de woonkamer. In de slaapkamer worden de verdachte en nog drie medeverdachten aangetroffen. Een zevende medeverdachte springt uit het raam en wordt buiten aangetroffen.
De hele woning ruikt sterk naar verdovende middelen en overal ligt stof. Er is een open doorgang (zonder deur) van de woonkamer naar de enige slaapkamer, die niet als slaapkamer, maar volledig als versnijdingsruimte van verdovende middelen blijkt te zijn ingericht. Langs twee wanden staan lange tafels opgesteld en een salontafel staat in het midden. Er liggen op en rond die tafels allerhande goederen die naar algemene ervaringsregels in verband kunnen worden gebracht met het bewerken en verwerken van verdovende middelen, waaronder teilen en zeven, een persinstallatie met krikpot, stalen mallen, een blender, stofmaskers, plastic zakken en een koffiemolen. Ook zijn versnijdingsmiddelen aangetroffen, te weten een mengsel van paracetamol met coffeïne en boorzuur. Op de salontafel in de versnijdingsruimte ligt een bundel bankbiljetten in geseald plastic. Alles is bedekt met een waas van bruin poeder. Op meerdere plekken in de versnijdingsruimte worden, al dan niet in zakjes verpakte, hoeveelheden bruin poeder aangetroffen, en op de grond naast een lange tafel staan twee bigshoppers met daarin lichtbruine, in folie verpakte geperste blokken. Uit onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) blijkt dat het om heroïne gaat. In totaal wordt in het pand 21,857 gram heroïne aangetroffen, waarvan het overgrote deel zich in de versnijdingsruimte bevindt en één zakje van bijna 100 gram op het verlaagde plafond in de badkamer. In de woonkamer wordt in de aquariumkast een zak met daarin één zak wit poeder en twee zakken met een witte, kristalachtige substantie aangetroffen. Na onderzoek blijkt dit 748,1 gram cocaïne respectievelijk 188,9 gram MDMA te zijn. Enkele zakken met bruin poeder/brokken zijn niet door het NFI getest. Gelet op de overige onderzoeksresultaten van het NFI met betrekking tot de zakken en blokken met bruine substantie, de uiterlijke kenmerken van de niet onderzochte zakken en de omstandigheden waaronder deze zijn aangetroffen, acht de rechtbank bewezen dat ook deze zakken met bruine inhoud heroïne bevatten. De verdediging heeft dit ook niet betwist.
Wetenschap
De verdachte heeft aangevoerd dat hij geen wetenschap had van alle aanwezige verdovende middelen in de woning. De rechtbank gaat daar niet in mee. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij sinds begin dit jaar zo’n 2/3 dagen per week in het versnijdingspand werkte. Hij zou niet hebben geweten dat de werkzaamheden verband hielden met drugs, maar die verklaring is volstrekt ongeloofwaardig op basis van de omstandigheden waaronder hij is aangetroffen. De ruimte was zichtbaar ingericht als versnijdingsruimte van verdovende middelen en in het zicht zijn verdovende middelen aangetroffen. De verdachte is in de versnijdingsruimte aangehouden en heeft daarin gewerkt, zodat hij moet hebben geweten dat zich in de woning telkenmale verdovende middelen bevonden. Zodoende moet hij zich tevens bewust zijn geweest van de mogelijkheid dat er ook verdovende middelen buiten zijn directe zicht lagen. Dat geldt ook ten aanzien van de in de woonkamer aangetroffen drugs, omdat de woonkamer en versnijdingsruimte enkel door een open doorgang van elkaar waren gescheiden. Dat hij mogelijk niet wist waar, hoeveel en wat voor verdovende middelen er verder in de woning lagen, doet niets af aan die bewustheid.
Uit het onderzoek van de telefoon van de verdachte komen daarnaast sterke aanwijzingen naar voren komen dat de verdachte naast zijn werkzaamheden in het versnijdingspand ook handelde in verdovende middelen en deze afleverde. Op 24 juni 2023 stuurt hij medeverdachte [medeverdachte02] een video van de versnijdingsruimte, die daarop hulp toezegt. Ook zijn vele foto’s en video’s van verdovende middelen op verdachtes telefoon aangetroffen, al dan niet met hemzelf in beeld. Onder deze omstandigheden kan het niet anders kan zijn dan dat de verdachte heel goed wist waar hij mee bezig was, op de hoogte was van de tenlastegelegde aanwezigheid van verdovende middelen geziende omgeving waarin hij zich bevond met alle zich daarin bevindende drugsgerelateerde zaken vandien.
Beschikkingsmacht
De verdachte had naar het oordeel van de rechtbank naast wetenschap van ook beschikkingsmacht over die verdovende middelen.
Gelet op de bevindingen van de verbalisant ter plaatse, die bij binnenkomst de geur van verdovende middelen ruikt, allerhande goederen aantreft die in verband worden gebracht met de bewerking en verwerking van verdovende middelen, de aanwezigheid van zakjes verdovende middelen, versnijdingsmiddelen en de laag bruine poeder die alles bedekte, kan worden vastgesteld dat de woning intensief werd gebruikt als versnijdingspand.
Uit onderzoek naar verdachtes witte iPhone blijkt dat hij telefonisch contact onderhield met medeverdachten. Onderzoek naar de telefoon van de medeverdachte [medeverdachte01] , huurder van de woning, heeft opgeleverd dat de verdachte en hij tussen 7 november 2022 en 23 juni 2023 62 keer telefonisch contact hadden. Op 2 april 2023 vraagt de verdachte hem hoe laat hij thuis is, waarop de medeverdachte [medeverdachte01] antwoordt dat
“hun”ook een sleutel hebben. Hieruit kan worden afgeleid dat de verdachte ook zonder [medeverdachte01] toegang kon krijgen tot de woning.
In combinatie met zijn verklaring dat hij over een langere periode meermalen per week in de woning heeft gewerkt en gezien de overige bewijsmiddelen, kan worden geconcludeerd dat de verdachte (in ieder geval) een reële functionele, mogelijk zelfs organisatorische betrokkenheid had bij de productie van verdovende middelen in het versnijdingspand, vrij was zich daartoe en op eigen verzoek in het pand te bewegen en zodoende ook beschikkingsmacht had over de in de bigshoppers en aquariumkast aangetroffen verdovende middelen.
De verdachte stelt dat de inhoud van hetgeen op zijn telefoon is aangetroffen niet aan hem toegeschreven kan worden, omdat de persoon die hem het werk heeft aangeboden, hem als voorwaarde stelde dat hij de telefoon van de verdachte mocht gebruiken. De verdachte heeft echter geen verklaring willen afleggen over de identiteit van deze persoon en ook anderszins niet aannemelijk gemaakt dat, wanneer en met welk doel hij zijn telefoon zou hebben uitgeleend aan die ander en welk van de bevindingen (aldus) niet aan hem zouden kunnen worden toegeschreven. Het dossier biedt daar ook verder geen aanknopingspunten voor, zodat de rechtbank die verklaring, mede gelet op alle video’s van de verdachte in de versnijdingsruimte en de video van de verdachte met een Actiontas met daarin vermoedelijk blokken verdovende middelen, niet aannemelijk acht.
4.2.4.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 laste gelegde bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte dit deel van het bewezenverklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij in de periode van 15 oktober 2022 tot en met 25 juni 2023 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad,- een hoeveelheid van ongeveer 188,9 gram XTC pillen, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende MDMA en
- een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 22.356 gram heroïne en
- een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 748,1 gram cocaïne,
zijnde heroïne en cocaïne en MDMA,
middelenals bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij in de periode van 15 oktober 2022 tot en met 25 juni 2023 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen om een feit, bedoeld in het vierde van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en
- het opzettelijk vervaardigen van heroïne , een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1
- zich en ander
engelegenheid
enmiddelen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
versnijdingsmiddelen, te weten een mengsel van 4091,7 gram paracetamol en/of cafeïne en 754,1 gram boorzuur en
- een drugspers en stofmaskers en een blender en een koffiemolen en persmallen en plastic zakken en teilen voorhanden te hebben;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
eendaadse samenloop van
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
Om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van ongeveer 22 kilogram heroïne, 748,1 gram cocaïne en 188,9 gram MDMA in een versnijdingspand en aan het treffen van voorbereidingshandelingen voor de bereiding, verwerking, verkoop, aflevering en verstrekking van heroïne.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de productie en handel in verdovende middelen schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Ook gaan deze strafbare feiten vaak gepaard met andere vormen van (georganiseerde) criminaliteit en werken deze in de hand. De verdachte heeft daar met zijn handelen een bijdrage aan geleverd. Hij heeft zijn eigen, financieel gewin laten prevelaren boven de belangen van de samenleving. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 augustus 2023 blijkt dat de verdachte in 2021 eerder is veroordeeld wegens overtreding van de Opiumwet. De rechtbank houdt hier ten nadele van de verdachte rekening mee.
Ter zitting heeft de verdachte spijt betuigd.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten. De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de lengte van de pleegperiode en de rol die de verdachte heeft gehad in het geheel.
De rechtbank ziet geen aanwijzingen voor toepassing van het Adolescenten Strafrecht (ASR). De rechtbank ziet evenmin aanleiding om in strafmatigende zin rekening te houden met het voornemen van de verdachte om zijn opleiding te hervatten, nu de ernst van de feiten geen lagere straf rechtvaardigt dan thans door de rechtbank wordt opgelegd. Dat het drugsgerelateerde feit waarvoor de verdachte eerder is veroordeeld mogelijk niet in verhouding staat tot de onderhavige, maakt niet dat de verdachte als first offender moet worden beschouwd.
De straf die de rechtbank aan de verdachte oplegt is desondanks korter dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat dit naar het oordeel van de rechtbank meer recht doet aan de gevangenisstraffen die onder de gegeven omstandigheden doorgaans voor dit soort feiten plegen te worden opgelegd en omdat de verdachte spijt heeft betuigd en enige openheid van zaken heeft gegeven.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoons verbeurd te verklaren.
8.2.
Beoordeling
Onder de verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
  • Telefoon, iPhone 12 mini, goednummer: 6596986
  • Telefoon, iPhone (wit), goednummer: 6596985
De bij de verdachte in beslag genomen witte iPhone telefoon zal worden verbeurd verklaard, omdat de bewezen feiten met behulp van dit voorwerp is begaan. De telefoon is ook aangetroffen in de versnijdingsruimte en onder andere gebruikt voor het onderhouden van contact met de medeverdachten en voor het maken van video’s van de versnijdingsruimte. Dat laatste verband kan niet worden vastgesteld ten aanzien van de iPhone 12 mini, zodat die telefoon zal worden teruggegeven aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 55, 57 van het Wetboek van Strafrecht
en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 en 2:
Telefoon, iPhone (wit), goednummer: 6596985;
Gelast de teruggave aan de verdachte van
de Telefoon, iPhone 12 mini, goednummer: 6596986
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. C.H. van Breevoort-de Bruin en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.D. Schmahl, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 15 oktober 2022 tot en met 25 juni 2023 te
Rotterdam, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/ of bewerkt en/ of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid van ongeveer 188,9 gram XTC pillen, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende MDMA en/of
- een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 22.356 gram heroïne, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/ of
- een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 748,1 gram cocaïne, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde heroïne en/of cocaïne en/of MDMA een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet;
( art 10 lid 1 anf/ond a Opiumwet, art 2 ahf/ and B Opiumwet, art 2
ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij in of omstreeks de periode van 15 oktober 2022 tot en met 25 juni 2023 te
Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/ of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/ of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/ of vervoeren, en/ of
- het opzettelijk vervaardigen
van heroïne en/of cocaïne en/of MDMA, in elk geval een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde
lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/ of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/ of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/ of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij/zij, verdachte en/of zijn/haar mededader(s),
wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het
plegen van dat feit, door
versnijdingsmiddelen, te weten een mengsel van 4091,7 gram paracetamol en/of
cafeïne en/of 754,1 gram boorzuur en/of
- een drugspers en/ of een of meer stofmaskers en/ of een blender en/ of een
koffiemolen en/ of een of meer persmallen en/ of een of meer plastic zakken en/ of
een of meer teilen voorhanden te hebben;
( art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art 10a lid 1
ahf/sub 3 Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)