In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vordert eiseres, een ex-echtgenote, vervangende toestemming voor de verkoop en levering van de woning aan haar, na een echtscheiding die op 12 januari 2021 is uitgesproken. De partijen, die eerder met elkaar getrouwd zijn geweest, hebben in een echtscheidingsconvenant en een later addendum afspraken gemaakt over de verdeling van de woning en de partneralimentatie. Eiseres stelt dat gedaagde, haar ex-echtgenoot, niet meewerkt aan de uitvoering van deze afspraken, waardoor zij niet in staat is om haar aandeel in de woning over te nemen. Gedaagde betwist de geldigheid van het addendum en stelt dat de afspraken vernietigbaar zijn op grond van dwaling.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiseres in conventie toegewezen, waarbij gedaagde is veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis mee te werken aan de levering van zijn onverdeelde aandeel in de woning, onder de voorwaarde dat eiseres aantoont dat de notaris in het bezit is van bewijsstukken waaruit blijkt dat gedaagde wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek. De vorderingen in reconventie van gedaagde zijn afgewezen. De rechter oordeelt dat de afspraken in het addendum nagekomen moeten worden, en dat eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet eerder kon overnemen door omstandigheden buiten haar risicosfeer.
De uitspraak benadrukt het belang van de gemaakte afspraken in het echtscheidingsconvenant en het addendum, en bevestigt dat partijen niet verplicht zijn om in een onverdeelde gemeenschap te blijven. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.