In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Rotterdam het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om kwijtschelding van openstaande vorderingen door het UWV. Eiseres, die sinds 2015 ziek is en uitkeringen ontvangt op basis van de Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), heeft op 8 november 2022 verzocht om kwijtschelding van een bedrag van € 96.290,82. Het UWV heeft dit verzoek afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan de vereisten van de ZW en WIA, die een termijn van tien jaar voor kwijtschelding stellen. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met haar persoonlijke en financiële situatie en dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV het verzoek om kwijtschelding terecht heeft afgewezen. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet voldoet aan de termijn van tien jaar zoals gesteld in de relevante wetgeving. Daarnaast is gebleken dat eiseres, ondanks dat er een mogelijkheid was om te betalen, nooit heeft voldaan aan haar betalingsverplichtingen. De rechtbank concludeert dat het UWV in beroep toereikend heeft gemotiveerd waarom eiseres niet voor kwijtschelding in aanmerking komt, en dat het motiveringsgebrek in het bestreden besluit geen nadelige gevolgen voor eiseres heeft gehad.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt het UWV tot vergoeding van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 837,-. De uitspraak is openbaar gedaan op 14 december 2023.