ECLI:NL:RBROT:2023:11699

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
ROT 23/596
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een aanvraag voor een persoonsgebonden budget op grond van de Wet langdurige zorg

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). De aanvraag werd door het zorgkantoor afgewezen met het besluit van 11 juli 2022, en het bestreden besluit van 16 december 2022 bevestigde deze afwijzing. De rechtbank heeft de zaak op 6 december 2023 behandeld, waarbij de zorgverlener van eiseres en de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

Eiseres, die een licht verstandelijke beperking en een ontwikkelingsstoornis heeft, ontving eerder een pgb voor de inzet van gewaarborgde hulp. Echter, uit een onderzoek bleek dat de aangewezen gewaarborgde hulp niet in staat was om de volledige regie over het pgb over te nemen, wat leidde tot een verhoogd risico op belangenverstrengeling. Eiseres diende een nieuwe aanvraag in, maar het zorgkantoor weigerde deze opnieuw, omdat de gewaarborgde hulp niet geschikt werd geacht.

De rechtbank oordeelt dat het zorgkantoor terecht heeft geweigerd om het pgb toe te kennen, omdat niet voldaan was aan de voorwaarden van artikel 3.3.3 van de Wlz. De rechtbank benadrukt dat de gewaarborgde hulp een huurder is van de zorgverlener van eiseres, wat een belangenconflict met zich meebrengt. De rechtbank concludeert dat de belangen van het zorgkantoor zwaarder wegen dan die van eiseres, en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk op 14 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/596

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres,

(gemachtigde: mr. A.T. Tilburg),
en

Zorgkantoor Zuid Hollandse eilanden, verweerder,

(gemachtigde: [naam 1]).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag voor een persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 11 juli 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 16 december 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de zorgverlener van eiseres [naam 2], de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

1. Eiseres heeft een licht verstandelijke beperking en een ontwikkelingsstoornis.
In verband daarmee heeft het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) haar geïndiceerd voor zorg op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wlz. Zij ontving pgb voor het inzetten van een gewaarborgde hulp, [naam 3].
1.1.
Op 20 april 2020 is een onderzoek gestart naar de inzet van de pgb. Uit het verslag van het huisbezoek is gebleken dat de aangewezen gewaarborgde hulp niet in staat is om de volledige regie over het pgb van eiseres over te nemen, omdat hij geen volledig zicht heeft op haar geleverde zorg, en de boekhouder en zorgverlener van [naam 2] is (zorgverlener van eiseres). Hierdoor is [naam 3] betrokken bij het budget van eiseres en is het risico op belangenverstrengeling toegenomen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van deze rechtbank van 18 april 2023 (ROT 22/1 – partijen bekend).
1.2.
Aan eiseres is verzocht een ‘verklaring gewaarborgde hulp’ in te dienen. Omdat eiseres dat niet heeft gedaan, is met het besluit van 21 juni 2021 de pgb van eiseres ingetrokken.
2. Eiseres heeft opnieuw een aanvraag gedaan voor pgb op grond van de Wlz voor het aanstellen van een gewaarborgde hulp. In verband met deze aanvraag heeft een Bewust Keuze Gesprek plaatsgevonden met [naam 4].
2.1.
Met het primaire besluit van 11 juli 2022 is de aanvraag voor een pgb geweigerd, omdat de door eiseres aangewezen gewaarborgde hulp niet geschikt is. Verweerder gaat er vanuit dat [naam 4] de partner van mevrouw [naam 2] is, omdat hij zo tweemaal aan de balie is voorgesteld en hij niet heeft kunnen aantonen dat hij al vijf jaar huurder is. Zijn band met zorgverlener [naam 2] is zodanig dat er sprake is van belangenverstrengeling.
2.2.
Met het bestreden besluit is verweerder bij de afwijzing gebleven.

Standpunt eiseres

3. Eiseres voert in beroep aan dat [naam 4] wel in staat kan worden geacht om in voldoende mate in het belang van de budgethouder zijn taken als gewaarborgde hulp te vervullen. [naam 4] is huurder van de zorgverlener van eiseres en heeft geen relatie met haar. Omdat hij in dezelfde woning woont, heeft hij direct kennis van de kwaliteit van de zorg. Het lijkt dat verweerder geen enkele gewaarborgde hulp wil accepteren. Daarnaast is het onvoldoende aannemelijk dat [naam 4] niet in staat zou zijn om met voldoende afstand kritisch de beheerstaken te vervullen.

Beoordeling door de rechtbank

4. In geschil is of verweerder heeft kunnen weigeren om aan eiseres een pgb op grond van de Wlz te verstrekken.
5. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij dit besluit en maakt daar onderdeel van uit.
Het eerder niet hebben voldaan de aan de opgelegde verplichtingen van het pgb
6. Het pgb van eiseres is eerder ingetrokken omdat zij geen gewaarborgde hulp meer had. Anders dan het zorgkantoor is de rechtbank van oordeel dat de verplichting om bij bepaalde zorgprofielen een gewaarborgde hulp in te schakelen, niet aangemerkt kan worden als een verplichting zoals bedoeld in artikel 3.3.3, vijfde lid, onder a, van de Wlz. Uit de lezing van de Regeling langdurige zorg (Rlz) volgt dat het aanstellen van gewaarborgde hulp geen verplichting is, maar een uitsluitingsgrond of weigeringsgrond. [1] Er wordt immers geen pgb verleend wanneer de verzekerde krachtens zijn indicatiebesluit is aangewezen op zorgprofiel VG Besloten wonen met zeer intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering, tenzij de verzekerde beschikt over gewaarborgde hulp.
De essentie van een gewaarborgde hulp is juist dat hij of zij ervoor moet zorgen dat de aan het pgb verbonden verplichtingen worden nagekomen. In de Rlz is ook een afzonderlijke regeling opgenomen voor de intrekking van het pgb als de gewaarborgde hulp onvoldoende waarborg biedt voor het nakomen van de aan het persoonsgebonden budget verbonden verplichtingen. [2] De verplichting in bepaalde gevallen een gewaarborgde hulp in te schakelen moet daarom aangemerkt worden als een voorwaarde waaronder pgb verstrekt kan worden (verleningsgrond) en niet als een aan eiseres opgelegde verplichting. Van een situatie zoals bedoeld in artikel 3.3.3, vijfde lid, onder a, van de Wlz is hier geen sprake. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het zorgkantoor ten onrechte heeft gesteld dat het pgb moet worden geweigerd omdat eiseres zich bij de eerdere verstrekking van een pgb niet heeft gehouden aan de opgelegde verplichtingen.
Het voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 3.3.3, vierde lid, van de Wlz
7. Het zorgkantoor moet bij de aanvraag van een pgb beoordelen of de verzekerde of de gewaarborgde hulp voldoet aan de voorwaarden voor pgb-verlening als bedoeld in artikel 3.3.3, vierde lid, van de Wlz. Door voorafgaande controle hierop door het zorgkantoor wordt geborgd dat het pgb wordt besteed aan zorg waarin de Wlz voorziet. Het ligt hierbij op de weg van de aanvrager van een pgb om vooraf voldoende duidelijk te maken hoe hij het pgb gaat besteden en dat de in te kopen zorg verantwoord en van goede kwaliteit is. [3]
7.1.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de aangedragen gewaarborgde hulp onvoldoende in staat moet worden geacht de regie over het pgb op zich te nemen. Daarbij overweegt de rechtbank dat de gewaarborgde hulp een huurder is van de zorgverlener van eiseres en op hetzelfde adres als eiseres woont. Er moet een strikte scheiding zijn tussen de zorg en de pgb financiën. Ook moet de gewaarborgde hulp volstrekt partijdig in het belang van de budgethouder zijn. [naam 4] is voor zijn woonruimte afhankelijk van de zorgverlener van eiseres en verweerder gaat ervanuit dat hij als gewaarborgde hulp niet zal handelen zoals zal moeten, namelijk volstrekt partijdig in het belang van eiseres. De belangen van hemzelf als huurder en zijn belang om zijn relatie met de zorgverlener van eiseres en tevens zijn verhuurder goed te houden spelen daarbij een rol en zijn niet in het belang van eiseres. Als [naam 4] als gewaarborgde hulp zou constateren dat de zorg door de zorgverlener aan eiseres niet goed is en anders/minder zou moeten dan moet hij dat aankaarten en daar actie op ondernemen. Dat zou dan logischerwijs een negatief effect hebben op de relatie huurder-verhuurder tussen de zorgverlener en [naam 4]. Zijn woonplek zou daardoor bijvoorbeeld ook ter discussie kunnen komen te staan. Het is onaannemelijk dat [naam 4], ook omdat hij geen band met eiseres heeft, in een dergelijk geval volledig voor haar belang zou opkomen terwijl dit tegen zijn eigen belangen en dat van zijn verhuurder ingaat.
8. Uit het voorgaande volgt dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 3.3.3, vierde lid van de Wlz. Verweerder was daarom bevoegd het pgb te weigeren op grond van het vijfde lid. Overigens is verweerder ook bevoegd om op grond van artikel 5:11, tweede lid, aanhef en onder vijf, van de Rlz een pgb te weigeren als de gewaarborgde hulp onvoldoende waarborg zal bieden voor het nakomen van de aan het pgb verbonden verplichtingen.
Belangenafweging
9. Omdat het om een bevoegdheid gaat van verweerder, zal er ook een belangenafweging moeten plaatsvinden. De rechtbank is van oordeel dat de belangen die het verweerder behartigt, zwaarder wegen dan het belang van eiseres. Het zorgkantoor dient op een verantwoorde en doelmatige wijze om te gaan met de maatschappelijke middelen. Bij toekenning van het pgb zou het gaan om een bedrag van € 14.982,35. Het zorgkantoor moeten er voor zorgen dat er waarborgen zijn ingebouwd dat dit bedrag juist wordt besteed. Daarbij moet het zorgkantoor erop toezien dat er sprake is van kwalitatief verantwoorde zorg, en dat de zorg ook doelmatig wordt ingezet. Ook eiseres zelf heeft er belang bij dat er kwalitatief goede zorg wordt verleend. Het belang van eiseres dat zij met een pgb zelf kan bepalen bij wie zij zorg inkoopt weegt minder zwaar dan het maatschappelijk belang dat het zorgkantoor moet behartigen.

Conclusie en gevolgen

10. Gelet op alles wat hiervoor is overwogen zal het beroep ongegrond worden verklaard, omdat het besluit tot weigering van de gevraagde pgb op de subsidiaire grond stand houdt. Er bestaat geen aanleiding om het college te veroordelen in de proceskosten. Ook krijgt eiser het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Damen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 4:35 van de Awb bepaald dat de subsidieverlening kan worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.
Wet langdurige zorg (Wlz)
Artikel 3.3.3, leden 4 en 5
In artikel 3.3.3, vierde lid, aanhef en onder a, van de Wlz is bepaald dat – voor zover hier van belang – het pgb wordt verleend, indien naar het oordeel van het zorgkantoor met het pgb op doelmatige wijze zal worden voorzien in toereikende zorg van goede kwaliteit.
In artikel 3.3.3, vijfde lid, onder a, van de Wlz is bepaald dat het pgb wordt geweigerd als de budgethouder zich bij de eerdere verstrekking van een persoonsgebonden budget niet heeft gehouden aan de opgelegde verplichtingen.
Regeling langdurige zorg (Rlz)
Op grond van artikel 5.6. van de Rlz geldt dat tenzij de verzekerde beschikt over een gewaarborgde hulp, een persoonsgebonden budget niet wordt verleend aan een verzekerde die krachtens die zijn indicatiebesluit is aangewezen op zorgprofiel VG Besloten wonen met zeer intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering.
Op grond van artikel 5.11, tweede lid, aanhef en onder 5°, van de Rlz, gelezen in verbinding met het eerste lid van deze bepaling, kan de verlening van een pgb worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de door de verzekerde ingeschakelde gewaarborgde hulp anderszins onvoldoende waarborg zal bieden voor het nakomen van de voor de verzekerde aan het pgb verbonden verplichtingen.
Op grond van artikel 5.20, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Rlz, kan het zorgkantoor de toekenningsbeschikking intrekken met ingang van de dag waarop de verzekerde, of de derde die aan de verzekerde gewaarborgde hulp biedt, de opgelegde verplichtingen niet nakomt of niet langer voldoet aan de voorwaarden of de verleningsgrond van het pgb of aan de eisen van gewaarborgde hulp.

Voetnoten

1.Artikel 5:6 van de Rlz.
2.Artikel 5:11, tweede lid, vijfde onderdeel, van de Rlz.
3.De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 december 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2858.