ECLI:NL:RBROT:2023:11718

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
C/10/668181 / KG ZA 23-988
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de woning tussen ex-echtgenoten in kort geding met betrekking tot hypothecaire geldlening

In deze zaak, die op 13 december 2023 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee ex-echtgenoten over de verdeling van hun voormalige echtelijke woning. De ex-echtgenoten zijn in 2021 gescheiden, en de rechtbank had eerder nevenvoorzieningen getroffen met betrekking tot de verdeling van de woning en de bijbehorende hypothecaire lening. De ex-echtgenoot, eiser, heeft geprobeerd de woning over te nemen, maar de ex-echtgenote, gedaagde, weigerde haar medewerking te verlenen aan de benodigde handtekeningen voor de hypotheekovername. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beschikking van het gerechtshof Den Haag van 24 april 2023, waarin de voorwaarden voor de verdeling van de woning zijn vastgesteld, in kracht van gewijsde is gegaan. Eiser heeft aangetoond dat hij in staat is de woning te financieren en dat hij de gedaagde uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek kan ontslaan. De rechtbank oordeelt dat gedaagde haar medewerking moet verlenen aan de akte van verdeling, en dat indien zij dit niet doet, het vonnis in de plaats treedt van haar wilsverklaring. De rechtbank verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en compenseert de proceskosten tussen partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/668181 / KG ZA 23-988
Vonnis in kort geding van 13 december 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
eiser,
advocaat mr. S.M.A. de Graaff te Utrecht,
tegen
[gedaagde],
wonende op een geheim adres in de gemeente Lansingerland,
gedaagde,
advocaat mr. M.L.F.J. Schyns te Utrecht.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 november 2023
  • producties 1 tot en met 18 van [eiser]
  • akte houdende eiswijziging tevens houdende overlegging producties 19 tot en met 21
  • de conclusie van antwoord
  • de mondelinge behandeling gehouden op 29 november 2023
  • de pleitnota van [eiser].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van 10 juni 2021 van deze rechtbank is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheiding is op 5 oktober 2021 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
De rechtbank heeft in de echtscheidingsbeschikking ook nevenvoorzieningen getroffen. Onder andere is de (wijze van) verdeling van de door de echtscheiding ontbonden eenvoudige gemeenschap van de voormalige echtelijke woning aan [adres] (hierna: de woning) en de daaraan gekoppelde hypothecaire geldlening bij IQWOON Hypotheken 1 B.V. (hierna: IQWOON) bepaald. Van die beschikking is [gedaagde] in hoger beroep gekomen.
2.3.
Het gerechtshof Den Haag heeft bij beschikking van 24 april 2023 de beschikking van deze rechtbank van 10 juni 2021 op het punt van de (wijze van) verdeling van de woning en de hypotheek vernietigd en, opnieuw rechtdoende, als volgt overwogen en beslist:

5. De motivering van de beslissing
(…)
De voormalige echtelijke woning en de daaraan verbonden hypothecaire lening
5.3
De rechtbank heeft in haar beschikking van 10 juni 2021 de eenvoudige gemeenschap van partijen verdeeld en de wijze van verdeling gelast. Daarbij is de voormalige echtelijke woning van partijen aan de man toegedeeld tegen de taxatiewaarde op de peildatum 16 oktober 2020 van € 425.000,-. Voor zover het hof uit de grieven en de toelichting van de vrouw begrijpt, meent zij dat bij de toedeling van de woning aan de man niet kan worden uitgegaan van de waarde van de woning ten tijde van de taxatie en dat als peildatum de datum van de feitelijke verdeling van de woning dient te worden genomen. De man meent dat de rechtbank op de juiste gronden heeft aangesloten bij een datum in het verleden, te weten de peildatum in het taxatierapport van 16 oktober 2020. Ter zitting heeft de vrouw nog aangevoerd dat zij niet heeft ingestemd met de toedeling van de woning aan de man en dat zij meent dat er eerst nog een belangenafweging dient plaats te vinden. Nu zij echter geen grief tegen de toedeling van de woning aan de man heeft gericht, gaat het hof hieraan voorbij. Wel zal het hof de beschikking van de rechtbank vernietigen voor wat betreft de peildatum voor de waarde van de woning en in plaats daarvan in redelijkheid de datum van de feitelijke verdeling zijnde 10 juni 2021 hanteren als peildatum voor de verdeling (en toedeling) van de woning. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat de waarde van woningen, door in het bijzonder de lage rentestand en het woningtekort in Nederland, in de periode vanaf de taxatie op 16 oktober 2020, significant is gestegen en dat de vrouw ook voldoende heeft onderbouwd dat dit geldt voor de woning van partijen. Dat partijen in oktober 2020 gezamenlijk opdracht hebben gegeven tot taxatie van deze woning maakt dit niet anders. De vrouw heeft voldoende onderbouwd dat zij ten tijde van de opdracht voor deze taxatie nog geen overeenstemming hadden aan wie de woning zou worden toegedeeld en evenmin tegen welk bedrag.
(…)
5.6
De toedeling aan de man zal geschieden onder voorwaarde dat binnen drie maanden, nadat de voormelde taxatie van de woning heeft plaatsgevonden, duidelijk is dat de man de overname van het aandeel van de vrouw in de woning zal kunnen financieren en dat de vrouw zal kunnen worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid uit hoofde van de hypothecaire geldlening. De levering van de woning aan de man dient in dat geval binnen een maand, nadat de man de vrouw (binnen genoemde termijn van drie maanden) heeft bericht dat hij de woning kan overnemen, plaats te vinden.
(…)

6.De beslissing

(…)
gelast de wijze van verdeling van de woning gelegen aan [adres] en de daaraan verbonden hypothecaire lening als volgt:
(…)
deelt toe aan de man de woning aan [adres], onder de verplichting:
- de hypothecaire geldlening geheel voor zijn rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen en de vrouw te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze hypothecaire geldlening;
- de helft van de eventuele overwaarde van de woning aan [adres] onder aftrek van de gezamenlijke kosten die gemoeid zijn met de overdracht en levering van de woning aan de vrouw te vergoeden;
en dat een eventuele onderwaarde door partijen, ieder voor de helft, dient te worden gedragen;
zulks onder de voorwaarde dat de man de toedeling van de woning aan hem onder de hiervoor genoemde verplichting kan financieren;
bepaalt dat de levering van de woning aan [adres] aan de man dient plaats te vinden binnen een maand, nadat de man de vrouw (binnen de in rechtsoverweging 5.6 gemelde termijn van drie maanden) heeft bericht dat hij de woning kan overnemen;
(…)
voor het geval toedeling aan de man van de woning aan [adres] onder ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid niet binnen vier maanden na de taxatie zal zijn gerealiseerd:
deelt toe aan de vrouw de woning aan [adres], onder de verplichting:
- de hypothecaire geldlening geheel voor haar rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen en de man te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze hypothecaire geldlening;
- de helft van de eventuele overwaarde van de woning aan [adres] onder aftrek van de gezamenlijke kosten die gemoeid zijn met de overdracht en levering van de woning aan de man te vergoeden;
en dat een eventuele onderwaarde door partijen, ieder voor de helft, dient te worden gedragen;
zulks onder de voorwaarde dat de vrouw de toedeling van de woning aan haar onder de hiervoor genoemde verplichting kan financieren;
bepaalt dat de levering van. de woning aan [adres] aan de vrouw dient plaats te vinden binnen een maand, nadat de vrouw de man (binnen de in rechtsoverweging 5.9 gemelde termijn van drie maanden) heeft bericht dat zij de woning kan overnemen;
(…)
voor het geval toedeling aan de vrouw van de woning aan [adres] onder ontslag van de vrouw[de man]
uit de hoofdelijke aansprakelijkheid niet binnen vier maanden nadat duidelijk is geworden dat de man[de vrouw]
de overname van het aandeel van de vrouw[de man]
in de woning niet kan financieren zal zijn gerealiseerd:
bepaalt dat verkoop van de woning aan [adres] geschiedt binnen vier weken nadat de termijn voor notariële overdracht van het aandeel van de man in de woning aan de vrouw is verstreken (…)
(…)
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
(…)”
2.4.
De beschikking van 24 april 2023 is in kracht van gewijsde gegaan.
2.5.
[eiser] woont sinds het uiteengaan van partijen in de woning.
2.6.
De woning is overeenkomstig de instructie in de beschikking van 24 april 2023 op 26 juli 2023 getaxeerd op een waarde in het economische verkeer van € 480.000,00 per 10 juni 2021.
2.7.
Op 27 september 2023 heeft [eiser] een e-mail gestuurd aan [gedaagde]. Bij de e-mail heeft [eiser] een garantieverklaring van IQWOON gevoegd met voorbeeld hypotheekofferte. In de e-mail staat:
“Zou je het bijgevoegd document ondertekend naar mij willen toesturen?”
2.8.
Op 28 september 2023 heeft [gedaagde] als volgt op de e-mail van 27 september 2023 gereageerd:
“Dit ga ik natuurlijk niet ondertekenen. Als je wil bijlenen moet je dat op je eigen naam doen. Ik ga geen schulden aan voor jou.
Met betrekking tot de rente. Ook hier ga ik niet mee akkoord. Nu profiteer je van de lage rente die we samen hadden. Een verdeling voor jou en mij is wel bespreekbaar voor de rente.”
2.9.
Op 29 september 2023 is namens [eiser] aan de voormalige advocaat van [gedaagde] bericht dat [eiser] in staat is de woning te financieren en te bewerkstelligen dat [gedaagde] wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek. In deze e-mail staat, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“Inmiddels is bekend dat cliënt in staat is de woning over te nemen tegen de getaxeerde waarde van € 480.000,-. Hij kan voldoen aan de in beschikking van het hof geformuleerde voorwaarden: de huidige hypotheek geheel voor zijn rekening nemen met ontslag van uw cliënte uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek en uw cliënte de helft van de overwaarde voldoen.
Zoals blijkt uit bijgaande mail van de hypotheekadviseur van cliënt is voor de nieuwe financiering van cliënt nodig dat de huidige hypotheek eerst wordt omgezet. De helft van de leningdelen van de huidige hypotheek worden in duur verlengd. De maandlasten van de huidige hypotheek worden hierdoor lager, hetgeen cliënt in staat stelt om de hypotheek vervolgens te verhogen. Voor de omzetting van de huidige hypotheek is een handtekening van uw cliënte nodig op bijgaande garantieverklaring. Vervolgens kan de bank de financiering voor cliënt verhogen, waarna hij in staat zal zijn de woning over te nemen met ontslag van uw cliënte uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en uw cliënte het haar toekomende bedrag te betalen.
Cliënt heeft de garantieverklaring al aan uw cliënte toegezonden met het verzoek deze te ondertekenen, maar zij heeft aangegeven daartoe niet bereid te zijn. Zij verkeert in de veronderstelling dat zij door ondertekening van de garantieverklaring een nieuwe schuld aangaat, waartoe zij niet bereid [is]. Zoals ook blijkt uit de verklaring van de hypotheekadviseur, is geen sprake van het aangaan van nieuwe schulden; er is enkel sprake van een wijziging van de voorwaarden van de huidige hypotheek. Dat heeft verder geen gevolgen voor uw cliënte, nu zij enerzijds op dit moment niet bijdraagt in de lasten van de hypotheek en bovendien, zodra de garantieverklaring ondertekend is, de hypotheek kan worden verhoogd en volledig op naam van cliënt kan worden gezet met ontslag van uw cliënte uit de hoofdelijke aansprakelijkheid.
Zowel cliënt als ikzelf hebben met de hypotheekadviseur overlegd of dit niet op een andere manier kan worden bereikt, zonder dat de garantieverklaring door uw cliënte wordt ondertekend, maar IQWOON hanteert - helaas - nu eenmaal deze procedure en is niet bereid de overname van de woning door cliënt op een andere manier mogelijk te maken. Zonder handtekening van uw cliënte onder deze garantieverklaring kan cliënt dus niet voldoen aan de beschikking van het hof. Wilt u uw cliënte dan ook verzoeken haar handtekening te plaatsen? Cliënt dient uiterlijk 10 oktober het ondertekende formulier aan de bank te kunnen verstrekken. Graag ontvang ik dan ook het door uw cliënte ondertekende formulier
uiterlijk op 6 oktober a.s.
(…)”.
2.10.
Ook na de e-mail van 29 september 2023 van [eiser] weigerde [gedaagde] het garantieformulier te ondertekenen.
2.11.
In een e-mail van 25 oktober 2023 van mr. De Graaff aan de voormalige advocaat van [gedaagde] staat het volgende vermeld:
“(…)
Zojuist heeft cliënt van zijn hypotheekadviseur vernomen dat de medewerking van mevrouw toch niet vereist is voor de financiering. Cliënt heeft zojuist een aangepaste garantieverklaring ontvangen die hij zonder uw cliënte kan ondertekenen, hetgeen hij inmiddels heeft gedaan. Dit betekent dat er een definitieve offerte wordt uitgebracht, waarna de levering bij de notaris kan plaatsvinden.
In de beschikking van het hof van 24 april 2023 is bepaald dat de woning dient te zijn geleverd aan cliënt binnen een maand nadat hij uw cliënte heeft bericht dat hij de woning kan overnemen. Dit heeft cliënt bericht op 29 september jl., zodat de levering dient plaats te vinden uiterlijk op 29 oktober a.s. Is de levering van de woning niet binnen die termijn gerealiseerd dan komt aan uw cliënte het recht op toedeling van de woning aan haar toe, aldus de beschikking van het hof. Voornoemde termijn is gelet op de nieuwe financieringsmogelijkheid die cliënt vandaag heeft ontvangen niet haalbaar. Uw cliënte heeft immers haar, in eerste instantie vereiste, medewerking niet willen verlenen waardoor cliënt op stel en sprong een andere financieringsmogelijkheid heeft moeten onderzoeken. Per vandaag is duidelijk geworden dat een andere financieringsmogelijkheid mogelijk is en worden de stukken daartoe gereed gemaakt. Cliënt kan daarom niet gehouden worden aan de leveringstermijn van 29 oktober a.s. Hij verzoekt uw cliënte de oorspronkelijke termijn daarom met twee weken te verlengen, aldus op 13 november a.s. Kunt u mij bevestigen of uw cliënte hiermee akkoord is?”
2.12.
In een e-mail van 30 oktober 2023 van de voormalige advocaat van [gedaagde] aan mr. De Graaff staat het volgende vermeld:
“In reactie op onderstaand bericht, bericht ik u inmiddels al[s] volgt. Cliënte gaat gelet op onderstaande niet akkoord met een verlenging van de termijn waarbinnen de woning aan uw cliënt geleverd dient te worden conform de uitspraak van het hof van 24 april 2023.
Vaststaat dat de leveringstermijn waarbinnen de woning aan uw cliënt geleverd diende te worden 29 oktober 2023 was. Deze termijn is verstreken. Cliënte heeft nu het recht om te bewerkstelligen dat de toedeling van de woning aan haar wordt gerealiseerd, waarbij zij uw cliënt binnen drie maanden vanaf vandaag dient te berichten of zij de overname van het aandeel van uw cliënt in de woning zal kunnen financieren en uw cliënt uit de hoofdelijke aansprakelijkheid uit hoofde van de hypothecaire geldlening zal kunnen worden ontheven.
Cliënte wenst van dit recht gebruik te maken en bericht uw cliënt (…) zo spoedig mogelijk, doch binnen de daartoe gestelde termijn, of zij de overname van het aandeel van uw cliënt in de woning zal kunnen financieren, hetgeen naar alle waarschijnlijkheid het geval zal zijn.”
2.13.
Bij brief van 21 november 2023 heeft IQWOON, na eerder verstrekte conceptversie(s), aan [eiser] een definitieve offerte verstrekt voor verhoging van de hypotheekschuld.
2.14.
Het kantoor [notariskantoor] heeft een conceptakte van verdeling gereedliggen. Een medewerker van het kantoor [notariskantoor] heeft op 27 november 2023 aan [eiser] een uitnodiging verstuurd voor het in onderling overleg met [gedaagde] maken van een passeerafspraak. Door de advocaat van [eiser] is de advocaat van [gedaagde] hiervan verwittigd en is als datumvoorstel voor het passeren van de akte 1 december 2023 voorgesteld.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert (zakelijk weergegeven), na wijziging van eis, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
ten aanzien van de verdeling van de woning:
1. [gedaagde] te veroordelen om haar medewerking te verlenen aan de [toe]deling van de woning aan [eiser], door op eerste schriftelijke uitnodiging - waaronder begrepen e­mail - van notaris [naam] of van haar waarnemer die belast is met de verdeling van de woning, van [notariskantoor] te [plaatsnaam] of van [eiser], tussen 9:00-17:00 uur te verschijnen ten kantore van deze notaris, althans door op eerste schriftelijke uitnodiging - waaronder begrepen e-mail - van een andere door [eiser] aangezochte en in het exploot van betekening van het in deze te wijzen vonnis nader bekend te maken notaris die belast is met de verdeling van de woning of van [eiser], tussen 9:00-17:00 uur te verschijnen ten kantore van de notaris en de akte van verdeling, waarin de woning aan [eiser] wordt toegedeeld voor een waarde van € 480.000,00, te ondertekenen, dan wel een daartoe strekkende onherroepelijke en onvoorwaardelijke volmacht aan de notaris of één van de medewerkers van de notaris te ondertekenen;
primair:
2. te bepalen dat, indien [gedaagde] niet voldoet aan het onder 1. gevorderde, het in deze te wijzen vonnis in de plaats treedt van de benodigde noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring van [gedaagde] tot het tezamen met [eiser] leveren van de woning aan [eiser] en dus de medewerking van [gedaagde] aan de [toe]deling van de woning aan [eiser];
subsidiair:
3. [eiser] te machtigen om namens [gedaagde], althans namens partijen tezamen, en al dan niet onder nadere door de voorzieningenrechter te stellen voorwaarden, al datgene te mogen doen wat redelijkerwijs noodzakelijk is voor het passeren van de akte van verdeling, waarbij de woning aan [eiser] wordt geleverd voor de waarde van € 480.000,00;
meer subsidiair:
4. indien [gedaagde] niet voldoet aan het onder 1. gevorderde, haar te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 2.000,00 per dag (een gedeelte van een dag als een hele dag gerekend), tot een totaal van € 25.000,00, gedurende welke [gedaagde] na betekening van het in deze te wijzen vonnis weigerachtig is te voldoen aan deze veroordeling;
ten aanzien van de proceskosten:
5. [gedaagde] te veroordelen in de proces- en nakosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf een in goede justitie door de voorzieningenrechter te bepalen datum tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voor wat betreft de (wijze van) verdeling van de woning is in de op dat punt uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 24 april 2023 van het gerechtshof Den Haag overwogen en beslist. Die beschikking is in kracht van gewijsde gegaan en heeft tussen partijen bindende kracht. Bij de tenuitvoerlegging van die beslissing kan in beginsel worden aangenomen dat [eiser] voldoende spoedeisend belang heeft. Daarbij wordt het in zaken als deze gehanteerde uitgangspunt dat van een deelgenoot niet kan worden verlangd dat hij of zij tegen zijn of haar zin in een onverdeeldheid blijft in aanmerking genomen.
4.2.
Het gerechtshof heeft in de beschikking van 24 april 2023 bepaald dat [eiser] de woning mag overnemen, indien hij daar financieel toe in staat is en onder de voorwaarden die in de beschikking zijn genoemd. [eiser] heeft gesteld dat alles gereed is voor de overdracht van het aandeel van [gedaagde] in de woning aan hem, maar dat [gedaagde] weigert om hieraan haar medewerking te verlenen.
[gedaagde] heeft daartegenover aangevoerd dat [eiser] de in de beschikking van 24 april 2023 genoemde termijn voor toedeling van de woning aan hem niet strikt heeft gevolgd. Daarmee is volgens [gedaagde] de beurt tot overname van de woning aan haar toegevallen.
4.3.
Overwogen wordt als volgt. De beschikking van 24 april 2023 van het gerechtshof Den Haag bevat eigenlijk 2 termijnen die in de gegeven situatie tot een verschillende uitkomst leiden. Zo wordt als termijn genoemd dat de levering van de woning aan [eiser] dient plaats te vinden binnen een maand nadat [eiser] [gedaagde] heeft bericht dat hij de woning kan financieren/overnemen. Dit zou betekenen dat de woning uiterlijk op 29 oktober 2023 aan [eiser] had moeten zijn geleverd. Tevens wordt als voorwaarde voor toedeling van de woning aan [gedaagde] genoemd dat de toedeling van de woning aan [eiser] niet binnen vier maanden na de taxatie zal zijn gerealiseerd. In dat geval is de relevante datum in deze zaak 26 november 2023.
4.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze onduidelijkheid in het voordeel van [eiser] moet worden uitgelegd, in aanmerking nemende dat het gerechtshof Den Haag met haar beschikking heeft beoogd om, in het kader van de verdeling, de woning aan [eiser] toe te delen als hij in staat was om dit te financieren. Dit brengt dus mee dat de toedeling van de woning aan [eiser] uiterlijk op 26 november 2023 gerealiseerd moest zijn.
4.5.
Vast staat dat de woning niet uiterlijk op 26 november 2023 aan [eiser] is toegedeeld. De vraag is of dit tot gevolg moet hebben, zoals [gedaagde] betoogt, dat de woning nu aan haar is toebedeeld. De voorzieningenrechte beantwoordt deze vraag ontkennend. Uit de onder de feiten overgelegde correspondentie volgt dat [eiser] vanaf de taxatie op 26 juli 2023, met behulp van IQWOON heeft geprobeerd de financiering rond te krijgen en dat dit lukte mits de looptijd van de hypotheek werd verlengd. Voor deze verlenging was volgens IQWOON een door beide partijen ondertekende garantieverklaring nodig. [gedaagde] weigerde deze verklaring te ondertekenen, ondanks de verzekering van de advocaat van [eiser] en de hypotheekverstrekker dat dit geen nadelige (financiële) gevolgen voor haar zou hebben. In het licht van de weigerachtigheid van [gedaagde] is [eiser] vervolgens samen met IQWOON naar een andere oplossing op zoek gegaan. Deze is gevonden, maar hierdoor is de nodige tijd verloren gegaan. Omdat daardoor de in de beschikking genoemde termijnen in gevaar zouden kunnen komen, heeft de advocaat van [eiser] om een kort uitstel gevraagd. Dit is door [gedaagde] geweigerd. Vervolgens heeft [eiser] het alsnog zo kunnen regelen dat op 1 december 2023 de akte van de verdeling bij de notaris getekend kon worden. Hieraan heeft [gedaagde] niet meegewerkt.
4.6.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiser] er alles aan gedaan wat van hem kon worden verwacht om te bewerkstelligen dat de woning binnen de gestelde termijn aan hem kon worden toegedeeld. [eiser] heeft op 29 september 2023 doen blijken dat hij in staat was de woning te financieren, met het ontslag van [gedaagde] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid (en vergoeding aan haar van de helft van de eventuele overwaarde minus de kosten) tot gevolg. Dat is iets meer dan twee maanden na de bindende taxatie van de woning op 26 juli 2023. [eiser] heeft daarmee dus tijdig aan die termijn voldaan. Verder geldt dat niet in redelijkheid van [eiser] verwacht hoefde te worden, zoals [gedaagde] stelt, dat hij van hypotheekverstrekker had dienen te wisselen toen bleek dat IQWOON een garantieverklaring vereiste. Dat [eiser] eerst met IQWOON naar een andere oplossing is gaan zoeken, was een logische keuze, met name nu, zoals onbetwist door [eiser] is gesteld, IQWOON al jaren de hypotheekverstrekker van partijen was. [gedaagde] stelt ook dat er veel tijd verloren is gegaan tussen de datum van taxatie en de hypotheekofferte en dat dit aan (de aanpak van) [eiser] te wijten is. De voorzieningenrechter volgt [gedaagde] hierin niet. Niet ongewoon is immers dat hypotheektrajecten lang kunnen duren, terwijl het tijdsverloop tevens kan worden verklaard door de in het algemeen zakelijk rustiger zomervakantieperiode.
Tegenover de inspanningen van [eiser] om alles tijdig te regelen staat de weigering van [gedaagde] om de garantieverklaring te tekenen en de weigering van [gedaagde] om [eiser] een uitstel te verlenen. [gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat zij deze verklaring niet wilde ondertekenen met het oog op haar privacy, nu zij hiermee ook toestemming aan IQWOON zou geven om onderzoek naar haar financiële situatie te doen. Daargelaten of van [gedaagde] kon worden verwacht dat zij de garantieverklaring zou ondertekenen, lag het in de gegeven omstandigheden in ieder geval op haar weg om mee te werken aan de door [eiser] gevraagde korte termijnverlenging voor toedeling. De door [gedaagde] opgegeven redenen voor haar weigering om mee te werken aan uitstel, naar de voorzieningenrechter begrijpt omdat zij net als [eiser] wilde profiteren van de huidige hypotheekvoorwaarden/rentestand dan wel omdat zij op enigerlei wijze compensatie wenste voor de achterstalligheid van [eiser] in de betaling van de kinderalimentatie, kunnen haar weigering niet rechtvaardigen. Het kan niet zo zijn dat deze onterechte weigerachtige houding van [gedaagde] wordt beloond met de mogelijkheid van toedeling van de woning aan haar.
4.7.
In het licht van de hiervoor genoemde omstandigheden, waarbij tevens een rol speelt dat de termijnoverschrijding zeer beperkt te achten is, is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde] alsnog haar medewerking dient te verlenen aan het verlijden van de akte van verdeling en levering bij de notaris. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat de inhoud van die akte het domein is van de notaris, tot wie partijen zich dienen te richten als zij het niet eens zijn met de tekst van de akte.
Het onder 1 gevorderde is toewijsbaar. Voor het geval [gedaagde] haar medewerking niet verleent, wordt het primair gevorderde onder 2 toegewezen. Die vordering vat de voorzieningenrechter op als een vordering op grond van artikel 3:300 lid 1 BW. Wanneer [gedaagde] weigert haar medewerking te verlenen aan de ondertekening van de akte van verdeling, wordt bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de wilsverklaring en/of handtekening van [gedaagde] in de zin van artikel 3:300 lid 1 BW.
4.8.
De voorzieningenrechter ziet geen reden om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. [eiser] heeft voldoende gesteld om de slotsom te rechtvaardigen dat hij belang heeft bij de directe tenuitvoerlegging van dit vonnis.
4.9.
In procedures tussen ex-echtgenoten is het uitgangspunt dat de proceskosten gecompenseerd worden, in die zin dat beiden de eigen kosten dragen. Onder bijzondere omstandigheden kan in dergelijke procedures toch reden zijn voor een proceskostenveroordeling, wanneer de een de ander bewust heeft genoodzaakt om een procedure aanhangig te maken of wanneer de een de ander nodeloos in rechte heeft betrokken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn dergelijke bijzondere omstandigheden hier (nog) niet aan de orde. [gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld, maar niet kan worden geoordeeld dat zij zich zodanig obstructief heeft opgesteld dat zij [eiser] bewust heeft genoodzaakt om haar in rechte te betrekken. De door [eiser] gevraagde proceskostenveroordeling wordt afgewezen. De proceskosten in deze zaak worden tussen partijen gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om haar medewerking te verlenen aan de toedeling van de woning aan [adres], aan [eiser], door op eerste schriftelijke uitnodiging - waaronder begrepen e­mail - van notaris [naam] of van haar waarnemer die belast is met de verdeling van de woning, van [notariskantoor] te [plaatsnaam] of van [eiser], tussen 9:00-17:00 uur te verschijnen ten kantore van deze notaris, en de akte van verdeling, waarin de woning aan [eiser] wordt toegedeeld voor een waarde van € 480.000,00, te ondertekenen, dan wel een daartoe strekkende onherroepelijke en onvoorwaardelijke volmacht aan de notaris of één van de medewerkers van de notaris te ondertekenen,
5.2.
bepaalt dat, indien [gedaagde] niet voldoet aan de veroordeling onder 5.1 dit vonnis in de plaats treedt van de benodigde noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring van [gedaagde] die nodig is tot het tezamen met [eiser] leveren van de woning aan [eiser],
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Koekebakker en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2023. 1734/1582