ECLI:NL:RBROT:2023:11744

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
C/10/660658 / HA ZA 23-541
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot verwijzing naar de kantonrechter in een civiele procedure met verknochte vorderingen

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 29 november 2023 een vonnis gewezen in een incident tot verwijzing naar de kantonrechter. De eiseres, UNSWORTH TRANSPORT INTERNATIONAL FORWARDING B.V. (UTI), heeft een incident ingediend op basis van artikel 220 Rv, waarbij zij verzocht om verwijzing van de zaak naar de kantonrechter. Dit verzoek is gedaan omdat er een connexiteit bestaat met een bij de kantonrechter aanhangige zaak, waarin dezelfde feiten en vorderingen aan de orde zijn. UTI heeft conservatoir beslag gelegd op bescheiden en vordert inzage in deze bescheiden op grond van artikel 843a Rv. De gedaagde, CONTAINER & CO B.V., heeft geen bezwaar gemaakt tegen de verwijzing, maar heeft wel voorwaarden gesteld aan de wijze van verwijzing. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verwijzing terecht is gevorderd, omdat er sprake is van verknochte vorderingen en dat het doel van artikel 220 Rv is om tegenstrijdige beslissingen te voorkomen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak is verwezen naar de kantonrechter in de stand waarin deze zich bevindt, en partijen zijn erop gewezen dat zij niet hoeven te verschijnen op de rolzitting van de kantonrechter.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/660658 / HA ZA 23-541
Vonnis in incident van 29 november 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UNSWORTH TRANSPORT INTERNATIONAL FORWARDING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident ex artikel 220 Rv en ex artikel 843a Rv,
verweerster in het incident tot aanhouding,
verweerster in de eis in reconventie in het incident ex artikel 843a Rv,
advocaat mr. J.L. van Schouten te Amstelveen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CONTAINER & CO B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
gedaagde in het incident ex artikel 220 Rv en ex artikel 843a Rv,
eiseres in het incident tot aanhouding,
eiseres in de eis in reconventie in het incident ex artikel 843a Rv,
advocaat mr. M.H. Gardien te Rotterdam.
Partijen zullen hierna UTI en Container & Co genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 juni 2023, met incidentele vorderingen ex artikel 220 Rv en ex artikel 843a Rv;
  • de akte houdende overlegging producties van UTI;
  • de conclusie van antwoord in het incident ex artikel 220 Rv en ex artikel 843a Rv, tevens eis in reconventie in het incident ex artikel 843a Rv en tevens incident tot aanhouding, met producties;
  • de conclusie van repliek in conventie in het artikel 843a Rv incident, met producties;
  • de conclusie van dupliek in het incident ex artikel 843a Rv, met productie.
1.2.
Bij e-mailbericht van 18 september 2023 heeft de rolrechter aan partijen bericht dat een mondelinge behandeling zou worden bepaald in het artikel 843a Rv-incident. In het emailbericht van 29 september 2023 is de rolrechter hierop teruggekomen, omdat eerst op de door UTI gevorderde verwijzing naar de kantonrechter beslist moet worden. De zaak is daarom verwezen naar de rol van 25 oktober 2023 voor het wijzen van vonnis in het incident tot verwijzing. De datum van het vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
Volgens UTI handelt Container & Co onrechtmatig door te profiteren van de nietnakoming door vijf ex-werknemers van UTI (waaronder de bestuurder van Container & Co, [naam]) van voor hen geldende relatiebedingen en door te profiteren van het onrechtmatig handelen van de vijf ex-werknemers. UTI heeft daarom conservatoir (derden)beslag gelegd op diverse bescheiden. UTI vordert – samengevat weergegeven – in de dagvaarding dat zij op grond van artikel 843a Rv inzage krijgt in de bescheiden waarop het beslag is gelegd en dat Container & Co wordt veroordeeld om aan haar boetes/schade te betalen op te maken bij staat. In het incident tot verwijzing vordert UTI dat de zaak wordt verwezen naar de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam. Op dit incident zal in dit vonnis beslist worden.
2.2.
Aan de incidentele vordering legt UTI ten grondslag dat zij gelijktijdig met het uitbrengen van de dagvaarding in deze procedure de vijf ex-werknemers van UTI heeft gedagvaard voor de kantonrechter, omdat de kantonrechter op grond van de artikelen 93 sub c en 94 Rv bevoegd is om van de tegen de ex-werknemers ingestelde vorderingen kennis te nemen. De tegen de ex-werknemers ingestelde vorderingen zijn gebaseerd op hetzelfde feitencomplex en betreffen daarnaast ook een vordering tot inzage in de bescheiden waarop het beslag is gelegd. Volgens UTI is de zaak tegen Container & Co daarom (volledig) verknocht met de bij de kantonrechter aanhangig gemaakte zaak.
2.3.
Container & Co maakt vanwege de connexiteit tussen onderhavige procedure en de kantonprocedure geen bezwaar tegen de verwijzing, maar wil wel dat de zaak wordt verwezen in de stand voorafgaand aan het antwoord in incident ex artikel 843a Rv, zodat alle gedaagden de mogelijkheid krijgen om gelijktijdig te concluderen. Ook wil Container & Co dat UTI dan bij de kantonrechter een verzoek indient tot samenvoeging van de kantonprocedures.
2.4.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Het verwijzingsverzoek is tijdig ingesteld, omdat het in de inleidende dagvaarding staat (artikel 220 lid 2 Rv). Artikel 220 lid 1 Rv bepaalt dat een incidentele vordering tot verwijzing kan worden ingesteld in zaken die reeds bij een andere gewone rechter van gelijke rang aanhangig zijn gemaakt tussen dezelfde partijen over hetzelfde onderwerp, of in geval de zaak verknocht is aan een zaak die reeds bij een andere gewone rechter van gelijke rang aanhangig is. Verwijzing is ook mogelijk indien één van de zaken bij de kantonrechter in behandeling is en de andere niet.
Van verknochtheid is sprake als de feitelijke of juridische geschilpunten in de ene zaak identiek zijn aan die in de andere zaak, dan wel dat zij daarmee zodanige samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken wenselijk is.
2.5.
Partijen zijn het er over eens dat sprake is van verknochtheid tussen de onderhavige zaak en de bij de kantonrechter van deze rechtbank aanhangige zaak. In beide zaken is immers sprake van hetzelfde feitencomplex en beide zaken betreffen dezelfde vorderingen, waaronder een ingestelde vordering op grond van artikel 843a Rv met betrekking tot hetzelfde beslag.
2.6.
Omdat verwijzing wordt gevorderd naar de kantonrechter en in die zaak sprake is van een aardvordering (artikel 93 onder c Rv) geldt op grond van artikel 220 lid 5 Rv niet het vereiste dat alleen kan worden verwezen naar de rechter waar de zaak reeds aanhangig is gemaakt. Het feit dat de dagvaardingen in deze zaak en in de kantonzaak van dezelfde datum zijn, staat daarom niet aan de verwijzing in de weg.
2.7.
Op grond van het voorgaande is er voldoende grond om de incidentele vordering tot verwijzing toe te wijzen. De voorwaarden die Container & Co aan de verwijzing heeft verbonden maken dit niet anders. De verwijzing impliceert al dat de zaken gevoegd worden, zodat UTI niet meer het verzoek hoeft te doen bij de kantonrechter tot samenvoeging van de zaken. Dat het niet meer mogelijk is om de zaken in dezelfde stand te verwijzen, wat Container & Co wil, maakt niet dat het verzoek moet worden afgewezen. Het doel van artikel 220 Rv is immers dat dubbel werk en tegenstrijdige beslissingen worden voorkomen. Het is aan de kantonrechter om ervoor te zorgen dat alle partijen in dezelfde positie komen te verkeren. Daarover oordeelt de rechtbank niet in dit incident. Het verwijzingsverzoek zal daarom worden toegewezen.
2.8.
De zaak wordt verwezen naar de kantonrechter in de stand waarin deze zich bevindt. Dit betekent dat het aan de kantonrechter is om te beslissen op het incidentele aanhoudingsverzoek van Container & Co om het hoger beroep van het opheffingskortgeding af te wachten.
2.9.
Omdat het zaaknummer van de kantonzaak niet in de inleidende dagvaarding en andere stukken stond, heeft de rechtbank dit zaaknummer ambtshalve opgevraagd bij de kantonrechter. Dit zaaknummer is: 10573640 CV EXPL 23-18110. Hiertegen bestaat geen bezwaar nu het informatie betreft van administratiefrechtelijke aard en in dit vonnis duidelijk moet zijn met welke zaak de onderhavige zaak moet worden gevoegd.
2.10.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst de incidentele vordering tot verwijzing toe;
3.2.
compenseert de proceskosten in het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
3.3.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de
rolzitting van de kantonrechtervan deze rechtbank, locatie Rotterdam, op
donderdag 7 december 2023, 13:30 uur;
3.4.
stelt vast dat de onderhavige zaak van rechtswege is gevoegd met de bij de kantonrechter aanhangige zaak met het zaaknummer 10573640 CV EXPL 23-18110;
3.5.
wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren;
3.6.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen;
3.7.
wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge art. 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2023.
3120/3455