Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[eiser 1],
[eiser 2],
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, hebben eisers, wonende te Papendrecht, een kort geding aangespannen om een executoriaal beslag dat op 14 januari 2005 op hun woning was gelegd, waardeloos te verklaren. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J. van der Duijn Schouten, stelden dat de maatschap die het beslag had gelegd inmiddels was ontbonden en dat de deurwaarder het dossier had vernietigd. De mondelinge behandeling vond plaats op 11 december 2023, waarbij de gedaagde niet verschenen was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eisers een spoedeisend belang hadden bij hun vordering, ondanks dat de vraag rijst of deze vordering zich leent voor toewijzing in kort geding. De voorzieningenrechter concludeerde dat het voeren van een bodemprocedure te lang zou duren en dat het onwaarschijnlijk was dat de rechtbank in een bodemprocedure tot een andere beslissing zou komen. Het executoriale beslag was gelegd op verzoek van een in 2009 ontbonden maatschap, waarvan de maten in 2013 en 2019 ook waren opgehouden te bestaan. De voorzieningenrechter verklaarde het beslag waardeloos en wees de vordering tot machtiging tot doorhaling af, omdat eisers daar geen belang bij hadden. Het vonnis werd uitgesproken op 12 december 2023.