ECLI:NL:RBROT:2023:118

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 januari 2023
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
10/247542-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van uitvoer en vervoer van verdovende middelen met vrijspraak voor medeplegen

Op 12 januari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 27 september 2022 werd aangehouden voor het vervoeren en uitvoeren van bijna twee kilogram cocaïne. De verdachte werd staande gehouden op de A16 en in de kofferbak van zijn auto werd een verborgen ruimte met cocaïne aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de verdovende middelen en dat hij opzet had op de uitvoer en het vervoer ervan. De verdediging stelde dat de verdachte geen wetenschap had van de drugs, maar de rechtbank achtte deze lezing ongeloofwaardig. De verdachte werd vrijgesproken van het medeplegen, omdat er onvoldoende bewijs was voor nauwe en bewuste samenwerking met anderen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde de in beslag genomen auto onttrokken aan het verkeer. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de bijdrage van de verdachte aan de internationale drugshandel.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/247542-22
Datum uitspraak: 12 januari 2023
Tegenspraak (art. 279 lid 2 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] ,
raadsvrouw mr. H. Yilmaz, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 december 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van verlengde uitvoer van cocaïne en het medeplegen van vervoeren of aanwezig hebben van cocaïne;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
In het dossier zijn onvoldoende wettig en overtuigende bewijsmiddelen aanwezig waaruit blijkt dat de verdachte als medepleger is betrokken bij de uitvoer en het vervoer van verdovende middelen. Het opzet daartoe ontbreekt aangezien de verdachte geen wetenschap had van de verborgen ruimte in de personenauto, laat staan dat hij wist dat zich daarin verdovende middelen bevonden. Die auto behoorde bovendien niet toe aan de verdachte maar aan een ander, zodat hij - nu ook de wetenschap ontbreekt - geen beschikkingsmacht had over die verdovende middelen. Het enkele ophalen door de verdachte van een personenauto in Nederland voor een ander tegen een kleine vergoeding, leidt niet tot een bijdrage van zodanig gewicht aan de strafbare feiten dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Het ten laste gelegde is daarom niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.1.2.
Beoordeling
Vaststaande feiten
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 27 september 2022 reed de verdachte in een personenauto voorzien van een exportkenteken op de rijksweg A16 ter hoogte van Zwijndrecht in zuidelijke richting. De verdachte kreeg van de verbalisanten een volgteken en werd bij de afrit ter hoogte van Dordrecht staande gehouden voor een controle. Deze vond plaats in het kader van de Wegenverkeerswet. De personenauto werd met toestemming van de verdachte met behulp van een drugshond doorzocht. In de kofferbak werd vervolgens een verborgen ruimte aangetroffen met daarin twee pakketten met cocaïne. Hierop is de verdachte aangehouden. Uit onderzoek van deze pakketten bleek het te gaan om cocaïne, met een gewicht van bijna twee kilogram.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht de lezing van de verdachte dat hij op de dag van zijn aanhouding de personenauto in Nederland had opgehaald voor een ander en dat hij geen wetenschap had van de verborgen ruimte met verdovende middelen, ongeloofwaardig. Het is de verdachte geweest die het voertuig op 14 september 2022 heeft aangemeld voor export vanuit Nederland. Vanaf 15 september 2022 is met hetzelfde voertuig met hetzelfde exportkenteken een aantal keren op en neer gereden tussen België en Rotterdam. De verdachte heeft wisselende en niet verifieerbare verklaringen afgelegd bij de politie en de rechter-commissaris omtrent de reden van de rit naar Nederland op
27 september 2022, de locatie waar hij de personenauto heeft opgehaald en in wiens opdracht hij dit heeft gedaan. Het is bovendien onaannemelijk dat de verdachte een personenauto heeft opgehaald voor een ander, met daarin een grote hoeveelheid drugs met een aanzienlijke straatwaarde zonder dat hij daarvan weet. Het risico voor die onbekend gebleven derde is immers dat de verdachte de drugs kwijtraakt, zelf verkoopt of naar de politie brengt. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan het door de verdachte geschetste alternatieve scenario. De rechtbank komt tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over de verdovende middelen in de verborgen ruimte in de personenauto en dat hij daarmee onderweg was naar België. Daarmee heeft de verdachte opzet gehad op het uitvoeren en het vervoeren van de verdovende middelen.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank verwerpt de verweren met uitzondering van het verweer ten aanzien van het onderdeel medeplegen. In het dossier ontbreekt voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte bij het hem ten laste gelegde nauw en bewust heeft samengewerkt met een ander. De verdachte zal derhalve voor dit onderdeel worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
op 27 september 2022, te Dordrecht en/of Zwijndrecht, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 1998 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, , immers heeft hij verdachte (woonachtig in België) die hoeveelheid cocaïne aanwezig gehad in een verborgen ruimtein een voertuig welke door/voor verdachte is aangekocht in Nederland en is hij, verdachte vervolgens met dit voertuig voorzien van Nederlandse export kentekenplaten)) richting België gereden;
2.
hij
op 27 september 2022, te Dordrecht en/of Zwijndrecht, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1998 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de eendaadse samenloop van
1.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de (verlengde) uitvoer van verdovende middelen. Hij heeft in een personenauto bijna twee kilogram cocaïne aanwezig gehad en was daarmee onderweg naar België. Gebruik van harddrugs is verslavend en is indirect de oorzaak van vele vormen van (georganiseerde) criminaliteit. De verdachte heeft met zijn handelen een bijdrage geleverd aan het faciliteren en het in stand houden van internationale drugshandel en daarmee samenhangende sociaal maatschappelijke problemen. De verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Hij heeft zich kennelijk laten leiden door eigen financieel gewin. Hiertegen dient streng te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en op straffen die in soortgelijke zaken doorgaans worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht een deel van de voorgenomen gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding. De verdachte heeft bij de politie of de rechter-commissaris geen inzicht gegeven in zijn drijfveren. Ter zitting is hier evenmin helderheid over verkregen. De rechtbank kan daarom geen rekening houden met persoonlijke omstandigheden van de verdachte die eventueel in strafverminderende zin zouden kunnen meewegen. Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

De in beslag genomen personenauto Renault Clio [kenteken01] zal, zoals door de officier van justitie is gevorderd, worden onttrokken aan het verkeer. De bewezen feiten zijn met behulp van voornoemd voorwerp begaan.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b, 36c en 55 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig (24) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart onttrokken aan het verkeer de personenauto met kenteken [kenteken02] (Omschrijving: [plaats01] , Zwart, merk: Renault, chassisnr: [nummer01] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. A.M. Zwaneveld en F.J.E. van Rossum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 12 januari 2023.
De voorzitter /oudste rechter /jongste rechter /griffier is /zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

12..Bijlage I

tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij, op of omstreeks 27 september 2022, te Dordrecht en/of Zwijndrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 1998 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft hij verdachte (woonachtig in België) die hoeveelheid cocaïne aanwezig gehad (in een verborgen ruimte, althans verborgen) in een voertuig welke door/voor verdachte is aangekocht in Nederland en/of is hij, verdachte (vervolgens) met dit voertuig (voorzien van Nederlandse export kentekenpla(a)t(en)) richting België gereden;
2.
hij op of omstreeks 27 september 2022 te Dordrecht en/of Zwijndrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1998 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.