ECLI:NL:RBROT:2023:11814

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
10030436 CV EXPL 22-23390
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake telefoonspoofing en bankrekening

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, staat de vraag centraal of de bankrekening met het nummer [iban_nummer01] op 2 september 2021 op naam van gedaagde stond. Eiser, [eiser01], stelt dat er op die datum met behulp van telefoonspoofing een bedrag van € 3.125,00 van zijn rekening is overgemaakt naar de bankrekening van gedaagde. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis van 28 juli 2023 aangegeven dat hij partijen wilde horen over deze kwestie en heeft daarbij vragen geformuleerd die tijdens de zitting beantwoord moesten worden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 november 2023 waren beide partijen aanwezig, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde van ARAG SE en gedaagde door zijn advocaat, mr. R. Scheltes. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat eiser voorshands heeft bewezen dat de bankrekening op naam van gedaagde stond, op basis van informatie van de KNAB Bank. Deze bank heeft bevestigd dat bij het openen van de rekening een identificatieprocedure is doorlopen, waarbij onder andere een ID-bewijs en een selfie zijn vergeleken.

Gedaagde is toegelaten tot het leveren van tegenbewijs, wat betekent dat hij de mogelijkheid heeft om aan te tonen dat de bankrekening niet op zijn naam stond. De kantonrechter heeft een rolzitting gepland op 16 januari 2024, waar gedaagde moet aangeven op welke wijze hij het tegenbewijs wil leveren. De verdere beslissing in deze zaak is aangehouden, en de kantonrechter heeft benadrukt dat gedaagde zelf verantwoordelijk is voor de oproeping van eventuele getuigen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10030436 CV EXPL 22-23390
datum uitspraak: 15 december 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: [gemachtigde01] , medewerkster van ARAG SE,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R. Scheltes, advocaat te Rotterdam.
Partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de tussenvonnissen van 2 december 2022 en 28 juli 2023 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de akte uitlating van [eiser01] , met bijlagen;
  • de brief van 11 oktober 2023 van [gedaagde01] , met een bijlage.
1.2.
Op 14 november 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was [eiser01] aanwezig, bijgestaan door mevrouw [naam01] namens zijn gemachtigde. Verder was [gedaagde01] aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde.

2.De verdere beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
Het draait in deze zaak om de vraag of de bankrekening met bankrekeningnummer [iban_nummer01] op 2 september 2021 al dan niet op naam van [gedaagde01] stond. [eiser01] stelt namelijk dat op die datum met gebruikmaking van telefoonspoofing - onder meer - een bedrag van € 3.125,00 van zijn bankrekening is overgemaakt naar de bankrekening met het bankrekeningnummer [iban_nummer01] en dat die bankrekening destijds op naam van [gedaagde01] stond. In het tussenvonnis van 28 juli 2023 heeft de kantonrechter geschreven dat hij partijen tijdens een zitting over de zaak wil spreken. Daarbij heeft de kantonrechter direct een aantal vragen geformuleerd, waar hij op de zitting een antwoord op wilde krijgen.
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat de bankrekening met bankrekeningnummer [iban_nummer01] op 2 september 2021 op naam van [gedaagde01] stond
2.2.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter - onder meer - vermeld dat hij van partijen wil weten of het mogelijk is dat een onbekende derde een bankrekening op naam van [gedaagde01] bij de KNAB Bank heeft geopend en die bankrekening vervolgens heeft gebruikt voor de telefoonspoofing van 2 september 2021. In reactie daarop heeft [eiser01] in zijn akte uitlating geschreven dat hij deze vraag aan de KNAB Bank heeft gesteld en die heeft hem het volgende medegedeeld:

Bij het openen van de rekening dient de klant zijn/haar ID-bewijs te overleggen, zodat daarvan een NFC-scan kan worden gemaakt. Tevens dient de klant een selfie te maken van zijn gezicht. Deze afbeeldingen worden dan naast elkaar gelegd en vergeleken. In de bijlage ziet u het resultaat daarvan. Daaruit kunt u concluderen dat het hier om dezelfde persoon gaat. Daarnaast moet de nieuwe klant ook een 1-cent identificatie-transactie uitvoeren vanaf de rekening die de klant reeds in zijn bezit heeft. Vervolgens wordt dan de tenaamstelling van deze rekening vergeleken met de tenaamstelling op het ID-bewijs van de klant. Ook deze check is akkoord bevonden (op rekeningnummer [iban_nummer02] t.n.v. [gedaagde01] ). Derhalve menen wij dat de rekening daadwerkelijk door dhr. [gedaagde01] is geopend”.
2.3.
Het is aan [eiser01] om de feiten waar hij zijn vordering op baseert te stellen en, bij voldoende gemotiveerde betwisting, te bewijzen. Daarom is het ook in beginsel aan [eiser01] om, gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde01] , te bewijzen dat de bankrekening met bankrekeningnummer [iban_nummer01] op 2 september 2021 op naam van [gedaagde01] stond. De kantonrechter is echter gelet op de hierboven geciteerde e-mail van de KNAB Bank voorshands van oordeel dat [eiser01] dat inmiddels genoegzaam heeft bewezen. De kantonrechter heeft daarbij ook acht geslagen op de foto’s van de hierboven genoemde identificatie, die door de KNAB Bank aan [eiser01] zijn toegestuurd. Eén van die foto’s betreft een foto die - zo heeft [gedaagde01] tijdens de zitting verklaard - hetzelfde is als de foto op het ID-bewijs van [gedaagde01] , al is de foto op het ID-bewijs van [gedaagde01] wel zwart-wit. De andere foto betreft een selfie van [gedaagde01] , waarvan [gedaagde01] tijdens de zitting heeft gezegd dat hij degene is die op die foto staat afgebeeld.
[gedaagde01] wordt toegelaten tot het leveren van tegenbewijs
2.4.
[gedaagde01] wordt overeenkomstig zijn uitdrukkelijke aanbod toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. De kantonrechter verwijst de zaak daartoe naar de hierna genoemde rolzitting.
2.5.
Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium van de procedure aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
laat [gedaagde01] toe tot het leveren van tegenbewijs van de voorshands bewezen geachte stelling dat de bankrekening met bankrekeningnummer [iban_nummer01] op 2 september 2021 op zijn naam stond;
3.2.
bepaalt dat:
- [gedaagde01] op de rolzitting van
dinsdag 16 januari 2024 om 11:30 uurbij de te nemen akte in de gelegenheid is om mede te delen of en, zo ja, op welke wijze hij het tegenbewijs wil leveren;
- en indien hij dit tegenbewijs schriftelijk wil leveren hij bij die gelegenheid de op het bewijsthema betrekking hebbende stukken direct in het geding moet brengen;
- en indien hij dit tegenbewijs wil leveren door het doen horen van getuigen hij bij akte opgave moet doen van het aantal en de personalia van de door hem voor te brengen getuigen en van de verhinderdata van alle betrokkenen voor de maanden februari tot en met april 2024, zodat vervolgens een datum voor het getuigenverhoor kan worden bepaald;
3.3.
wijst [gedaagde01] erop dat namen en woonplaatsen van eventueel voor te brengen getuigen tenminste zeven dagen vóór het te houden getuigenverhoor schriftelijk aan de kantonrechter en de wederpartij moeten worden aangezegd;
3.4.
bepaalt dat [gedaagde01] te zijner tijd zelf zorg moet dragen voor behoorlijke oproeping van de eventueel voor te brengen getuigen;
3.5.
bepaalt dat het eventuele getuigenverhoor zal worden gehouden in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100/125 in Rotterdam ten overstaan van de hierna genoemde kantonrechter;
3.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
38671