In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is op 15 december 2023 een tussenvonnis uitgesproken in een huurgeschil tussen [persoon01] en Acre B.V. [persoon01] is de eiser in conventie en verweerder in reconventie, terwijl Acre B.V. de gedaagde in conventie en eiseres in reconventie is. De zaak betreft de vraag of een door de Huurcommissie geconstateerd gebrek in de woning van [persoon01] is hersteld. De kantonrechter heeft eerder, in een tussenvonnis van 29 september 2023, overwogen dat er een deskundigenonderzoek nodig is om deze vraag te beantwoorden. Beide partijen hebben hun standpunten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht en de benoeming van deskundigen naar voren gebracht.
[persoon01] heeft verzocht om de Huurcommissie in te schakelen om de situatie ter plaatse te beoordelen, terwijl Acre bezwaar heeft gemaakt tegen de benoeming van de Huurcommissie als deskundige. Acre heeft aangegeven geen vertrouwen te hebben in de Huurcommissie en heeft verzocht om een andere deskundige te benoemen. De kantonrechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het van belang is om duidelijkheid te krijgen over de herstelstatus van het gebrek en dat de wet een toegankelijke en kostenefficiënte procedure biedt voor zowel huurder als verhuurder om hierover een oordeel te krijgen.
De kantonrechter heeft Acre in de gelegenheid gesteld om een procedure bij de Huurcommissie te starten op grond van artikel 16 lid 4 Uhw in verbinding met artikel 12 lid 5 Uhw. Tevens is Acre bevolen om een afschrift van de uitspraak van de Huurcommissie in het geding te brengen. De zaak is verwezen naar een rolzitting waar Acre kan aangeven of zij de procedure bij de Huurcommissie zal starten. De kantonrechter heeft verder aangegeven dat de bezwaren van Acre tegen de Huurcommissie onvoldoende zijn om een andere beslissing te rechtvaardigen. De verdere beslissing is aangehouden.