ECLI:NL:RBROT:2023:11919

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
ROT 22/5172
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting door heffingsambtenaar

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedaan op 14 december 2023, is het beroep van eiseres tegen de naheffingsaanslag in de parkeerbelasting gegrond verklaard. Eiseres had op 23 augustus 2022 een naheffingsaanslag ontvangen van de heffingsambtenaar van de gemeente Schiedam, omdat haar auto op 9 augustus 2022 om 09:26 uur geparkeerd stond zonder dat aan de betaalplicht was voldaan. Eiseres betwistte de naheffingsaanslag en stelde dat haar partner de parkeerbelasting om 09:26 uur had betaald, en dat de auto om 09:08 uur was gebruikt voor laden en lossen. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat de auto onafgebroken op de locatie geparkeerd stond vanaf 09:08 uur. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag onterecht was opgelegd, omdat de betaling van de parkeerbelasting tijdig was gedaan. De rechtbank vernietigde de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag, en bepaalde dat de heffingsambtenaar het griffierecht en de proceskosten aan eiseres moest vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/5172

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres

(gemachtigde: [naam 1]),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Schiedam

(gemachtigde: [naam 2]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 20 september 2022.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan eiseres op 23 augustus 2022 een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van eiseres deelgenomen. De heffingsambtenaar heeft zich afgemeld voor de zitting.

Feiten

2. Op 9 augustus 2022 om 09:26 uur heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat de auto van eiseres (kenteken [kenteken]) geparkeerd stond op het Achtererf in Schiedam zonder dat er aan de betaalplicht is voldaan.
3. De heffingsambtenaar heeft eiseres bij beschikking van 23 augustus 2022 een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen opgelegd. De naheffingsaanslag beloopt in totaal € 68,-, bestaande uit € 2,80 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 65,20 aan kosten naheffing.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht aan eiseres is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is de naheffingsaanslag terecht aan eiseres opgelegd?
6. Eiseres betoogt dat de naheffingsaanslag onterecht is opgelegd. De auto werd gebruikt door de partner van eiseres (hierna: de bestuurder). Hij heeft de parkeerbelasting om 09:26 uur betaald. Dit blijkt uit het betaalbewijs in het dossier. De auto heeft om 09:08 uur op de betreffende locatie gestaan om goederen te laden en lossen. Daarna is de bestuurder weggereden van de parkeerplaats en kort voor 09:26 uur teruggekomen om daar opnieuw te parkeren.
6.1.
De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd omdat eiseres al vanaf 09:08 op de betreffende locatie geparkeerd stond. Het laden en lossen op dat tijdstip blijkt niet uit de foto’s in het HAS-rapport.
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is de naheffingsaanslag onterecht aan eiseres opgelegd. De heffingsambtenaar heeft niet aannemelijk gemaakt dat de auto van eiseres vanaf 09:08 uur onafgebroken op de betreffende locatie geparkeerd stond. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat de verklaring van de bestuurder dat hij na 09:08 uur is weggereden, onjuist is. Of de bestuurder om 09:08 uur aan het laden en lossen was, is niet van belang voor de vraag of de naheffingsaanslag van 09:26 uur terecht is opgelegd. De scanauto heeft de auto van eiseres om 09:26 uur geregistreerd. Uit het betaalbewijs volgt dat de betaling is binnengekomen om 09:28 uur. Een belastingplichtige moet een, afhankelijk van de omstandigheden, redelijke tijd worden gegund voor het verrichten van uitvoeringshandelingen tot het voldoen van de parkeerbelasting. [1] Uitgaande van de verklaring van de bestuurder dat hij kort voor 09:26 uur heeft geparkeerd, heeft de bestuurder een redelijke tijd genomen voor het verrichten van uitvoeringshandelingen tot het voldoen van de parkeerbelasting. Omdat de bestuurder de parkeerbelasting heeft voldaan, mocht de heffingsambtenaar geen naheffingsaanslag opleggen voor de parkeeractie om 09:26 uur. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond, omdat de uitspraak op bezwaar in strijd is met artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Dit betekent dat de naheffingsaanslag onterecht is opgelegd. De rechtbank vernietigt daarom de uitspraak op bezwaar. De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zelf een beslissing en bepaalt dat de naheffingsaanslag wordt vernietigd.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 296,-. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. Eiseres heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. Omdat de zaak een licht gewicht heeft, is op de waarde de factor 0,5 toegepast. [2] De vergoeding bedraagt dan in totaal € 985,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de bestreden uitspraak op bezwaar;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 985,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.J. Veth, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Den Haag waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Den Haag vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Hof Den Haag 1 juli 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:1898.
2.Hof Den Haag 11 november 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:2131.