ECLI:NL:RBROT:2023:11925

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
ROT 22/6095
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een naheffingsaanslag parkeerbelasting en de hoorplicht in bestuursrechtelijke procedures

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 14 december 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam beoordeeld. Eiseres had op 25 oktober 2022 een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen ontvangen, welke zij betwistte. De rechtbank behandelt de vraag of de hoorplicht is geschonden en of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De rechtbank concludeert dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat eiseres in haar eerste bezwaarschrift geen verzoek om te worden gehoord heeft gedaan. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de uitspraak op bezwaar op 17 november 2022 correct heeft bekendgemaakt, waardoor de bezwaarperiode was afgesloten. Eiseres had op 30 november 2022 geen recht meer om een bezwaarschrift in te dienen.

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Eiseres betoogde dat haar auto was aangemeld via een bezoekersparkeervergunning, maar de rechtbank stelt vast dat de voorwaarden van de vergunning duidelijk waren en dat de vergunning niet geldig was tijdens winkeltijden op de Nieuwe Binnenweg. Het ontbreken van een waarschuwing in de parkeerapp leidt niet tot de conclusie dat de voorwaarden van de vergunning gewijzigd waren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres de naheffingsaanslag moet betalen en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/6095

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres

(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam

(gemachtigden: [naam 1] en [naam 2]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 1 december 2022.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan eiseres op 25 oktober 2022 een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van de heffingsambtenaar deelgenomen. Namens eiseres heeft
mr. A. Khadri, kantoorgenoot van gemachtigde, deelgenomen.

Feiten

2. Op 3 oktober 2022 om 09:43 uur heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat de auto van eiseres (kenteken [kenteken]) geparkeerd stond aan de Nieuwe Binnenweg in Rotterdam zonder dat er aan de betaalplicht was voldaan.
3. De heffingsambtenaar heeft eiseres bij beschikking van 25 oktober 2022 een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen opgelegd. De naheffingsaanslag beloopt in totaal € 70,76 bestaande uit € 4,26 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten naheffing.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of de hoorplicht is geschonden en of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft de heffingsambtenaar de hoorplicht geschonden?
6. Eiseres betoogt dat de heffingsambtenaar de hoorplicht heeft geschonden. In het (tweede) bezwaarschrift van 30 november 2022 wordt door eiseres verzocht om te worden gehoord. Dit is niet gebeurd.
6.1.
Op grond van artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) wordt een belanghebbende, in afwijking van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gehoord op zijn verzoek.
6.2.
Op grond van artikel 3:40 van de Awb treedt een besluit in werking na bekendmaking hiervan. Dit geschiedt op grond van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb bij beschikkingen door toezending of uitreiking hiervan.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar de hoorplicht niet heeft geschonden. In het eerste bezwaarschrift van 19 oktober 2022 heeft eiseres niet verzocht te worden gehoord. Het tweede bezwaarschrift is op 30 november 2022 per e-mail en op 2 december 2022 per post door de heffingsambtenaar ontvangen. Dit bezwaarschrift is door de heffingsambtenaar als beroepschrift doorgestuurd naar deze rechtbank op grond van artikel 6:15, tweede lid, van de Awb. Naar het oordeel van de rechtbank is dit terecht gebeurd. De uitspraak op bezwaar is op 17 november 2022 door de heffingsambtenaar bekendgemaakt aan eiseres door toezending hiervan. Na de bekendmaking is de bezwaarfase afgesloten. Ter zitting heeft de heffingsambtenaar de verzendadministratie laten zien. Eiseres heeft aangegeven dat hieruit duidelijk blijkt dat de verzending van de uitspraak op bezwaar op 17 november 2022 heeft plaatsgevonden. Nu de uitspraak op bezwaar op 17 november 2022 is bekendgemaakt en daarmee in werking is getreden, kon eiseres op 30 november 2022 geen bezwaarschrift meer indienen. Het verzoek om te worden gehoord is dan ook niet in de bezwaarperiode gedaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de naheffingsaanslag terecht aan eiseres opgelegd?
7. Eiseres betoogt dat de naheffingsaanslag onterecht is opgelegd, omdat haar auto was aangemeld via een bezoekersparkeervergunning. Uit de parkeerapp blijkt niet dat de vergunning niet geldig is op de Nieuwe Binnenweg tijdens winkeltijden.
7.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Het is niet duidelijk of eiseres zelf de parkeervergunninghouder is, of dat de vergunninghouder ten behoeve van eiseres een parkeeractie is gestart in de parkeerapp. Voor de uitkomst maakt dat niet uit. Als eiseres niet de vergunninghouder is, komt het voor haar risico dat zij heeft vertrouwd op het handelen van de vergunninghouder.
7.2.
Van parkeren met een vergunning is alleen sprake als wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder de vergunning is verleend. [1] De heffingsambtenaar heeft de bezoekersparkeervergunning en de voorwaarden daarvan schriftelijk bekendgemaakt aan de vergunninghouder. Een van die voorwaarden is dat tijdens winkeltijden op de Nieuwe Binnenweg geen gebruik kan worden gemaakt van de vergunning. Vanaf het moment van bekendmaking golden de voorwaarden van de vergunning. Dat de vergunninghouder de voorwaarden destijds niet goed heeft gelezen of inmiddels (deels) is vergeten, blijft voor zijn of haar eigen risico. [2] Dat de parkeerapp geen waarschuwing bevatte dat de vergunning op die parkeerplaats niet geldig was tijdens winkeltijden, leidt niet tot een andere conclusie. De heffingsambtenaar was niet verplicht die waarschuwing in de app op te (laten) nemen, omdat de voorwaarden van de vergunning al op de voorgeschreven wijze bekend waren gemaakt. Uit het ontbreken van de waarschuwing mocht eiseres, althans de vergunninghouder, niet afleiden dat de voorwaarden van de vergunning kennelijk waren gewijzigd. Toen eiseres tijdens winkeltijden parkeerde op de Nieuwe Binnenweg, was de vergunning niet geldig en had zij parkeerbelasting moeten betalen. Dat heeft zij niet gedaan. De heffingsambtenaar heeft de naheffingsaanslag daarom terecht opgelegd. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres de naheffingsaanslag moet betalen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.J. Veth, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Den Haag waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Den Haag vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.HR 17 december 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA3336.
2.Hof Amsterdam 29 oktober 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:3829.